ECLI:NL:RBROT:2025:10908

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
ROT 25/31
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring op grond van medische noodzaak door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

Op 15 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, die een urgentieverklaring voor andere woonruimte had aangevraagd op de grond van medische noodzaak, en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring, maar deze was afgewezen door het college op basis van een medisch advies dat stelde dat zij niet binnen drie maanden een andere woning nodig had. Eiseres voerde verschillende beroepsgronden aan tegen deze afwijzing, maar de rechtbank oordeelde dat het college de aanvraag terecht had afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de medische adviezen, hoewel summier, op zorgvuldige wijze tot stand waren gekomen en dat er geen rechtsregel was die het college verplichtte om een andere arts in te schakelen voor het bezwaar. Eiseres kreeg geen gelijk en het beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank benadrukte dat de situatie van eiseres op het moment van het besluit bepalend was en dat nieuwe ontwikkelingen niet in de beoordeling konden worden meegenomen. Eiseres kreeg geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/31

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2025 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I. Car),
en

Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. S. Duinhouwer).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres. Eiseres heeft een urgentieverklaring voor andere woonruimte aangevraagd op de urgentiegrond 'medische noodzaak'. Zij voert tegen de weigering van de urgentieverklaring een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen
.Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring op grond van medische noodzaak. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 20 augustus 2024 (het primaire besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 december 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 3 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres woont aan de [adres] te Rotterdam. Dit is een portiekwoning op de eerste etage, bereikbaar via een trap. Zij heeft op 29 februari 2024 een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van een urgentieverklaring op grond van de urgentiegrond ‘medische noodzaak’. Zij wil graag een gelijkvloerse woning, bereikbaar via een lift. Eiseres heeft in haar aanvraag toegelicht dat zij pijnklachten ervaart die zich uiten als pijnscheuten wanneer zij beweegt. Ook heeft zij astma waardoor zij ademhalingsklachten ervaart en snel buiten adem is.
4. Het college heeft een onafhankelijk medisch advies gevraagd bij het Team Sociaal Medische advisering (SMA). Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat uit het advies van de medisch adviseur van SMA ( [persoon A] , Arts Maatschappij en Gezondheid, de arts) van 19 augustus 2024 volgt dat dat eiseres niet binnen drie maanden een andere woning nodig heeft vanwege haar medische problematiek. Eiseres is fysiek in staat om de trappen naar haar woning te lopen, zij heeft weliswaar matig ernstige luchtwegklachten maar er is geen luchtwegallergie vastgesteld en nog geen nadere diagnostiek naar de beperkingen aan het bewegingsapparaat uitgevoerd. Er is volgens het college niet voldaan aan het vereiste van artikel 5.1., aanhef en onder b, van Bijlage 1 bij de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2024. [1]
5. Het college heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing gehandhaafd. Hieraan heeft het college een aanvullend advies van de arts van 12 december 2024 ten grondslag gelegd. Uit dit advies volgt dat de in bezwaar verschafte informatie (waaronder overgelegde medische informatie) geen aanleiding geeft het eerdere advies te herzien. Uit de informatie blijkt niet dat sprake is van een positieve test op allergie en dat de luchtwegaandoening dermate vergevorderd is dat eiseres de trappen naar haar woning niet kan lopen. Ook de nieuwe, andere aandoening is niet dermate ernstig aanwezig dat eiseres niet de trappen naar de woning kan lopen. Voor die nieuwe aandoening zijn hulpmiddelen voorliggend, die eiseres ook aangemeten heeft gekregen. Voor verschillende aandoeningen die eiseres heeft geldt dat tegen bewegen (lopen en traplopen) geen medisch bezwaar bestaat.
6. Eiseres heeft op 2 januari 2025 om een voorlopige voorziening verzocht bij deze rechtbank. Het verzoek is voor de zitting van de voorzieningenrechter ingetrokken.
Toetsingskader
7. De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft het college de afwijzing mogen baseren op het medisch advies van de arts?
8. Eiseres voert aan dat het college haar medische klachten onvoldoende heeft onderkend. Haar klachten nemen alleen maar toe en het is niet langer verantwoord om in haar huidige woning te verblijven. Eiseres voert ter zitting nog aan dat het college in de bezwaarfase een andere arts om advies had moeten vragen. Eiseres stelt daarbij dat een arts nooit zijn eigen advies zal aanpassen bij een heroverweging.
8.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaronder de uitspraak van 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:416, volgt dat een bestuursorgaan op het advies van een deskundige mag afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan.
8.2.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar beroepsgronden. De uitgebrachte adviezen zijn weliswaar summier, maar in het medisch advies van 19 augustus 2024 en het aanvullende advies van 12 december 2024 heeft de arts op concrete en begrijpelijke wijze uiteengezet hoe de adviezen tot stand zijn gekomen, welke omstandigheden en stukken zijn meegewogen en hoe zij tot de conclusies is gekomen. Niet gesteld of gebleken is dat de arts niet alle relevante informatie heeft betrokken. De conclusies van de arts zijn voldoende inzichtelijk. Zo heeft de arts in het aanvullende advies toegelicht dat een positieve test op allergenen dan wel een bepaalde mate van ernst van de aandoeningen noodzakelijk is voor een positief advies. Verder merkt de arts op dat eiseres medicatie krijgt die passend is bij een matig ernstige aandoening. De conclusie van de arts dat de luchtwegaandoening van eiseres niet dermate gevorderd is dat eiseres de trappen naar haar woning niet kan lopen, is mede gebaseerd op het in bezwaar overgelegde functie-onderzoek. Eenzelfde conclusie geldt volgens de arts voor de nieuwe aandoening, waarvoor eiseres voorliggende hulpmiddelen aangemeten heeft gekregen. [2] Voor meerdere klachten geeft de arts aan dat er geen medisch bezwaar bestaat tegen bewegen. Eiseres heeft in beroep onvoldoende concrete aanknopingspunten naar voren gebracht om twijfel te doen ontstaan over de adviezen van de arts. Zij heeft ook geen medische stukken overgelegd om de inhoud ervan te betwisten. De enkele omstandigheid dat het advies voorafgaand aan het primaire besluit en het aanvullende advies voorafgaand aan het bestreden besluit door dezelfde arts zijn opgesteld, maakt nog niet dat het aanvullende advies niet aan de vereisten voldoet. [3] Er is geen rechtsregel die het college ertoe verplicht om in bezwaar een andere arts in te schakelen dan de arts die heeft geadviseerd in de primaire fase. Eiseres heeft ook geen concrete aanknopingspunten aangevoerd die erop wijzen dat bij het aanvullende advies geen onafhankelijke beoordeling heeft plaatsgevonden door de arts. Het college mocht dan ook uitgaan van het medische advies en het aanvullende advies van de arts en op basis daarvan aannemen dat er geen medische noodzaak tot verhuizen aanwezig was.
8.3.
Eiseres heeft nog aangevoerd dat haar klachten alleen maar toenemen. De rechtbank kan met nieuwe ontwikkelingen, zoals een verslechtering van de gezondheidssituatie van eiseres sinds het bestreden besluit is genomen, echter geen rekening houden omdat het besluit moet worden getoetst naar de situatie ten tijde van het nemen van het besluit. Indien eiseres meent dat zij inmiddels wel voldoet aan de urgentiegrond ‘medische noodzaak’, kan zij een nieuwe aanvraag indienen, onderbouwd met recente medische stukken.

