ECLI:NL:RBROT:2025:10987

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
83-029313-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van gewoontewitwassen met gevangenisstraf en procesafspraken

Op 27 augustus 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in 1984 en ingeschreven op een adres in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.A. van der Horst. Tijdens de zitting werd de gewijzigde tenlastelegging besproken, die was aangepast op verzoek van de officieren van justitie, mrs. R.P. Zwarts en M. Altena. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meer dan vijf jaar betrokken was bij het witwassen van aanzienlijke geldbedragen, waarvan hij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijven. De verdachte had geen andere legale inkomsten dan een UWV-uitkering en toeslagen, en hij heeft crimineel geld contant opgenomen van bankrekeningen die aan medeverdachten waren gelieerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met procesafspraken die waren gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte, waarbij de rechtbank niet betrokken was. De verdachte heeft afstand gedaan van alle in beslag genomen voorwerpen. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de gemaakte procesafspraken in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De uitspraak benadrukt de impact van witwassen op de legale economie en de integriteit van het financiële verkeer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83-029313-25
Datum uitspraak: 27 augustus 2025
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1984,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. R.A. van der Horst, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 augustus 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officieren van justitie, mrs. R.P. Zwarts en M. Altena (hierna: officier van justitie), is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Procesafspraken

Het Openbaar Ministerie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, hebben procesafspraken gemaakt over de afdoening van de strafzaak en de ontnemingsprocedure. De rechtbank is niet betrokken geweest bij de (totstandkoming van de) procesafspraken. De procesafspraken zijn vastgelegd in een overeenkomst die door de verdachte, zijn raadsman en de officier van justitie is ondertekend op 11 juni 2025. Voorafgaand aan de zitting heeft de officier van justitie de overeenkomst aan de rechtbank verstrekt.

