ECLI:NL:RBROT:2025:11088

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
C/10/701799 / JE RK 25-1277
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige en afwijzing van verzoek tot uithuisplaatsing

In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 juli 2025 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2024, en het verzoek tot uithuisplaatsing. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 20 juni 2025 een verzoek ingediend om de minderjarige onder toezicht te stellen voor een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. Tijdens de zitting, die op 15 juli 2025 plaatsvond, waren de ouders van de minderjarige aanwezig, bijgestaan door hun advocaten, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig bedreigd werd door de thuissituatie, waarin conflicten tussen de ouders plaatsvonden en er zorgen waren over de emotionele en fysieke veiligheid van de minderjarige. De kinderrechter heeft besloten de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, met de nadruk op het creëren van een stabiele situatie en het waarborgen van de emotionele veiligheid. Het verzoek tot uithuisplaatsing is door de Raad ingetrokken, waardoor dit verzoek niet verder is beoordeeld. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders zijn aangemoedigd om samen te werken aan de ontwikkeling van hun kind en de omgang tussen de moeder en de minderjarige te bevorderen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/701799 / JE RK 25-1277
Datum uitspraak: 15 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. E.A. Hoogendijk, kantoorhoudende te Rotterdam,
[de vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. J.A. Smits, kantoorhoudende te Rotterdam,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 20 juni 2025, ontvangen op dezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat
  • twee vertegenwoordigers van de GI, [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2] ;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [vertegenwoordiger 3] .

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar vader.
2.3.
Bij beschikking van 25 april 2025 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 25 juli 2025.
2.4.
Bij beschikking van 28 mei 2025 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 25 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlen(g)en voor de duur van een maand. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad trekt ter zitting het verzoek ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van een maand in.
3.3.
De Raad handhaaft het verzoek tot een ondertoezichtstelling. Een ondertoezichtstelling van [minderjarige] is noodzakelijk om een stabiele situatie te creëren. Het is belangrijk dat de moeder de hulp krijgt die zij nodig heeft en dat zij hierin niet overvraagd wordt. [minderjarige] verblijft nu bij de vader. Het is positief dat de moeder achter dit verblijf staat. Er dient de komende periode aandacht te zijn voor de omgang tussen de moeder en [minderjarige] .

4.Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt ingestemd met de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . De moeder staat achter het verblijf van [minderjarige] bij de vader. De moeder zit in de overlevingsstand en is emotioneel. Tegelijkertijd heeft de moeder stappen gezet. Zij heeft een nieuwe (tijdelijke) woonruimte, wordt ondersteund door het Wijkteam en voert gesprekken met de POH. In de komende periode is het belangrijk dat de moeder verdere hulp en ondersteuning krijgt, ook zodat zij kan laten zien dat zij voor [minderjarige] kan zorgen. Het is daarbij noodzakelijk dat er aandacht is voor een uitbreiding van (de frequentie van) de omgang tussen de moeder en [minderjarige] .

5.Het standpunt van de vader

Door en namens de vader wordt ingestemd met de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Op dit moment is er meer rust in de thuissituatie. ASH is gestart en dat verloopt goed. De vader begrijpt dat de moeder, de moeder van [minderjarige] is en blijft en hij stimuleert daarom de omgang tussen hen. Het is nog wel nodig dat deze begeleid wordt. Het is van belang dat er duidelijke afspraken worden gemaakt en dat er verdere hulp wordt ingezet voor de beide ouders en [minderjarige] . Hierbij moet aandacht zijn voor de draagkracht en het belang van [minderjarige] .

6.Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt het verzoek van de Raad en licht het volgende toe. [minderjarige] is recent bij de vader geplaatst, met behulp van ASH. Dit verloopt positief. Omdat het traject van ASH veel tijd kost, is de begeleide omgang tussen de moeder en [minderjarige] voor nu teruggeschroefd naar een keer per week. In de komende tijd zal er aandacht zijn voor de wens van de moeder om de omgang uit te breiden, in ieder geval naar twee keer per week. Voor een verdere uitbreiding van de omgang zal een externe partij worden ingeschakeld.

7.De beoordeling

Ten aanzien van de ondertoezichtstelling
7.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
7.2.
De ontwikkeling van [minderjarige] wordt ernstig bedreigd. [minderjarige] heeft in haar korte leven al veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Zij is in de thuissituatie getuige geweest van conflicten tussen ouders. Daarnaast zijn er op 12 april 2025 meerdere oppervlakkige huidbeschadigingen bij [minderjarige] vastgesteld. De ouders hebben hiervoor geen duidelijke verklaring. Volgens het LECK zijn deze beschadigingen waarschijnlijker toegebracht dan dat het accidenteel is ontstaan. Bij de moeder is de balans tussen draagkracht en draaglast bovendien verstoord (geraakt) en zij lijkt in de overlevingsstand te zitten. Hulpverlening in het vrijwillig kader is niet van de grond gekomen. Hierom is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld en uiteindelijk met spoed uit huis geplaatst.
7.3.
Inmiddels is de situatie verbeterd. [minderjarige] woont bij de vader en zij heeft omgang met de moeder. De beide ouders geven [minderjarige] de (emotionele) toestemming om bij of met de andere ouder te zijn. De kinderrechter constateert dat dat grote winst is in deze complexe situatie. Daarnaast is de nodige hulpverlening vanuit ASH gestart en dit verloopt tot nu toe goed. De moeder heeft eveneens positieve stappen gezet: zij heeft een eigen (tijdelijke) woonruimte en geeft aan open te staan voor (verdere) hulpverlening. Hierom is er sprake van een positieve, maar prille, ontwikkeling en daarvoor verdienen de beide ouders een compliment.
7.4.
Naar het oordeel van de kinderrechter is de betrokkenheid van de jeugdbeschermer noodzakelijk om de positieve ontwikkeling voort te zetten en een stabiele (thuis)situatie voor [minderjarige] te creëren. De kinderrechter stelt [minderjarige] daarom onder toezicht voor de duur van een jaar. In de komende periode dient de jeugdbeschermer erop toe te zien dat de reeds ingezette hulp voortzet. Het is de taak van de jeugdbeschermer om eventueel andere noodzakelijke (individuele) hulpverlening en begeleiding in te zetten en afspraken te maken met de ouders. Het is ook van belang dat er aandacht is voor (een uitbreiding van) de omgang tussen de moeder en [minderjarige] . De fysieke en emotionele veiligheid van [minderjarige] staat daarbij voorop. De kinderrechter hoopt dat de ouders hun medewerking (blijven) verlenen. Hiermee bewijzen zij [minderjarige] – ook op de lange termijn – een hele grote dienst: zich vrij voelen om van beide ouders te houden.
7.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing
7.6.
De kinderrechter stelt vast dat de Raad het verzoek met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] ter zitting intrekt. Hierdoor kunnen de gronden van dit verzoek niet meer worden onderzocht. De kinderrechter zal het verzoek daarom afwijzen, voor zover daar nog niet op is beslist.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 15 juli 2025 tot 15 juli 2026;
8.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
8.3.
wijst het meer of anders verzochte af, voor zover daar nog niet op is beslist.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 24 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 BW.