Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 maart 2025, met bijlagen;
- het antwoord, en de aanvulling daarop;
- de repliek;
- de dupliek.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Hef Wonen en een gedaagde die zelf procedeert. Hef Wonen vorderde betaling van een huurachterstand van € 2.367,59, inclusief rente en proceskosten. De gedaagde had aanvankelijk betwist dat de eis correct was, maar erkende bij dupliek dat de huurachterstand tot en met mei 2025 klopt. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde veroordeeld moest worden tot betaling van € 1.955,32 aan huurachterstand, met rente vanaf de dag van de dagvaarding op 12 maart 2025. Daarnaast werden incassokosten van € 244,87 toegewezen, omdat aan de voorwaarden voor vergoeding was voldaan volgens artikel 6:96 BW. De proceskosten werden begroot op € 1.041,14, die ook voor rekening van de gedaagde komen, omdat hij ongelijk kreeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, zelfs als er hoger beroep wordt aangetekend. De kantonrechter heeft al het andere afgewezen.