4.Bewezenverklaring

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd overeenkomstig de procesafspraken. Hij heeft de bewezenverklaring gevorderd van het ten laste gelegde.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft overeenkomstig de procesafspraken geen bewijsverweren gevoerd.
4.3.
Bewezenverklaring
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist, worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen. Nu de verdediging geen (bewijs)verweren heeft gevoerd, zal het ten laste gelegde feit zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten
laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in
de periode vanof omstreeks1 januari 2020 tot en met 10 maart 2025, te Ede, Veenendaal, Oosterbeek en Amsterdam,
althans in Nederland,althans in het Verenigd Koninkrijk tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans allen,meermalen,
althans eenmaal,(van)
een of meerdere voorwerpen en/ofgeldbedrag
(en
), althans een geldbedrag, te weten:
- € 512.473,61 ( girale overboeking naar [verdachte] ) en
/of
- € 966.910 ( contante opnames door [verdachte] ) en
/of
- € 75.000 ( contant geld tijdens doorzoeking woning)
-
de werkelijke aard,de herkomst
, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/ofheeft verhuld, dan wel
-
heeft verborgen en/ofheeft verhuld wie de rechthebbende
(n
)op
dat /die voorwerp
(en
)
was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den), dan wel;
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad,
heeft overgedragen,heeft omgezet, en/of – gebruik heeft gemaakt terwijl hij
/zij, verdachte, wist dat
dat/die voorwerp
(en
)– onmiddellijk of middellijk – afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van gewoontewitwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Procesafspraken
De rechtbank heeft tijdens de zitting met de verdachte de procesafspraken besproken die hij en zijn raadsman met de officier van justitie zijn overeengekomen. Daarbij zijn de vrijwilligheid van de procesafspraken, de bewustheid van de verdachte ten aanzien van de (inhoud van de) procesafspraken en de (mogelijke) gevolgen van de procesafspraken aan de orde gesteld. Volgens beide partijen heeft ten behoeve van het opstellen van de procesafspraken uitvoerig overleg plaatsgevonden. De rechtbank is geen partij bij de procesafspraken en is niet gehouden tot naleving daarvan.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte weloverwogen en vrijwillig ingestemd met de procesafspraken en is hij zich bewust van de inhoud van de gemaakte afspraken, de procedure en de (mogelijke) gevolgen daarvan. Ook overigens is sprake van een eerlijk proces en voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) stelt.
7.3.
Eis van de officier van justitie en standpunt van de verdediging
De officier van justitie heeft overeenkomstig de gemaakte procesafspraken gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft overeenkomstig de gemaakte procesafspraken geen strafmaatverweren gevoerd.
7.4.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim vijf jaar schuldig gemaakt aan witwassen. Hij heeft forse geldbedragen voorhanden gehad waarvan hij wist dat die van misdrijf afkomstig waren. Hij heeft crimineel geld contant opgenomen van de zakelijke bankrekeningen die aan de medeverdachte gelieerd waren. Daarnaast heeft de verdachte crimineel geld ontvangen op zijn bankrekening en is een groot contant geldbedrag aangetroffen tijdens de doorzoeking in zijn woning. De verdachte had in deze periode geen andere legale inkomsten dan een UWV-uitkering en huur- en zorgtoeslag. De verdachte heeft van het witwassen een gewoonte gemaakt en is enkel gestopt door interventie van de opsporingsdiensten.
Door zijn handelen heeft de verdachte opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie en de fiscus onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst verschaft. Dit vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het reguliere handels- en betalingsverkeer wordt hierdoor ondermijnd. Verder wordt door witwassen het plegen van criminele activiteiten vergemakkelijkt, bevorderd en in stand gehouden.
7.5.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 12 juni 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De verdachte heeft tijdens de zitting toegelicht dat zijn voorarrest zijn gezondheid enorm heeft aangetast. Door zijn detentie kon hij in het eerste jaar niet goed worden behandeld voor een in augustus 2024 opgelopen hersenbloeding. Daarom is de verwachting dat hij deels invalide zal blijven.
7.6.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het
opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft
de rechtbank gekeken naar de gemaakte procesafspraken, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De in de procesafspraken overeengekomen straf doet in voldoende mate recht aan de ernst van het feit en is, mede gelet op de omstandigheid dat is gekozen voor het maken van procesafspraken, een redelijke straf voor deze verdachte. De rechtbank weegt daarbij mee dat in het kader van de procesafspraken afspraken zijn gemaakt over het financieel voordeel dat de verdachte heeft behaald met het bewezen feit (waarover de rechtbank een afzonderlijke beslissing zal nemen). Ook is er rekening mee gehouden dat de verdachte afstand doet van alle goederen die bij hem in beslag zijn genomen. De procesafspraken doen daarmee ook recht aan de belangen van de maatschappij.
De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de op te leggen gevangenisstraf.
Alles afwegend, acht de rechtbank de door partijen overeengekomen straf in dit geval
passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.In beslag genomen voorwerpen

Ter zitting heeft de verdachte bevestigd dat hij afstand doet van alle onder hem in beslag genomen voorwerpen zoals vermeld op de overgelegde lijst. Dit brengt met zich dat er geen beslag meer ligt waarover de rechtbank een beslissing moet nemen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft de voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst, op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. J.F. Koekebakker en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.H. Karakus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks 1 januari 2020 tot en met 10 maart 2025, te Ede, Veenendaal, Oosterbeek en Amsterdam, althans in Nederland, althans in het Verenigd Koninkrijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans allen, meermalen, althans eenmaal, (van) een of meerdere voorwerpen en/of geldbedrag(en), althans een geldbedrag, te weten:
- € 512.473,61 ( girale overboeking naar [verdachte] ) en/of
- € 966.910 ( contante opnames door [verdachte] ) en/of
- € 75.000 ( contant geld tijdens doorzoeking woning)
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en)
was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den), dan wel;
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of – gebruik heeft gemaakt
terwijl hij/zij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.