ECLI:NL:RBROT:2025:11110

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
10/328403-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op tankstation door minderjarige verdachte met oplegging van jeugddetentie en taakstraffen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 september 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op een tankstation. De verdachte is aangeklaagd voor diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen een medewerker van het tankstation. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes, de medewerker heeft gedwongen om geld uit de kassalade af te geven. De verdachte is kort na de overval door zijn moeder naar het politiebureau gebracht en aangehouden.

De officier van justitie heeft een jeugddetentie van 137 dagen geëist, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de jeugdreclassering en het volgen van onderwijs. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft geen strafblad en er zijn beschermende factoren aanwezig, zoals betrokken ouders en een positieve vrijetijdsbesteding.

De rechtbank heeft besloten om een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met een proeftijd van twee jaren, en daarnaast een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 80 uren en een leerstraf van 20 uren. Tevens is de vordering van de benadeelde partij, die € 1.800,- aan immateriële schade vorderde, volledig toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, die door het bewezen verklaarde feit immateriële schade heeft geleden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/328403-24
Datum uitspraak: 9 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode] [plaats] ,
raadsvrouw mr. T. Gümüs, advocaat in Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 26 augustus 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven-Ivankovic heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 137 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering en dat de verdachte naar school zal gaan volgens het rooster en zich zal houden aan de regels en afspraken van school;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf (Tools4U Regulier), voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks14 oktober 2024 te [plaats] , [gemeente]
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,geld (totaal 375 euro),
in elk geval enig goed,dat
/die geheel of ten deleaan [tankstation] (gevestigd aan [adres 2] )
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n),heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
,envergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken
, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door terwijl hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s) zijn/hun gezicht
(en
)had
(den
)bedekt met een bivakmuts
danwel gezichtsbedekkende kleding- een
vuurwapen, althans eenop een vuurwapen gelijkend voorwerp
,aan voornoemde
[slachtoffer] te tonen en
/ofop hem te richten en
/ofgericht te houden op het lichaam van die
[slachtoffer] en
/ofmet voornoemd
vuurwapen, althans eenop een vuurwapen gelijkend
voorwerp, richting voornoemde [slachtoffer] te lopen en
/of- daarbij te roepen “Geld! Geld!” en
/of- een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer]te tonen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op zestienjarige leeftijd samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een tankstation in [plaats] . De verdachte is, kort voor sluitingstijd, samen met zijn medeverdachte met bivakmutsen op de winkel van het tankstation binnengegaan. Zij hebben vervolgens de medewerker van het tankstation onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes gedwongen om geld uit de kassalade aan hen af te geven. Vervolgens zijn de verdachte en zijn medeverdachte er met het geld vandoor gegaan. De verdachte is dezelfde avond door zijn moeder naar het politiebureau gebracht en door de politie aangehouden.
De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij onvoldoende oog heeft gehad voor de gevolgen van de overval voor het slachtoffer. Met zijn handelen heeft hij geen respect getoond voor de lichamelijke integriteit en de eigendom van een ander. Uit het verzoek tot schadevergoeding dat is ingediend door de medewerker van het tankstation blijkt dat het incident een grote impact op hem heeft gehad. Voor die gevolgen is de verdachte, samen met zijn medeverdachten, verantwoordelijk. Een overval als deze veroorzaakt daarnaast gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen, vooral nu er is gedreigd met meerdere wapens.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 juni 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er worden voornamelijk beschermende factoren gezien. De ouders zijn zeer betrokken bij de verdachte en zij handelen adequaat als dat nodig is. Daarnaast verloopt de begeleiding vanuit de jeugdreclassering goed. De verdachte heeft zich goed aan de schorsende voorwaarden gehouden. Positief is ook dat de verdachte een dagbesteding heeft in de vorm van school en werk. Daarnaast heeft hij een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van voetbal. Verder lijkt de verdachte afstand te hebben genomen van vrienden die hem eventueel kunnen meetrekken in antisociaal gedrag. Ook is een beschermende factor dat de verdachte gevoelens van schaamte en verdriet ervaart ten aanzien van de verdenking en dat hij meeleeft met het slachtoffer. Gedurende het onderzoek heeft de verdachte niet met de Raad over het delict willen spreken. Hierdoor heeft de Raad onvoldoende zicht gekregen op de omstandigheden rondom het delict en is het niet duidelijk geworden wat een mogelijke verklaring is voor het delictgedrag van de verdachte.
