ECLI:NL:RBROT:2025:11014

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
10/206006-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Veroordeling voor verkrachting van een minderjarige met onvoorwaardelijke jeugddetentie en werkstraf

Op 17 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2009, die beschuldigd werd van verkrachting van een zevenjarig slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 63 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 60 uren. De zaak kwam aan het licht na een incident op 15 augustus 2023, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer 1], verklaarde dat de verdachte hem had gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen, waaronder DNA-onderzoek. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een combinatie van straffen op, rekening houdend met de ernst van het feit en de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 7.500,- toegewezen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente, en een BEM-clausule opgelegd ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De rechtbank benadrukte de noodzaak van behandeling en begeleiding voor de verdachte, gezien zijn achtergrond en de ernst van het delict.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/206006-23
Datum uitspraak: 17 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum 1] 2009,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. T. Sönmez, advocaat in Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 3 juli 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair (verkrachting) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 93 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van seksueel binnendringen. De verklaring van [slachtoffer 1] op dit punt wordt onvoldoende ondersteund door de verklaring van zijn moeder en de vriendin van de moeder. Dat DNA van de verdachte in de onderbroek van [slachtoffer 1] is aangetroffen wil ook niet zeggen dat de verdachte het lichaam van [slachtoffer 1] is binnengedrongen. Dit kan ook duiden op andere seksuele handelingen, anders dan binnendringen.
4.1.2.
Beoordeling
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (oud) te kunnen komen, moet vast komen te staan dat de verdachte door geweld of andere feitelijkheden of door bedreiging met geweld of andere feitelijkheden, het slachtoffer heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de aangever voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen en overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen is gebleken dat [slachtoffer 1] , destijds 7 jaar, op 15 augustus 2023 met een groepje oudere jongens – waaronder de verdachte – naar een speeltuintje is gegaan om daar te voetballen. Na terugkomst merkte de moeder op dat de aangever mank liep. [slachtoffer 1] vertelde aan zijn moeder dat [voornaam verdachte] dat heeft gedaan en hij wees daarbij naar zijn kruis en toen naar zijn billen. [slachtoffer 1] zei dat “ [voornaam verdachte] zijn billen open had gedaan, daarin had gespuugd en dat daarin stopte”. Hij maakte een beweging door naar zijn kruis en billen te wijzen en vertelde daarbij dat [voornaam verdachte] “dit in dit” heeft gedaan. Vervolgens heeft [slachtoffer 1] heen en weer gaande bewegingen met zijn heupen gemaakt. [slachtoffer 1] gaf ook aan dat hij pijn had bij zijn kont. Direct daarna is de moeder naar een vriendin gelopen, die ook gelijk opmerkte dat de aangever mank liep. In het studioverhoor bij de politie heeft [slachtoffer 1] dezelfde bewegingen gemaakt en verklaard dat “ [voornaam verdachte] deze uit en deze toen hierin deed”. Op vragen van de politieagent heeft [slachtoffer 1] geantwoord dat hij bedoeld heeft te zeggen dat [voornaam verdachte] zijn piemel in zijn kont heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van [slachtoffer 1] specifiek en consistent over waar, hoe en welke handelingen er hebben plaatsgevonden en acht die verklaringen daarom betrouwbaar. Naast de omstandigheid dat [slachtoffer 1] mank liep, vindt de verklaring van [slachtoffer 1] tevens steun in de verklaring van getuige [getuige] die het opgevallen was dat de verdachte en [slachtoffer 1] een tijd lang niet bij het voetballen zijn geweest. Daarnaast is op de onderbroek van [slachtoffer 1] een zure fosfatase positieve vlek gevonden, waarbij enkele spermakoppen zijn waargenomen. Uit onderzoek is vervolgens gebleken dat het op de onderbroek aangetroffen DNA van de verdachte is. Ook dit bewijsmiddel ondersteunt de verklaring van [slachtoffer 1] over het seksueel binnendringen. Dat het aangetroffen DNA in de onderbroek van [slachtoffer 1] er ook op zou kunnen duiden dat er andere seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, acht de rechtbank, gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, niet aannemelijk.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot een bewezenverklaring van verkrachting door geweld en een andere feitelijkheid. De verdachte heeft [slachtoffer 1] afgezonderd van de groep, een hand op zijn mond gehouden, zijn billen uit elkaar gehouden en er was sprake van mentaal en fysiek overwicht door het grote leeftijdsverschil van zeven jaar.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van dat wat hiervoor is overwogen het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op
of omstreeks15 augustus 2023, te Barendrecht,
