In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 september 2025 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard. De aanvraag was afgewezen met een besluit van 7 november 2024, en het college bleef bij deze afwijzing na het bezwaar van eiseres op 13 maart 2025. Tijdens de zitting op 11 september 2025, die via videoverbinding plaatsvond, was eiseres aanwezig met haar gemachtigde, evenals de gemachtigde van het college.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase. Eiseres had aangegeven gehoord te willen worden, en de rechtbank concludeerde dat het college niet correct had gehandeld door haar niet te horen, ondanks dat de gemachtigde van eiseres dit in een telefoongesprek had bevestigd. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen, waarbij eiseres in de gelegenheid moet worden gesteld om gehoord te worden.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat het college het door eiseres betaalde griffierecht van € 53,- moet vergoeden en dat het college in de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.814,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.