Om de kans op recidive te verkleinen is het van belang dat de verdachte meer inzicht krijgt in alle gebeurtenissen en momenten die hebben geleid tot het ten laste gelegde en op welke momenten hij andere keuzes had kunnen maken. Hiervoor is het van belang dat de verdachte volledige openheid gaat geven over wat er is gebeurd. Het is belangrijk dat hij zich afzijdig blijft houden van verkeerde vrienden, dat hij weerstand tegen hen kan bieden en dat hij beter nadenkt over de gevolgen van zijn handelen. Tot slot vindt de Raad het van belang dat de verdachte zich volledig gaat inzetten voor school, zodat hij zijn diploma kan gaan behalen.
De Raad adviseert een taakstraf, bestaande uit de leerstraf Tools4U Regulier. Daarnaast adviseert de Raad een deels voorwaardelijke jeugddetentie, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering en dat de verdachte naar school zal gaan volgens de afspraken/het rooster van de school, zich zal houden aan de regels en afspraken van school en de overige dagen zal werken volgens de tijden die de werkgever hanteert en zich zal inzetten voor het vinden en behouden van een vervolgopleiding. Omdat de verdachte een first offender is, er beschermende factoren worden gezien en het recidiverisico op heel laag uitkomt, adviseert de Raad een proeftijd van één jaar. De begeleiding door de jeugdreclassering wordt als positief ervaren en de aanwezigheid van de jeugdreclassering geeft steun en biedt een aanspreekpunt voor de ouders indien er toch iets dreigt mis te gaan. Ook kan de jeugdreclassering de komende periode blijven meekijken wat betreft school en meedenken over hulp indien dit nodig is.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: te noemen JBRR)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 juni 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De voorlopige hechtenis is op 31 oktober 2024 geschorst. De verdachte is goed in gesprek geweest met de jeugdreclasseerder en heeft zich aan de voorwaarden en afspraken gehouden, waaronder de avondklok. De verdachte volgt een BBL-opleiding (mbo-1 techniek) en gaat één dag per week naar school en werkt vier dagen. Het is positief dat hij een toekomstperspectief heeft, een goed ingevulde vrijetijdbesteding en ouders en familie die hem hierbij ondersteunen. Door de vele beschermende factoren wordt het recidiverisico laag ingeschat.
De verdachte vindt het moeilijk om over het delict te praten; hij heeft alleen in het kort verteld wat zijn aandeel is, waardoor het moeilijk is in te schatten welke criminogene factoren van invloed geweest zijn op het delictgedrag. Er is mogelijk sprake geweest van negatieve beïnvloeding. Daarnaast hebben mogelijk hang naar spanning, impulsiviteit en het onvoldoende inzicht hebben in oorzaak en gevolg een rol gespeeld. Een taakstraf in de vorm van de leerstraf Tools4U regulier lijkt dan ook passend om uitgebreid stil te staan bij het delict, zijn rol en het oefenen en bestendigen van vaardigheden die nodig zijn om recidive te voorkomen. Een deels voorwaardelijke jeugddetentie (waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest) met een proeftijd en jeugdreclasseringstoezicht voor de duur van één jaar wordt geadviseerd om de verdachte na de leerstraf te ondersteunen bij het inzetten van zijn vaardigheden in het dagelijks leven en als klankbord voor ouders in het ondersteunen van de verdachte bij het omgaan met vrijheden en vriendenkeuze.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
[deskundige] , als jeugdreclasseerder werkzaam bij JBRR, heeft ter terechtzitting het rapport en het advies nader toegelicht en bevestigd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op dat wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De gewapende overval die de verdachte samen met anderen heeft gepleegd, rechtvaardigt in principe een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank ziet echter geen meerwaarde in het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie langer dan de tijd die door de verdachte al in voorlopige hechtenis is doorgebracht, gezien de persoon van de verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij zich sinds zijn schorsing uit voorlopige hechtenis goed aan de voorwaarden heeft gehouden.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen jeugddetentie voorwaardelijk opleggen met de voorwaarden die zijn geadviseerd door de Raad en de jeugdreclassering, met een proeftijd van twee jaren. Een proeftijd van twee jaren acht de rechtbank noodzakelijk in verband met de ernst van het feit en gezien het gegeven dat nog onvoldoende duidelijk is geworden welke criminogene factoren van invloed zijn geweest op het delictgedrag van de verdachte. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ook is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een taakstraf bestaande uit een werkstraf moet verrichten. Het plegen van een gewapende overval is een heel ernstig strafbaar feit. Daarbij past naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke straf die zwaarder is dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zodat verdachte ook nu nog de consequenties van zijn gedrag zal ervaren.
