ECLI:NL:RBROT:2025:10991

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
10/019767-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel en verzoek tot opheffing

Op 25 augustus 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1993 en gedetineerd in een penitentiaire inrichting, had eerder een ISD-maatregel opgelegd gekregen voor de duur van twee jaar. Op 18 juni 2025 werd er een verzoek ingediend voor een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van voortzetting van deze maatregel. De rechtbank ontving op 4 augustus 2025 een verklaring over de stand van de uitvoering van het verblijfsplan van de veroordeelde, die eerder in een andere penitentiaire inrichting verbleef.

Tijdens de openbare zitting op 11 augustus 2025 was de veroordeelde niet aanwezig, wat werd toegeschreven aan een vechtpartij met medewerkers van de inrichting. De raadsman van de veroordeelde, mr. M.I. L’Ghdas, was wel aanwezig en pleitte voor een termijn van drie maanden voor de terugkeer van de veroordeelde naar zijn land van herkomst, met de eis dat de ISD-maatregel beëindigd zou worden als dit niet zou lukken. De officier van justitie, mr. P.L. van Montfoort, stelde dat voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk was.

De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel moest worden voortgezet, omdat de doelen van de maatregel, zoals beveiliging van de maatschappij en beëindiging van recidive, nog niet waren bereikt. De veroordeelde had een geschiedenis van problematiek en delictgedrag en er waren geen aanwijzingen dat hij zijn leven positief wilde veranderen. De rechtbank wees het verzoek tot beëindiging van de maatregel af en besloot dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voortgezet moest worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/019767-24
Datum uitspraak: 25 augustus 2025
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van een onderzoek als bedoeld in artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde] , veroordeelde,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1993,
gedetineerd in de [penitentiaire inrichting 1] ,
raadsman mr. M.I. L’Ghdas, advocaat te Amsterdam.

1.Inleiding

Bij vonnis van deze rechtbank van 5 juni 2024 is aan de veroordeelde opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.

2.Procesverloop

Op 18 juni 2025 heeft de griffie van de rechtbank een verzoek als bedoeld in artikel 6:6:14, eerste lid, Sv ontvangen. Het verzoek is namens de veroordeelde gedaan en strekt tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.
Op 4 augustus 2025 is een verklaring omtrent de stand van de uitvoering van het verblijfsplan van de veroordeelde opgemaakt door de plaatsvervangend vestigingsdirecteur en de casemanager van de [penitentiaire inrichting 2] . De veroordeelde verbleef hier van 23 juli 2024 tot 27 maart 2025.
De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 11 augustus 2025.
De veroordeelde is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Door de [penitentiaire inrichting 1] , waar de veroordeelde op dit moment verblijft, is als reden van zijn afwezigheid aangevoerd dat de veroordeelde zou hebben gevochten met medewerkers van DV&O.
De veroordeelde heeft geen afstandsverklaring willen tekenen.
De raadsman van de veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat hij uitdrukkelijk gemachtigd is door de veroordeelde. De raadsman en de officier van justitie, mr. P.L. van Montfoort, zijn ter zitting gehoord.
De getuige, als senior casemanager ISD verbonden aan de [penitentiaire inrichting 2] , is vanwege een verkeersongeval niet ter zitting verschenen.

3.Standpunten van partijen

De officier van justitie acht voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk.
De raadsman heeft verzocht om een termijn te stellen van drie maanden waarbinnen de terugkeer naar het land van herkomst gerealiseerd moet zijn. Indien repatriëring niet is gelukt binnen de voorgestelde termijn van drie maanden, dient de ISD-maatregel te worden beëindigd. Zo blijft er enige druk staan op de begeleiding van de veroordeelde bij zijn terugkeer naar [geboorteland] .
De raadsman heeft in dit verband aangevoerd dat er momenteel niets gebeurt, terwijl alles gericht moet zijn op de terugkeer van de veroordeelde naar zijn land van herkomst. De veroordeelde zou inmiddels over een kopie van zijn paspoort beschikken, waardoor de afgifte van een
laissez-passereen kwestie van tijd moet zijn. Hij wil niets liever dan meewerken aan zijn terugkeer, maar is van mening dat alles in zijn schoenen wordt geschoven. Hij vindt het onrechtvaardig om de volledige ISD ‘kaal’ uit te zitten met als gevolg dat hij ofwel op straat ofwel in vreemdelingendetentie belandt. Op dit moment zit de veroordeelde gedetineerd in [penitentiaire inrichting 1] , dat is geen ISD-instelling.

4.Beoordeling

De rechtbank is op grond van het rapport tussentijdse toetsing tenuitvoerlegging ISD-maatregel van 5 augustus 2025 en hetgeen op de zitting is besproken van oordeel dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is.
Vooropgesteld wordt dat de ISD-maatregel op grond van artikel 38m, tweede lid, Wetboek van Strafrecht (Sr) strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte. Die aan de maatregel verbonden doelen zijn in dit geval nog niet bereikt. De veroordeelde kampt met brede problematiek op de meeste leefgebieden. Hij zwerft al 15 jaar door Europa en heeft een verleden in onder andere het plegen van vermogensdelicten om in zijn verslaving te kunnen voorzien. Daarnaast heeft de veroordeelde de status van ongewenst vreemdeling in Nederland, waardoor hij hier geen stabiel leven kan opbouwen. In zijn geval maakt repatriëring naar het land van herkomst daarom onderdeel uit van de ISD-maatregel. Uit het rapport van de [penitentiaire inrichting 2] blijkt dat onzeker is of zijn terugkeer binnen korte termijn kan worden gerealiseerd. De Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) is afhankelijk van de [buitenlandse] autoriteiten voor de verstrekking van de inmiddels toegezegde
laissez-passer.Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, blijkt uit het rapport niet van (de wens tot) medewerking door de veroordeelde aan zijn terugkeer naar [geboorteland] .
Bij een voortijdige beëindiging van de maatregel bestaat de vrees dat de veroordeelde terugvalt in zijn oude gedrag, waaronder delictgedrag, om in zijn levensonderhoud en/of (eventueel) andere behoeften te kunnen voorzien. Immers, er zijn geen indicaties die erop wijzen dat de veroordeelde zijn leven in positieve zin wil wijzigen en de veroordeelde heeft sinds het opleggen van de ISD-maatregel juist meermalen ongewenst en gewelddadig gedrag vertoond. Dit maakt voortzetting van de maatregel op dit moment noodzakelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er overigens geen aanwijzingen dat de PI niet of onvoldoende onderneemt om de aan de ISD-maatregel verbonden doelen te realiseren. Ook is niet gebleken van andere omstandigheden of dermate anders functioneren door de veroordeelde dat daardoor geen noodzaak meer zou bestaan voor voortzetting van de maatregel. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat zij in het kader van deze procedure geen beslissing neemt ten aanzien van de termijn waarbinnen terugkeer naar het land van herkomst door de DT&V dient te worden gerealiseerd. Uit het rapport van de PI blijkt bovendien dat men in afwachting is van een
laissez-passervan de [buitenlandse] autoriteiten.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders; de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt voortgezet.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. E.M. Rocha en S.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2025.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.