In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een gedupeerden van de toeslagenaffaire, en de minister van Financiën. Eiseres had een aanvraag ingediend voor compensatie van een al betaalde geldschuld op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De minister heeft deze aanvraag op 21 juni 2023 afgewezen, omdat de ingediende schulden niet goed konden worden beoordeeld en eiseres niet tijdig het gevraagde bewijs had ingeleverd. Eiseres heeft hiertegen te laat bezwaar gemaakt, wat door de minister niet-ontvankelijk is verklaard. De minister heeft in dezelfde beslissing een ambtshalve beoordeling gegeven, waartegen eiseres bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de ambtshalve beoordeling geen besluit is, waardoor het bezwaar tegen deze beoordeling terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres ongegrond is, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van tijdige indiening van bezwaarschriften en de juridische status van ambtshalve beoordelingen.