ECLI:NL:RBROT:2025:11092

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
C/10/703246 / JE RK 25-1450
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 24 juli 2025, wordt een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp aan een minderjarige, geboren in 2009, die ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen vertoont. De kinderrechter oordeelt dat jeugdhulp noodzakelijk is om te voorkomen dat de minderjarige zich onttrekt aan de benodigde hulp. De ouders van de minderjarige zijn overleden, en zij verblijft momenteel in een gesloten groep. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland een verzoek ingediend voor een machtiging van zes maanden, maar de kinderrechter oordeelt dat een periode van vijf maanden toereikend is. De kinderrechter benadrukt de positieve ontwikkeling van de minderjarige sinds haar plaatsing in de gesloten groep, maar stelt ook dat verdere stappen noodzakelijk zijn om haar veiligheid en ontwikkeling te waarborgen. De kinderrechter verleent de machtiging voor de duur van vijf maanden, tot 25 december 2025, en wijst het overige verzoek af. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/703246 / JE RK 25-1450
Datum uitspraak: 24 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd in Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
namens
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland,
hierna te noemen: het college,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. J.V. van Blitterswijk, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam tante],
de tante, tevens voogd, van [minderjarige] , wonende in [woonplaats] , hierna te noemen: de tante.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 14 juli 2025, ontvangen op dezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat;
  • de tante (
  • een vertegenwoordiger van het college, [naam 1] ;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam 2] .
1.3.
[minderjarige] heeft voorafgaand aan de zitting een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders van [minderjarige] zijn overleden. Bij beschikking van 10 mei 2022 is [minderjarige] onder voogdij gesteld van de tante.
2.2.
[minderjarige] verblijft op een gesloten groep bij [naam instelling] .
2.3.
Bij beschikking van 25 maart 2025 is een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 25 maart 2025 tot 25 juli 2025 verleend.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt namens het college een machtiging te verlenen om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden.
3.2.
De tante stemt in met het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.
3.3.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht toe dat een periode voor de duur van zes maanden nodig is om een gedegen plan op te stellen en een goede vervolgplek voor [minderjarige] te organiseren.

4.Het standpunt van het college

Het college geeft aan dat het in de komende periode nodig is dat [minderjarige] haar behandeling afrondt. In de tussentijd dient een passende vervolgplek voor [minderjarige] georganiseerd te worden. De hoop bestaat dat een machtiging voor de duur van vier tot vijf maanden daarvoor voldoende is. De huidige groep van [minderjarige] sluit op 31 december van dit jaar. In die zin is een machtiging voor de duur van vijf maanden voldoende.

5.Het standpunt van [minderjarige]

Door en namens [minderjarige] wordt ter zitting het volgende toegelicht. Het gaat beter met [minderjarige] . Zij worstelt minder met haar boosheid en is blij met de hulp die zij krijgt. Het is de bedoeling dat er in de komende periode vanuit de geslotenheid stap voor stap richting een open groep wordt gewerkt. Hoewel de GI daartoe een machtiging voor een periode van zes maanden verzoekt, is dat niet uitvoerbaar. Een machtiging voor de duur van vijf maanden is realistisch en wenselijk. Dit wordt ook bevestigd in de instemmingsverklaring.

6.Het standpunt van de tante

De tante ondersteunt het verzoek en licht het volgende toe. Het is belangrijk dat [minderjarige] haar behandeling afrondt om een stabiele basis te creëren voor de doorstroom naar een open groep.

7.De beoordeling

7.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1] De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
7.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige] een zeer belast verleden kent. [minderjarige] heeft haar beide ouders verloren, als heel jong kind haar vader en kortgeleden haar moeder. Na het overlijden van haar moeder in 2022 heeft zij op verschillende plekken verbleven. Op elke nieuwe plek vertoonde [minderjarige] zelfbepalend gedrag, onttrok zich aan het toezicht van pleegouders of groepsbegeleiders en liep vaak weg. [minderjarige] bracht zichzelf daarmee in onveilige situaties. De noodzakelijk geachte hulpverlening kwam van de grond. Hierop is [minderjarige] op de gesloten groep van [naam instelling] geplaatst. De kinderrechter verwijst in dit verband ook naar de beschikking van 25 maart 2025.
7.3.
Sinds de plaatsing bij [naam instelling] heeft [minderjarige] positieve stappen gezet. [minderjarige] is gestart met de nodige behandeling, houdt zich aan de afspraken, is bezig met het uitbreiden van haar verlof en worstelt minder met haar boosheid. [minderjarige] wordt door de betrokken hulpverleners omschreven als een intelligente, humorvolle en zorgzame jonge vrouw die zich inzet voor haar toekomst. [minderjarige] voelt zich ook beter. Hierdoor is er sprake van een positieve ontwikkeling en daarvoor verdient [minderjarige] complimenten, ook van de kinderrechter. [minderjarige] heeft in haar jonge leven al zoveel intense verlieservaringen meegemaakt; het is heel knap dat zij tot deze positieve koers is gekomen. Dat dat eerder niet lukte is ook alleszins begrijpelijk. De kinderrechter hecht eraan dat te benadrukken. Om de positieve ontwikkeling voort te zetten en de doorstroom naar een open groep succesvol te maken is het van belang dat er nog stappen worden gezet, zodat de veiligheid van [minderjarige] ook in de toekomst gewaarborgd blijft. De huidige groep van [naam instelling] biedt [minderjarige] de rust, duidelijkheid en voorspelbaarheid die zij nu nodig heeft om verder aan zichzelf te werken. Het is daarom van belang dat [minderjarige] haar verblijf daar voortzet.
7.4.
In de komende periode is het van belang dat [minderjarige] haar behandeling(en) afrondt en dat er voor haar een passende open groep wordt gerealiseerd, alwaar zij voor de langere termijn kan verblijven. De kinderrechter acht een periode van vijf maanden daarvoor toereikend. Dit volgt ook uit de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper en houdt verband met de sluiting van de groep bij [naam instelling] op 31 december 2025. De kinderrechter machtigt daarom het college om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vijf maanden en zij wijst het verzoek voor het overige af.
7.5.
Tot slot geeft de kinderrechter [minderjarige] mee, in aansluiting op het gesprek ter zitting, dat zij uiteindelijk zelf sturing zal moeten geven aan haar leven. Eerder zat zij zichzelf met haar zelfbepalende gedrag in de weg. Wanneer zij deze karaktertrek blijvend positief weet in te zetten, zal het haar lukken iets van haar leven te maken waarin zij van grote betekenis voor anderen kan zijn, juist omdat zij zelf de impact van verlies zo ontzettend goed kent.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 25 juli 2025 tot 25 december 2025;
8.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2025 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 1 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).