ECLI:NL:RBROT:2025:11288

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
11046003 CV EXPL 24-10042
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgkosten en buitengerechtelijke incassokosten in het kader van een behandelingsovereenkomst

In deze zaak heeft de Stichting Sint Franciscus Vlietland Groep een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor de betaling van zorgkosten die zijn gemaakt voor de dochter van [gedaagde]. De zorg is verleend van 14 juli 2023 tot en met 11 oktober 2023, en de factuur van € 740,11 is op 26 oktober 2023 verzonden. [gedaagde] heeft de factuur niet betaald en stelt dat er een afspraak was dat de factuur rechtstreeks bij de zorgverzekeraar zou worden ingediend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor deze stelling en dat zij in verzuim is met de betaling van de factuur. De kantonrechter heeft de vordering van het Sint Franciscus grotendeels toegewezen, waarbij [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van het factuurbedrag en de wettelijke rente. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat het Sint Franciscus niet heeft aangetoond dat de veertiendagenbrief aan [gedaagde] is ontvangen. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde], die grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11046003 CV EXPL 24-10042
datum uitspraak: 18 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Sint Franciscus Vlietland Groep,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigden: [persoon A] en [persoon B] ,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘het Sint Franciscus’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 21 februari 2025 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van het Sint Franciscus van 16 juni 2025, met één bijlage.
1.2.
Op 16 juni 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was namens het Sint Franciscus de gemachtigde ( [persoon A] ) aanwezig. [gedaagde] is niet verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Het Sint Franciscus heeft over de periode van 14 juli 2023 tot en met 11 oktober 2023 zorg verleend aan de dochter van [gedaagde] . Het Sint Franciscus heeft [gedaagde] op 26 oktober 2023 een factuur van € 740,11 gestuurd voor de verleende zorg. [gedaagde] heeft deze factuur tot op heden niet betaald. Het Sint Franciscus eist daarom dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt om de factuur aan haar te betalen. Omdat [gedaagde] de factuur niet op tijd heeft betaald, eist het Sint Franciscus dat [gedaagde] ook een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten en de rente aan haar moet betalen.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de eis van het Sint Franciscus. Volgens [gedaagde] hadden partijen afgesproken dat het Sint Franciscus de factuur rechtstreeks bij de zorgverzekeraar zou indienen.
2.3.
De kantonrechter wijst de eis van het Sint Franciscus grotendeels toe. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet de factuur van € 740,11 aan het Sint Franciscus betalen
2.4.
De kantonrechter veroordeelt [gedaagde] om € 740,11 aan het Sint Franciscus te betalen. [gedaagde] erkent immers dat het Sint Franciscus zorg aan haar dochter heeft verleend en dat zij de factuur voor die zorg tot op heden niet heeft betaald. Daarbij heeft [gedaagde] aangegeven dat zij inmiddels de factuur zelf bij de zorgverzekeraar heeft ingediend en van de zorgverzekeraar een vergoeding voor de kosten heeft ontvangen.
[gedaagde] is in verzuim met het betalen van de factuur en moet daarom rente betalen
2.5.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] in verzuim is komen te verkeren met het betalen van de factuur. [gedaagde] stelt namelijk dat zij, na ontvangst van de factuur, telefonisch contact heeft opgenomen met het Sint Franciscus en dat partijen toen hebben afgesproken dat het Sint Franciscus de factuur rechtstreeks bij de zorgverzekeraar zou declareren. Het voorgaande wordt door het Sint Franciscus betwist.
2.6.
