Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
mr. M.F.A. van Pelt, kantoorhoudende te Rotterdam, in haar hoedanigheid als bijzondere curator, hierna: de bijzondere curator.
1.De verdere procedure
- de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 16 november 2022;
- de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 16 april 2025;
- het rapport van de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht van 20 februari 2024;
- de berichten (met bijlagen) van de vrouw van 6 maart 2024 en van 26 juni en 15 augustus 2025 (twee keer).
- de man;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de bijzondere curator;
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), als adviseur, vertegenwoordigd door [persoon A] .
2.De verdere vaststaande feiten
3.De verdere beoordeling
op dit momenteen risico bestaat dat de minderjarige klem en verloren raakt tussen ouders. Dit komt omdat door de GI in de komende periode veel hulp wordt ingeschakeld voor de minderjarige, op allerlei vlakken van haar ontwikkeling. De rechtbank acht het in het kader van haar welbevinden van belang dat in deze hulpverlening geen enkel beletsel ontstaat. Daarbij komt dat de man op dit moment nog onvoldoende betrokken is bij het leven van de minderjarige. Dat is een gevolg van het feit dat er geen contact is met haar, maar ook omdat hij geen informatie ontvangt over de minderjarige. De rechtbank acht het van groot belang dat hij die informatie in de komende periode wel gaat krijgen. De rechtbank wijst de vrouw in dat kader op artikel 1:377b BW, waarin de plicht staat vermeld tot het verstrekken van informatie over de minderjarige door de ouder met gezag aan de ouder zonder gezag. Nu de minderjarige onder toezicht is gesteld, kan de vrouw het uitoefenen van deze wettelijke plicht met hulp van GI oppakken, zodat de man uiteindelijk in staat wordt gesteld gezagsbeslissingen te nemen die in het belang van de minderjarige zijn.
binnen afzienbare tijdeen situatie is ontstaan waarin gezamenlijk gezag wel mogelijk is. De rechtbank wil daarop zicht houden en zal het verzoek van de man daarom aanhouden tot hierna te noemen nadere mondelinge behandeling.
- gedurende de eerste zes maanden: wekelijks op een nader te bepalen dag van 10:00 tot 16:00 uur;
- na zes maanden: wekelijks op een nader te bepalen dag van 10:00 tot 18:00 uur;
- na twaalf maanden: uitbreiding van de regeling met een overnachting bij de man.
4.De beslissing
6 januari 2026te
9:00 uur, locatie Rotterdam;