In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 september 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres, eigenaar van een pand aan de Dordtsestraatweg in Rotterdam, en Van den Nieuwendijk Bouw B.V., de aannemer die naast het pand een appartementencomplex bouwt. De eiseres vorderde een bouwstop vanwege schade aan haar pand, die zou zijn ontstaan door de bouwwerkzaamheden van Van den Nieuwendijk. De gemeente had eerder een bouwstop opgelegd, maar na afspraken tussen de partijen werd de bouw hervat. De eiseres stelde dat de veiligheid van haar pand in gevaar kwam door de voortzetting van de werkzaamheden en dat de herstelwerkzaamheden aan haar pand belemmerd werden.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van de eiseres afgewezen. De rechter oordeelde dat de weigering van Van den Nieuwendijk om zekerheid te stellen voor de schade geen grond vormde voor een bouwstop. Bovendien was het herstel van het pand niet verantwoord, aangezien de herstelkosten de kosten van sloop en nieuwbouw overstegen. De rechter concludeerde dat de belangen van Van den Nieuwendijk, die een financieel belang had bij de voortzetting van de bouw, zwaarder wogen dan die van de eiseres. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van Van den Nieuwendijk, die op € 1.999,00 werden begroot.