[gedaagde] draagt de stelplicht en bewijslast van de stelling dat partijen hadden afgesproken dat het Sint Franciscus de factuur rechtstreeks bij de zorgverzekeraar zou declareren (artikel 150 Rv). De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Hoewel [gedaagde] een overzicht van haar belgeschiedenis heeft overgelegd waaruit valt af te leiden dat zij op 20 november 2023 negen minuten telefonisch contact heeft gehad met het Sint Franciscus, blijkt daaruit niet met welke afdeling zij contact heeft gehad en wat de inhoud van dat contact is geweest. Het Sint Franciscus heeft tijdens de zitting toegelicht dat het niet gebruikelijk is dat afspraken over het indienen van een factuur bij de zorgverzekeraar enkel telefonisch, zonder schriftelijke bevestiging, worden gemaakt. [gedaagde] heeft dit, door niet op de zitting te verschijnen, niet weersproken. Daarbij is niet gebleken dat de dochter van [gedaagde] als ‘verzekerde’ geregistreerd stond voor de periode waarin door het Sint Franciscus zorg is verleend op het moment dat de factuur door het Sint Franciscus werd opgemaakt (26 oktober 2023) of op het moment van het door [gedaagde] gestelde telefonisch contact (20 november 2023). Uit de brief van de zorgverzekeraar van 2 april 2024 die [gedaagde] heeft overgelegd, waarin staat dat haar dochter met terugwerkende kracht per 14 juli 2024 verzekerd is, blijkt immers niet dat de dochter van [gedaagde] ook eerder dan 2 april 2024 al met terugwerkende kracht als ‘verzekerde’ geregistreerd stond. Verder is ook niet gebleken dat [gedaagde] na het telefoongesprek op 20 november 2023 nog contact heeft opgenomen met het Sint Franciscus om navraag te doen naar de status van de factuur. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om, indien partijen hadden afgesproken dat het Sint Franciscus de factuur rechtstreeks bij de zorgverzekeraar zou declareren, bij het Sint Franciscus te informeren of dit ook was gelukt.
2.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat partijen hadden afgesproken dat het Sint Franciscus de factuur rechtstreeks bij de zorgverzekeraar zou declareren en dat het Sint Franciscus daartoe dus ook gehouden was. Dit betekent dat [gedaagde] zelf verantwoordelijk was voor de tijdige en volledige betaling van de factuur. Nu zij de factuur niet tijdig heeft betaald, is zij vanaf 25 november 2023 (30 dagen na dagtekening van de factuur) in verzuim en derhalve vanaf dat moment rente verschuldigd aan het Sint Franciscus. Het Sint Franciscus heeft onbetwist gesteld dat de rente berekend tot 5 maart 2024 € 13,59 bedraagt.
[gedaagde] hoeft geen vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten betalen
2.8.
Het Sint Franciscus eist een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten. Het Sint Franciscus heeft pas recht op een vergoeding voor deze kosten als zij een brief aan [gedaagde] heeft gestuurd waarin [gedaagde] de kans heeft gekregen om binnen vijftien dagen na ontvangst van de brief alsnog zonder extra kosten te betalen (artikel 6:96 lid 6 BW). Het Sint Franciscus stelt dat zij op 26 januari 2024 een dergelijke veertiendagenbrief aan [gedaagde] heeft verstuurd. Zij heeft deze brief bij de dagvaarding overgelegd. Op basis van de ontvangsttheorie die geldt, moet deze brief [gedaagde] hebben bereikt om werking te hebben (artikel 3:37 lid 3 BW). De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] betwist dat zij een veertiendagenbrief van het Sint Franciscus heeft ontvangen. Volgens [gedaagde] heeft zij namelijk na het telefonisch contact op 20 november 2023 tot aan de dagvaarding niks meer van het Sint Franciscus vernomen.
2.9.
De kantonrechter is van oordeel dat het Sint Franciscus onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de veertiendagenbrief door [gedaagde] is ontvangen. Niet gesteld of gebleken is dat de veertiendagenbrief aangetekend is verstuurd en dat [gedaagde] voor de ontvangst van de brief heeft getekend, dat de brief ook per e-mail aan [gedaagde] is gestuurd of dat er op enig moment naar aanleiding van de brief contact is geweest tussen [gedaagde] en (de gemachtigde van) het Sint Franciscus. De enkele omstandigheid dat de veertiendagenbrief naar het postadres van [gedaagde] is gestuurd, is onvoldoende om aan te nemen dat de brief ook door haar is ontvangen. De kantonrechter wijst daarom de gevorderde vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten af.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Franciscus moet betalen op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 328,00 aan griffierecht, € 405,00 aan salaris voor de gemachtigde (drie punten x € 135,00) en € 67,50 aan nakosten. Dat is in totaal € 937,89. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat het Sint Franciscus dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan het Sint Franciscus te betalen € 753,70 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 740,11 vanaf 5 maart 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van het Sint Franciscus worden begroot op € 937,89;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
62828