Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 9 september 2025.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
5.De beslissing
[3894/676]
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 september 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: Woonstad) en een gedaagde partij, die een woning huurt van Woonstad. De vordering van Woonstad was gericht op ontruiming van de woning van de gedaagde, naar aanleiding van een politieonderzoek waarbij drugs, vuurwapens en een explosief in de woning zijn aangetroffen. De gedaagde heeft ontkend enige kennis te hebben van de aangetroffen zaken en heeft betwist dat zij tekortgeschoten is in haar verplichtingen als huurder.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een spoedeisend belang, maar heeft ook benadrukt dat een ontruiming een ernstige inbreuk vormt op de huurbescherming van de gedaagde. Woonstad baseerde haar vordering op de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst en op tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat Woonstad niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagde op de hoogte was van de aanwezigheid van de aangetroffen zaken in haar woning.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de gedaagde niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de gedragingen van haar meerderjarige zoon, die de aangetroffen zaken in de woning had. Aangezien er onvoldoende bewijs was dat de gedaagde op de hoogte was van de situatie, is de vordering tot ontruiming afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.