Conclusie en gevolgen

9. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020

Artikel 2.3.8. Voorrang voor bezitters van een urgentie- of herhuisvestingsverklaring
1. Een huishouden dat wegens een persoonlijke noodsituatie of wegens sloop of ingrijpende verbetering van zijn woonruimte een (andere) woonruimte nodig heeft en geen gebruik kan maken van een voorliggende voorziening, kan in aanmerking komen voor een urgentieverklaring, dan wel een herhuisvestingsverklaring.
2. In Bijlage I bij deze verordening is aangegeven:
a. door wie, bij wie en de wijze waarop de in het vorige lid bedoelde verklaringen kunnen worden aangevraagd,
b. door wie en de gronden waarop deze verklaringen worden verstrekt,
c. de inhoud van deze verklaringen en
d. de gevolgen die deze verklaringen hebben voor de positie op de woningmarkt van de bezitter ervan.

Bijlage I bij de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020

Artikel 5.1. Medische noodzaak
De in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond doet zich voor als de aanvrager of een lid van zijn of haar huishouden:
a. thans rechtmatig zelfstandige woonruimte bewoont; en,
b. bekend is met medische problematiek, welke tot gevolg heeft dat de huidige zelfstandige woonruimte in ernstige mate duurzaam ongeschikt is voor bewoning door het huishouden van aanvrager.

Voetnoten

1.In deze bepaling staat dat er sprake moet zijn van medische problematiek die tot gevolg heeft dat de huidige zelfstandige woonruimte in ernstige mate duurzaam ongeschikt is voor bewoning door het huishouden van aanvrager.
2.Uit de onderliggende stukken blijkt dat die aandoening oedeem in de benen betreft, waarvoor eiseres steunkousen aangemeten heeft gekregen.
3.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:422.