Gelet op het advies van de deskundigen, zal de rechtbank daarnaast een taakstraf bestaande uit de leerstraf Tools4U regulier opleggen, met als doel het aanleren van sociale en cognitieve vaardigheden aan de verdachte en de kans op recidive te verminderen.
Alles afwegend acht de rechtbank deze combinatie van de op te leggen straffen passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.800,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de hoogte van het gevorderde bedrag aan immateriële schade. Er wordt verzocht om de verdachte en zijn medeverdachten niet hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de schade, maar in plaats daarvan een derde van het gevorderde bedrag toe te wijzen. Dit om te voorkomen dat er problemen zouden kunnen ontstaan tussen de verdachte en zijn medeverdachten over het betalen van het volledige bedrag aan schadevergoeding.
8.3.
Beoordeling
Kort voor de zitting heeft de rechtbank het bericht ontvangen dat de benadeelde partij op
[overlijdensdatum] 2025 is overleden. Nu hij zich bij leven als benadeelde partij in het strafgeding heeft gevoegd, zal de rechtbank op grond van artikel 361, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering op zijn vordering beslissen (HR 15 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:917).
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en ernst van de normschending brengen mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat de rechtbank van oordeel is dat een aantasting in de persoon, in de zin van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan worden aangenomen. De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.800,00, zodat de vordering volledig zal worden toegewezen aan de benadeelde partij, wiens vordering op de voet van artikel 6:106, tweede lid tweede volzin, BW vatbaar is voor overgang onder algemene titel op de erfgenaam.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor overeenkomstig de wettelijke regeling ieder hoofdelijk aansprakelijk. Namens de verdachte is niet, dan wel onvoldoende onderbouwd op grond waarvan van deze wettelijke regeling zou moeten worden afgeweken. Indien en voor zover de mededaders de (erfgenaam van de) benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de (erfgenaam van de) benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 14 oktober 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de (erfgenaam van de) benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer] een schadevergoeding betalen van € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 137 (honderdzevenendertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie,
groot 120 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen volgens het rooster van de school en zich zal houden aan de regels en afspraken van school en de overige dagen zal werken volgens de tijden die de werkgever hanteert en zich zal inzetten voor het vinden en behouden van een vervolgopleiding;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd in Rotterdam, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
80 (tachtig)
uren;
beveelt dat, voor het geval de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
leerstrafvoor de duur van
20 (twintig)
uren, waarbij de verdachte dient deel te nemen aan het leerproject Tools4U Regulier;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 1.800,00 (zegge: achttienhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 oktober 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] te betalen
€ 1.800,00(hoofdsom,
zegge: achttienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Riege, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.A.J. de Nijs en R. van den Wildenberg, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 september 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 oktober 2024 te [plaats] , [gemeente]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
geld (totaal 375 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [tankstation] (gevestigd aan [adres 2] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)zijn/hun gezicht(en) had(den) bedekt met een bivakmuts danwel gezichtsbedekkende kleding
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde
[slachtoffer] te tonen en/of op hem te richten en/of gericht te houden op het lichaam van die
[slachtoffer] en/of met voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, richting voornoemde [slachtoffer] te lopen en/of
- daarbij te roepen “Geld! Geld!” en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer] te tonen.