Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2025 in de zaak tussen
[eiser 1] en [eiser 2], uit Heerjansdam, eisers
het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht, verweerder
Inleiding
Totstandkoming van het bestreden besluit
Het bestreden besluit
Beoordeling door de rechtbank
29 november 2024 zal de rechtbank in de beoordeling meenemen, evenals de door eisers ingediende aanvullende reacties.
22 juli 2022 al overwogen dat er nooit een formele aanvraag tot legalisatie van de schuur/berging is ingediend. Wat eisers in deze procedure naar voren hebben gebracht, maakt het niet aannemelijk dat er wel degelijk een aanvraag tot legalisatie van de schuur/berging moet zijn dan wel dat dit na de periode waar voornoemde uitspraak op ziet alsnog is gebeurd. Uit het hierboven genoemde e-mailbericht van 28 oktober 2019 komt naar voren dat besproken is om de revisietekeningen te voegen bij de verleende omgevingsvergunning. Los van de vraag of hiermee de juiste procedure is gevolgd, lijkt dit een verklaring voor het ontbreken van een revisieaanvraag voor de schuur/berging. Ook in het verslag van de vergadering van de welstandscommissie van 18 maart 2020 staan in de kolom ‘omschrijving aanvraag’ revisietekeningen genoemd, terwijl uit het welstandsadvies van 9 april 2020 blijkt dat de revisietekeningen zijn getoetst. Hieruit kan niet worden afgeleid dat er daarnaast een aanvraag(formulier) is. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat er meer correspondentie moet zijn ten aanzien van vergunningaanvragen. De speculaties daarover van eisers zijn daarvoor onvoldoende.
.Deze uitspraak wordt gedaan op 10 september 2025. Dat betekent dat de redelijke termijn in dit geval is overschreden met 39 maanden.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart de beroepen niet ontvankelijk voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit van 6 juli 2022;
- draagt het college op om binnen zes weken opnieuw op eisers bezwaarschriften te beslissen;
- bepaalt dat het college het door eisers betaalde griffierecht van in totaal € 368,- vergoedt;
- veroordeelt het college tot betaling van de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 53,52;
- veroordeelt het college tot het betalen van een schadevergoeding van € 3.500,- wegens overschrijding van de redelijke termijn.