Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
2.De standpunten
€ 5.000, – aan de boedel te betalen. Volgens de rechter-commissaris had schuldenaar, gelet op de hoogte van de schadevergoeding, al zijn schuldeisers volledig kunnen voldoen. Het handelen van schuldenaar rechtvaardigt naar zijn oordeel tussentijdse beëindiging van de regeling op grond van artikel 350, derde lid, aanhef en onder e, Faillissementswet (Fw).
3.De beoordeling
€ 144.000,00 niet aan de bewindvoerder te melden. Gelet op het moment van ontvangst - kort na toelating tot de schuldsaneringsregeling - had van schuldenaar mogen worden verwacht dat hij direct contact had opgenomen met de bewindvoerder om te overleggen hoe met dit bedrag moest worden omgegaan. Door dit na te laten en het bedrag zonder toestemming aan te wenden voor privébetalingen en overboekingen aan zijn kinderen, heeft schuldenaar de boedel benadeeld. Daarnaast heeft schuldenaar in strijd met zijn verplichtingen nagelaten het bedrag aan de boedel af te dragen. Dat schuldenaar zich daarbij heeft laten informeren door derden doet aan zijn eigen verantwoordelijkheid binnen de WSNP niet af. Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenaar niet te verwijten zijn, is dan ook onvoldoende aannemelijk geworden. Herstel van deze tekortkomingen is bovendien niet mogelijk, nu schuldenaar stelt dat het geld volledig is besteed en slechts € 5.000,00 kan worden terugbetaald. Daarmee ontbreekt elk zicht op herstel van de benadeling van de schuldeisers. Onder deze omstandigheden is sprake van zodanige tekortkomingen in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, dat tussentijdse beëindiging op grond van artikel 350, derde lid, aanhef en onder e, Fw gerechtvaardigd is.