ECLI:NL:RBROT:2025:11087

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
ROT 24/8123
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging WGA-loonaanvullingsuitkering en vaststelling opleidingsniveau

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 september 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van het UWV. Het UWV had op 11 december 2023 eisers WGA-loonaanvullingsuitkering beëindigd per 1 maart 2024. Eiser heeft bezwaar gemaakt, waarop het UWV op 17 juli 2024 het bezwaar gegrond verklaarde, maar met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 49,71%. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 27 mei 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 7 juli 2025 het UWV de gelegenheid gegeven om een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Het UWV heeft daarop een aanvullende motivering ingediend, maar eiser heeft hierop gereageerd met een zienswijze. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te sluiten zonder een nadere zitting.

De rechtbank heeft overwogen dat het bestreden besluit gebrekkig is gemotiveerd, vooral vanwege de onduidelijkheid over het opleidingsniveau van eiser, dat door verschillende arbeidsdeskundigen is vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de basisinformatie CBBS geen eenduidige informatie biedt over het opleidingsniveau van eiser, die in 1983 het middenstandsdiploma heeft behaald. De rechtbank heeft geoordeeld dat de onduidelijkheid over het opleidingsniveau niet ten nadele van eiser mag werken en heeft bepaald dat het UWV opnieuw moet beslissen, uitgaande van opleidingsniveau 3. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het UWV opgedragen het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, rechter, in aanwezigheid van mr. M Damen, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/8123

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV, (gemachtigde: mr. T. Rook).

Procesverloop

Het UWV heeft met het besluit van 11 december 2023 (het primaire besluit) eisers WGA-loonaanvullingsuitkering met ingang van 1 maart 2024 beëindigd.
Met het besluit van 17 juli 2024 op het bezwaar van eiser (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Daarbij is eisers arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 49,71% en is bepaald dat zijn WGA-loonaanvullingsuitkering vanaf 11 maart 2024 tot en met 31 juli 2026 onveranderd wordt voortgezet. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Eiser heeft tegen bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, [naam] (de zus van eiser) en mr. T. Rook, de gemachtigde van het UWV.
In de tussenuitspraak van 7 juli 2025 heeft de rechtbank het UWV in de gelegenheid gesteld om een gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Het UWV heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend.
Eiser heeft hierop schriftelijk gereageerd met een zienswijze.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het bestreden besluit gebrekkig is gemotiveerd vanwege de discrepanties in het opleidingsniveau van eiser dat door de verschillende arbeidsdeskundigen is vastgesteld.
3. Om het gebrek te herstellen heeft het UWV op 24 juli 2025 een rapportage ingezonden van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 21 juli 2025. In deze rapportage wordt het opleidingsniveau vanwege het feit dat eiser in 1983 het middenstandsdiploma had behaald bepaald op niveau 5. Dit niveau baseert de arbeidsdeskundige, na onderzoek op het internet, op twee gronden:
1. volgens AI (naar kan worden aangenomen wordt hiermee artificial intelligence bedoeld) wordt het niveau van het vroegere middenstandsdiploma vaak gezien als vergelijkbaar met MBO-niveau 4, en
2. de site van ROC Nederland bevat informatie over een opleiding voor ‘het nieuwe middenstandsdiploma’. Om aan deze opleiding te beginnen is een vooropleiding vereist op het niveau van MBO 3 of 4, zodat dit diploma leidt tot een opleiding op het niveau van MBO 4.
Een diploma op het niveau van MBO 4 leidt volgens het CBBS tot opleidingsniveau 5.
4. Eiser voert in zijn zienswijze diverse gronden aan waarom hij het niet eens is met de rapportage.
5. Het gaat in dit beroep thans nog om de vraag van welk opleidingsniveau moet
worden uitgegaan, gelet op het door eiser in 1983 behaalde middenstandsdiploma. De basisinformatie CBBS (Claimbeoordelings- en Borgingssysteem) bevat informatie over het bepalen van het opleidingsniveau. Daarbij gaat de rechtbank, zoals in de tussenuitspraak overwogen, uit van versie 6.0, geldig vanaf 8 maart 2024, van deze basisinformatie.
6. De opleiding voor het middenstandsdiploma zoals eiser dat in 1983 volgde bestaat al geruime tijd niet meer. Dit brengt met zich dat het bepalen van eisers opleidingsniveau, mede aan de hand van de basisinformatie CBBS en de door eiser overigens gevolgde opleidingen, niet met volledige zekerheid kan worden vastgesteld.
7. De twee door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gebezigde gronden voor deze vaststelling kunnen niet worden gevolgd.
De kennelijk door AI gegenereerde informatie kan niet worden gevolgd, nu niet bekend is op welke gevalideerde informatiebron deze is gebaseerd.
De op de site van ROC Nederland gegeven informatie kan evenmin worden gevolgd. In de eerste plaats niet, omdat hieruit niet blijkt hoe het niveau van deze opleiding zich verhoudt tot het niveau van het oude middenstandsdiploma. In de tweede plaats niet, omdat voor het volgen van deze ROC-opleiding een vooropleiding op het niveau van MBO 3 of 4 is vereist. Eiser had een opleiding op het niveau van MBO 2, en zou dus niet in aanmerking komen voor de nieuwe ROC-opleiding. Dit kan tevens een indicatie zijn dat deze opleiding van een hoger niveau is dan die van het oude middenstandsdiploma.
8. De basisinformatie CBBS geeft in dit geval geen eenduidige informatie over het vaststellen van eisers opleidingsniveau. Het oude middenstandsdiploma wordt daarin niet genoemd. Ervan uitgaande dat het behalen van het middenstandsdiploma zou kunnen leiden tot een verhoging van eisers opleidingsniveau, dat tot dan toe bestond uit een opleiding op het niveau van MBO 2, zou dit een opleiding op het niveau van MBO 3 met zich brengen. Dit niveau wordt in de basisinformatie CBBS zowel genoemd bij opleidingsniveau 3 als bij opleidingsniveau 4. Deze onduidelijkheid of onzekerheid behoort niet ten nadele van eiser te werken. Ten behoeve van de schatting van eisers arbeidsongeschiktheidspercentage zal hij daarom het voordeel van de twijfel moeten krijgen, zodat moet worden uitgegaan van opleidingsniveau 3.
9. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Het UWV zal opnieuw op eisers bezwaar dienen te beslissen. Daarbij zal dienen te worden uitgegaan van opleidingsniveau 3 (drie). De rechtbank gaat ervan uit dat het UWV dit met bekwame spoed zal doen. Ter voorlichting van eiser wordt opgemerkt dat deze uitspraak niet noodzakelijkerwijs betekent dat hij volledig arbeidsongeschikt wordt geacht. Het betekent dat het UWV, uitgaande van eisers medische beperkingen, opnieuw moet vaststellen of er geschikte functies te duiden zijn en welke verdiencapaciteit deze opleveren. Daarbij zal ditmaal dienen te worden uitgegaan van functies met ten hoogste opleidingsniveau 3.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het UWV aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond, nu van beroepsmatig verleende rechtsbijstand niet is gebleken..

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat het UWV opnieuw beslist op het bezwaar van eiser;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, rechter, in aanwezigheid van mr. M Damen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2025.
De rechter is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.