In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en haar huurders, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De zaak betreft een huurachterstand van € 3.051,74 over de periode van april 2024 tot en met april 2025. Woonbron vorderde betaling van de huurachterstand, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De huurders hebben de huur niet tijdig betaald, wat heeft geleid tot een betalingsregeling die door de kantonrechter is goedgekeurd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] niet in de procedure is verschenen, waardoor verstek is verleend. Voor [gedaagde 2] is een vonnis op tegenspraak gewezen, waarbij de kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand en de herhaalde wanprestatie van de huurders de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst met [gedaagde 1] ontbonden en een voorwaardelijke ontbinding uitgesproken voor [gedaagde 2]. Tevens zijn de proceskosten aan de huurders opgelegd, en is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.