6.2.In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen.
Beoordeling van het bestreden besluit
7. De rechtbank dient te beoordelen of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser terecht heeft vastgesteld op 61,31%. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of het UWV de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiser, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de aan hem voorgehouden functies te verrichten.
8. De rechtbank gaat voorbij aan de verwijzing in de beroepsgronden naar de gronden in bezwaar nu het UWV in het bestreden besluit op die gronden reeds gemotiveerd is ingegaan. Eiser heeft met een enkele verwijzing naar zijn bezwaren niet onderbouwd waarom die weerlegging onjuist of onvolledig zou zijn.
9. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossieronderzoek, anamnese, psychisch en lichamelijk onderzoek door de verzekeringsarts, het gestelde in het bezwaarschrift en op de hoorzitting van 2 september 2024, het aansluitend aan de hoorzitting door de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgevoerd lichamelijk en psychisch onderzoek en de medische informatie afkomstig van de behandelend sector en de bedrijfsarts. Het medisch onderzoek heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank op zorgvuldige wijze plaatsgevonden.
10. Wat eiser in beroep aanvoert geeft geen reden om het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. Het is de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts bezwaar en beroep om op grond van de beschikbare medische gegevens de beperkingen tot het verrichten van arbeid vast te stellen. Het is de rechtbank niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig of onjuist beeld heeft gehad van de medische situatie van eiser. De beroepsgrond van eiser dat hij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen, kan de rechtbank niet volgen.
In de rapportage van 9 september 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om op grond van de in bezwaar door eiser aangevoerde gronden de door de primaire verzekeringsarts vastgestelde FML aan te passen. Daarbij wijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep erop dat een FML geen opsomming is van geuite klachten en ervaren beperkingen en dat bij het opstellen van de FML niet de subjectieve klachtenervaring doorslaggevend is, maar de mate waarin de beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid objectief medisch kunnen worden onderbouwd.
Gelet op de overtuigende motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser in beroep ook geen nieuwe medische informatie heeft ingebracht waaruit naar voren komt dat hij op de datum in geding meer beperkingen had dan in de FML is vastgesteld. Ook van andere aanknopingspunten voor twijfel is de rechtbank niet gebleken.
11. Uit het voorgaande volgt dat het UWV de functionele mogelijkheden van eiser correct heeft vastgesteld. Er is geen grond voor het oordeel dat de belasting van de door de arbeidsdeskundige geselecteerde drie functies de mogelijkheden van eiser overschrijdt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 24 oktober 2024, na overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, op inzichtelijke wijze uiteen heeft gezet waarom de geselecteerde functies geschikt zijn voor eiser. De rechtbank ziet geen aanleiding om de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet te volgen in zijn bevindingen. Ook anderszins is van een overschrijding van de belastbaarheid van eiser in de geduide functies niet gebleken.
12. Vergelijking van het inkomen dat eiser in de door de arbeidsdeskundigen voorgehouden functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat hij in zijn eigen werk zou hebben verdiend als hij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verlies aan verdienvermogen van 61,31%, meer dan 35% maar minder dan 80%. Daarbij overweegt de rechtbank dat eiser de enkele stelling dat het UWV niet het juiste indexcijfer heeft gebruikt, ook na de motivering van het UWV in het verweerschrift van 6 januari 2025, niet onderbouwd heeft. De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding om aan de juistheid van het gehanteerde indexcijfer te twijfelen. De conclusie is dan ook dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser juist vastgesteld is door het UWV.