ECLI:NL:RBROT:2025:11090

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
C/10/700141 / JE RK 25-1037
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 15 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering betreffende de minderjarige [minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 29 juli 2026 en een (traject)machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van zes maanden, gevolgd door een plaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 29 januari 2026. De kinderrechter oordeelde dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie van [minderjarige] bij de ouders, die te maken hebben met complexe relatieproblematiek en huiselijk geweld. De moeder heeft aangegeven dat zij de relatie met de vader definitief heeft verbroken en dat zij zich meer richt op haar eigen ontwikkeling en die van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de positieve ontwikkeling van de moeder erkend, maar benadrukt dat er nog steeds zorgen zijn over haar opvoedvaardigheden en weerbaarheid. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 24 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/700141 / JE RK 25-1037
Datum uitspraak: 15 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaats] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [plaats] ,
[oma moederszijde],
hierna te noemen: de oma (mz), tevens pleegmoeder, wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijk uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 22 mei 2025, ontvangen op 23 mei 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de oma (mz);
- een vertegenwoordiger van de GI, [vertegenwoordiger] .
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij de oma (mz).
2.3.
Bij beschikking van 29 oktober 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 29 juli 2025.
2.4.
Bij beschikking van 29 april 2025 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 29 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van zes maanden. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI wijzigt het verzoek, in die zin dat de GI verzoekt om een (traject)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg gevolgd door een plaatsing een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden.
3.3.
De GI handhaaft het (gewijzigde) verzoek en licht ter zitting het volgende toe. Er bestaan nog altijd ernstige zorgen over de (thuis)situatie van de moeder. Deze zorgen zijn met name gelegen in haar complexe relatie met de vader die met regelmaat agressief is. Hoewel de moeder nu zegt dat de relatie over is, is dat nog wel pril en is de moeder in het verleden niet voldoende weerbaar gebleken. Daarnaast zijn er nog zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder. In de gezinsopname met [minderjarige] is gezien dat de moeder liefdevol en leerbaar is, maar zij kan nog niet de volledige zorg over hem dragen. Het is daarom voor de komende periode nodig dat de reeds ingezette opvoedondersteuning wordt uitgebreid en dat wanneer er plek is de moeder samen met [minderjarige] naar een moeder-kindhuis gaat, zodat de moeder kan groeien in haar opvoedvaardigheden maar ook in haar weerbaarheid. Het is bovendien noodzakelijk dat de veiligheid van [minderjarige] gewaarborgd blijft. Dit betekent dat zowel de moeder als de vader de veiligheidsafspraken moeten nakomen. In de tussentijd is het van belang dat [minderjarige] bij de oma (mz) verblijft. Daar gaat het goed met hem.

4.Het standpunt van de moeder

De moeder geeft aan dat het beter met haar gaat. De relatie met de vader is nu definitief verbroken en dat geeft haar meer rust. De moeder heeft ook nieuwe medicatie. De moeder had eerder moeite met het bieden van structuur aan [minderjarige] , maar zij heeft hier de afgelopen periode hard aan gewerkt. De moeder ziet [minderjarige] op dit moment maar vier uurtjes per dag en dat is te weinig. De moeder wenst de kans om ook te laten zien dat zij in staat is om [minderjarige] voor langere duur de structuur en veiligheid te bieden die hij nodig heeft. Zij is in staat de volledige verzorging en opvoeding over hem te dragen en dat wil zij ook. Hiertoe kan eventueel ook gekomen worden door middel van een opname in het moeder-kindhuis. Wat de moeder een prettige bijkomstigheid vindt van dat traject is dat zij daar gelijkgestemden kan ontmoeten. Zij vindt haar sociale netwerk op dit moment wat beperkt. Het lijkt haar fijn als ze dat op deze manier wat zou kunnen uitbreiden. De moeder wenst uiteindelijk samen met [minderjarige] te wonen en te werken in een eigen beautysalon.

5.De informatie van de oma (mz)

De oma (mz) brengt ter zitting het volgende naar voren. De oma (mz) is blij dat de relatie van de vader en de moeder is verbroken. De vader was een blokkade in het leven van de moeder. De oma (mz) ziet dat de moeder nu al haar energie in [minderjarige] en zichzelf wil stoppen en zij is trots op haar. De moeder is een goede moeder en zij kan voor [minderjarige] zorgen. Tijdens de gezinsopname ging dit minder, omdat de moeder toen nog samen met de vader was, zij niet in haar veilige omgeving was en nog niet genoeg in haar kracht stond. Thuis, in haar veilige omgeving, gaat het echt heel goed. Hoewel een opname in een moeder-kindhuis niet nodig is, is dit wel een wens van de moeder om zich te bewijzen en andere sociale contacten op te doen. De oma (mz) heeft tot slot naar voren gebracht dat de moeder goed is opgeleid en diploma’s heeft waarmee ze wat kan.