althans in Nederland,door geweld
ofeneen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het spreiden van de billen van die [slachtoffer 1] en
/of- het spugen in
/op/tegende billen
en/of de anusvan die [slachtoffer 1] en
/of- het duwen en
/of brengen en/ofbewegen van zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] en
/of- het betasten
en/of vast houdenvan de penis van die [slachtoffer 1]
het geweld en
/of (een)andere feitelijkhe
(i)d
(en
) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
(meermalen)- creëren van een overwicht situatie doordat dat er sprake was van een uit verdachtes leeftijd voortvloeiend psychisch en
/offysiek en
/ofgeestelijk overwicht en
/of- doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [slachtoffer 1] en
/of- ontkleden van die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 1] heeft gedwongen zich te ontkledenen
/of- die [slachtoffer 1]
sheeft gedwongen verdachte te ontkleden en
/of-
die [slachtoffer 1] tegen de grond te duwen/drukken en (vervolgens) te houden en/ofhet positioneren van die [slachtoffer 1]
- (met kracht) de billen van die [slachtoffer 1]
uit elkaarte
duwen/trekken (spreiden
)en
/of (vervolgens
)op
/bijde anus en
/of op/bij de billen van die [slachtoffer 1] te spugen en
/of- (met kracht) zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] te duwen
/drukken althans te brengenen
/of- zijn, verdachtes hand
(en)op de mond van die [slachtoffer 1] te plaatsen en te houden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Verkrachting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op veertienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan verkrachting van een zeer jong slachtoffer. De verdachte en het slachtoffer waren met een groep oudere jongens in de buurt van een speeltuintje aan het voetballen toen de verdachte met het zevenjarig slachtoffer is weggelopen. De verdachte heeft een deel van de kleding van het slachtoffer uitgetrokken en het slachtoffer gedwongen om de kleding van de verdachte uit te trekken. De verdachte heeft vervolgens bij de billen van het slachtoffer gespuugd en seks met hem gehad, terwijl hij zijn hand op de mond van het slachtoffer heeft gehouden. Daarna heeft de verdachte het slachtoffer bedreigd door te zeggen dat hij niks over het feit mocht zeggen tegen zijn moeder. Het gaat om een zeer ernstig feit van seksueel grensoverschrijdend gedrag. De verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het zeer jonge slachtoffer. Uit de ter zitting voorgedragen verklaring door de raadsvrouw namens de moeder van het slachtoffer is gebleken dat het feit een grote indruk op het slachtoffer heeft gemaakt en dat hij daar nu, ongeveer twee jaar na het delict, nog steeds de gevolgen van ervaart. Bovendien dragen dit soort feiten bij aan een toename van het gevoel van onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Dit betekent dat het strafblad van de verdachte niet strafvermeerderend meeweegt.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
GZ-psycholoog, [persoon A], heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 26 september 2024. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Uit het onderzoek komt een beeld naar voren van een jongen die zich in de pubertijd bevindt en een belast verleden heeft. In de korte tijd dat de verdachte in Nederland verblijft heeft hij in drie verschillende asielzoekerscentra verbleven. De verdachte kan omschreven worden als een jongen die nog onvoldoende zicht lijkt te hebben op gevoelens van zichzelf en anderen en moeite heeft met het uiten van zijn gevoelens. Ook lijkt hij zich beperkt in te kunnen leven in de gevoelens van anderen en er wordt een zwakke frustratietolerantie gezien. Daarnaast lijkt het vermogen om agressieve impulsen te herkennen, te begrijpen en effectief te beheersen beperkt. De verdachte is veelal gericht op zijn eigen behoeftes en gewetensvorming en het mentaliserend vermogen is beperkt ontwikkeld. Concluderend is bij de verdachte sprake van zwakbegaafdheid en kan geen psychische stoornis worden vastgesteld. Als de psycholoog de verdenking tegen de verdachte benoemt, geeft hij aan dat hij de onderbroek van het slachtoffer naar beneden heeft gedaan. Op navraag van de psycholoog bevestigt de verdachte dat hij toen zijn geslachtsdeel in de billen van het slachtoffer heeft gedaan. Omdat er bij de politie sprake is geweest van ontkenning en/of zwijgrecht beschouwt de psycholoog de verdachte als een ontkennende verdachte, waardoor er geen uitspraken gedaan worden over de mate van toerekenen. De kans op herhaling wordt ingeschat als matig. Deze kans neemt toe bij gebrek aan structuur en toezicht. De verdachte heeft weinig beschermende factoren, terwijl er meerdere risicofactoren worden gezien. De verdachte heeft baat bij ondersteuning en begeleiding bij de uitdagingen die op zijn pad komen in de fase van de adolescentie. Een training gericht op seksuele ontwikkeling, omgang met anderen, het maken van keuzes en de bespreking van de risicofactoren uit het ten laste gelegde zou helpend kunnen zijn om het recidiverisico te verlagen en zijn gedrag beter te reguleren. Deze behandeling zou kunnen plaatsvinden bij De Waag of een soortgelijke instelling. De psycholoog adviseert om een voorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering en het volgen van behandeling.
