ECLI:NL:RBROT:2025:11199
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van de Ziektewet-uitkering van eiseres door het UWV wegens niet-naleving van re-integratieverplichtingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 september 2025 uitspraak gedaan over de verlaging van de Ziektewet-uitkering van eiseres door het UWV. Eiseres had een uitkering op grond van de Ziektewet, maar het UWV verlaagde deze met 25% voor een periode van vier maanden, omdat eiseres zich niet aan haar re-integratieverplichtingen had gehouden. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht deze maatregel had opgelegd.
Het proces begon met een besluit van het UWV op 16 mei 2023, waarin de uitkering van eiseres werd verlaagd. Eiseres ging in beroep tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde haar bezwaar ongegrond. Tijdens de zitting op 1 september 2025 werd het beroep behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als die van het UWV aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had voldaan aan haar verplichtingen, omdat zij niet op de werkplek was verschenen, ondanks dat de bedrijfsarts had vastgesteld dat zij in staat was om te re-integreren.
De rechtbank overwoog dat eiseres geen bewijs had geleverd dat haar afwezigheid op de werkplek gerechtvaardigd was. Bovendien werd vastgesteld dat eiseres zelf had aangegeven tot 21 maart 2023 ziek te zijn geweest. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de verlaging van de uitkering in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven. De rechtbank benadrukte dat de maatregelen van het UWV in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de verlaging disproportioneel maakten.