6.De beoordeling

6.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er ernstige zorgen zijn over de thuis- en opvoedsituatie van [minderjarige] bij de ouders. [minderjarige] is structureel belast met de complexe relatieproblematiek van de ouders en hij is getuige geweest van huiselijk geweld. Daarnaast zijn er zorgen over de opvoedvaardigheden van de ouders. De beide ouders kampen met persoonlijke problematiek en de vraag is of zij voldoende beschikbaar zijn voor [minderjarige] . Door de toenemende zorgen over de veiligheid en het welzijn van [minderjarige] is hij onder toezicht gesteld en met (spoed) uit huis geplaatst.
6.2.
De afgelopen periode is er sprake geweest van een positieve ontwikkeling. De moeder geeft aan dat zij de relatie met de vader definitief heeft verbroken. De moeder heeft voor zichzelf en [minderjarige] gekozen en zij ervaart nu meer rust en structuur in haar leven. Hier mag de moeder trots op zijn en zij verdient daarvoor grote complimenten. De kinderrechter en de moeder hebben op de zitting een goed gesprek gevoerd. Het is niet normaal dat een man gewelddadig gedrag aan de moeder laat zien. De moeder bewijst zichzelf er geen enkele dienst mee om een man die haar niet goed behandelt keer op keer kansen te geven. De kinderrechter heeft in de moeder een zeer zachtaardige jonge vrouw gezien, die tegen beter weten in heeft vastgehouden aan hoop op verbetering bij de vader. Het is ongelofelijk belangrijk dat de moeder zichzelf recht gaat doen en daarmee ook [minderjarige] . Zij zal moeten gaan handelen vanuit eigen kracht en geloof in zichzelf. Zij kan een onafhankelijk leven gaan creëren waarin een man van toegevoegde betekenis kan zijn wanneer hij haar op waarde weet te schatten. In alle andere gevallen zal zij hem haar grenzen moeten meedelen en daarnaar moeten handelen. Dit is noodzakelijk om tot zelfbescherming te komen. Alles dat van waarde is, heeft ook bescherming nodig. De moeder moet bij zichzelf beginnen, zodat zij voor [minderjarige] het leven kan opbouwen dat zij zo graag met hem wenst. De kinderrechter gelooft in de kracht van de moeder. Het is belangrijk dat de moeder de kern van het gesprek ter zitting vasthoudt en daarnaar gaat leven.
6.3.
De moeder heeft meegewerkt aan een gezinsopname bij [zorgaanbieder] . Tijdens de gezinsopname is gezien dat de moeder veel van [minderjarige] houdt en dat zij het beste met hem voor heeft. Tegelijkertijd zijn er nog zorgen gezien die de aandacht verdienen. Deze zorgen zijn gelegen in de weerbaarheid van de moeder en in haar mogelijkheden om op dit moment de volledige zorg over [minderjarige] te dragen. De betrokkenheid van de jeugdbeschermer en een uithuisplaatsing zijn daarom nog nodig.
6.4.
Om de positieve ontwikkeling voort te zetten en een duurzaam veilige en stabiele opvoedsituatie voor [minderjarige] te creëren is het in de komende periode van belang dat de moeder verstevigt in haar opvoederrol, maar ook in haar weerbaarheid jegens de vader. Het is in dat verband belangrijk dat de moeder goede keuzes blijft maken, voor haarzelf maar ook voor [minderjarige] , en dat zij blijft profiteren van de hulpverlening. De moeder is zich daar ook van bewust. De hoop bestaat dat de moeder op de korte termijn samen met [minderjarige] in een moeder-kindhuis kan verblijven, alwaar zij de nodige begeleiding kan krijgen en zich verder zal kunnen ontwikkelen. In de tussentijd is het in het belang van [minderjarige] dat zijn verblijf bij de oma (mz) continueert. [minderjarige] ontwikkelt zich goed bij de oma (mz) en krijgt bij haar de structuur en rust die hij nu nodig heeft. Tot slot is evenzeer van belang dat onder de aandacht blijft hoe [minderjarige] kan leren zich te verhouden tot zijn vader, zeker met deze geschiedenis. Het is belangrijk dat dit niet uit het oog verloren wordt, gelet op het belang van een evenwichtige ontwikkeling van [minderjarige] .
6.5.
Gelet op vorenstaande is de kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar. Ook is de kinderrechter van oordeel dat een (traject)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding en wel voor de periode van zes maanden. [2]
6.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 29 juli 2026;
7.2.
verleent een (traject)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, gevolgd door een plaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 29 januari 2026;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 24 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.