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) schrijft in het rapport over de verdachte van 24 januari 2025 dat er in het onderzoek weinig beschermende factoren naar voren zijn gekomen. Er worden veel risicofactoren gezien, die vooral zijn gelegen binnen de domeinen Houding, Vaardigheden en Geestelijke gezondheid. De Raad kan zich vinden in het advies van de psycholoog en vindt het van belang dat er op behandeling wordt ingezet om de ontwikkelingsachterstanden van de verdachte en de kans op herhaling te verkleinen. De Raad ziet dat de verdachte een beschadigde jongen is die hulp en behandeling nodig heeft en niet past binnen een Justitiële Jeugdinrichting. De Raad adviseert daarom om oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het al ondergane voorarrest, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte verplicht zal meewerken aan behandeling van De Waag of een soortgelijke instelling, zich zal houden aan een contactverbod met het slachtoffer, een zinvolle vrijetijdsbesteding zal hebben en zich zal houden aan een meldplicht bij de jeugdreclassering, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering.
Ter zitting heeft
de deskundige[persoon B] , werkzaam als jeugdreclasseerder bij de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, verklaard dat er pubergedrag zichtbaar is, waarbij de verdachte niet alle regels opvolgt. Vorige week is aan de verdachte een officiële waarschuwing gegeven, omdat hij niet bij een afspraak voor het volgen van traumabehandeling is verschenen. Er wordt een aanmelding gedaan voor een coachingstraject, zodat de verdachte kan praten met een persoon die hij volledig kan vertrouwen. Van belang is dat de verdachte voor de gebeurtenissen die hij de afgelopen jaren heeft meegemaakt behandeling krijgt. Omdat het Leger des Heils de verdachte al kent, acht de jeugdreclasseerder van belang dat het Leger des Heils het toezicht uitvoert.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op dat wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met de zeer jonge leeftijd van het slachtoffer, de bijzondere kwetsbaarheid van het slachtoffer – die net als de verdachte in een asielzoekerscentrum verblijft en een geschiedenis kent als vluchteling – en de schadelijke gevolgen van het feit voor het slachtoffer. Daarbij komt dat voor feiten als deze een taakstrafverbod geldt, wat ook de ernst van het feit onderstreept. Gelet daarop was eigenlijk een (forse) onvoorwaardelijke jeugddetentie op zijn plaats geweest. In de persoonlijkheid van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), ziet de rechtbank echter reden om de op te leggen jeugddetentie niet langer te laten duren dan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. In het belang van de ontwikkeling van de verdachte en om de kans op herhaling te beperken is het noodzakelijk dat de verdachte behandeling zal ondergaan. Daarom zal de rechtbank een forse voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden, een jeugddetentie voor de duur van 63 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de hierna te noemen bijzondere voorwaarden met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank, gelet op de ernst van het feit, de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf, opleggen voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie. De rechtbank is van oordeel dat de combinatie van de op te leggen straffen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

8.Vordering benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 1] , ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van een bedrag van € 30.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ter zitting heeft de raadsvrouw aanvullend verzocht om het toe te wijzen schadebedrag over te maken naar een BEM-rekening.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij schadevergoeding toekomt, maar dat het gevorderde bedrag zeer hoog is en door de rechtbank dient te worden gematigd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gelet op de bepleite vrijspraak.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Bij de door de benadeelde partij ingediende stukken is een verklaring van een GZ-psycholoog overgelegd en daaruit blijkt dat bij de benadeelde partij een posttraumatische stressstoornis is vastgesteld. Dat acht de rechtbank voldoende onderbouwing voor het geestelijk letsel, nu er sprake is van een situatie waarbij de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit op zichzelf al meebrengen dat psychische schade zo voor de hand ligt, dat recht bestaat op een vergoeding voor immateriële schade.
De rechtbank is net als de officier van justitie van oordeel dat de gevorderde schade te hoog is en zal een lager bedrag begroten. In de door de benadeelde partij aangevoerde jurisprudentie is sprake van een langere pleegperiode, terwijl het in deze zaak om een eenmalige verkrachting gaat. Voor de hoogte van het schadebedrag is aansluiting gezocht bij letselcategorie 3 en 4 (zedenzaken) van de Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De bij die categorieën behorende uitkeringen bedragen € 5.000,- voor categorie 3 (seksueel binnendringen) en € 10.000,- voor categorie 4 (seksueel binnendringen onder verzwarende omstandigheden). Gezien de zeer jonge leeftijd en kwetsbaarheid van het slachtoffer en de ingrijpende gevolgen van het bewezenverklaarde feit op het slachtoffer ziet de rechtbank verzwarende omstandigheden die een hoger schadebedrag dan € 5.000,- rechtvaardigen. Gelet op het voorgaande begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op een bedrag van € 7.500,-. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van het meer gevorderde bedrag niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 augustus 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
BEM-clausule
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] te openen rekening met een zogenoemde BEM (Belegging, Erfenis en andere gelden Minderjarigen)-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikking tot hij achttien jaar is.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van
€ 7.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair (verkrachting) ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 63 (drieënzestig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zolang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zijn medewerking zal verlenen aan traumabehandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling en indien nodig aan de daaruit voortvloeiende behandelingsadviezen;
- zich zal inspannen voor het hebben en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van school en/of werk;
- zijn medewerking zal verlenen aan de inzet van een jongerencoach;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2016 en [naam] , geboren op [geboortedatum 3] 1974.
Van rechtswege zijn de volgende voorwaarden verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak
en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig)
uren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 7.500,- (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
15 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] te betalen
€ 7.500,-(hoofdsom,
zegge:
zevenduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
15 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding aan benadeelde partij [slachtoffer 1] zal worden gestort op een ten behoeve van [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2016, te openen rekening met een BEM-clausule;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. van der Laan-Kuijt, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. K.T.F. Chocolaad-de Bos en L.W.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juli 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 15 augustus 2023, te Barendrecht, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het spreiden van de billen van die [slachtoffer 1] en/of
- het spugen in/op/tegen de billen en/of de anus van die [slachtoffer 1] en/of
- het duwen en/of brengen en/of bewegen van zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] en/of
- het betasten en/of vast houden van de penis van die [slachtoffer 1]
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (meermalen)
- creëren van een overwicht situatie doordat dat er sprake was van een uit verdachtes leeftijd voortvloeiend psychisch en/of fysiek en/of geestelijk overwicht en/of
- doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [slachtoffer 1] en/of
- ontkleden van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] heeft gedwongen zich te ontkleden en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gedwongen verdachte te ontkleden en/of
- die [slachtoffer 1] tegen de grond te duwen/drukken en (vervolgens) te houden en/of het positioneren van die [slachtoffer 1]
- (met kracht) de billen van die [slachtoffer 1] uit elkaar te duwen/trekken (spreiden) en/of (vervolgens) op/bij de anus en/of op/bij de billen van die [slachtoffer 1] te spugen en/of
- (met kracht) zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] te duwen/drukken althans te brengen en/of
- zijn, verdachtes hand(en) op de mond van die [slachtoffer 1] te plaatsen en te houden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 augustus 2023 te Barendrecht, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2016, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het spreiden van de billen van die [slachtoffer 1] en/of
- het spugen in/op/tegen de billen en/of de anus van die [slachtoffer 1] en/of
- het duwen en/of brengen en/of bewegen van zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] en/of
- het betasten en/of vast houden van de penis van die [slachtoffer 1] .