ECLI:NL:RBROT:2025:11374

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
11644833 CV EXPL 25-1494
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van reparatiekosten en teruggave van autosleutel in een civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 september 2025 uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam autobedrijf] en [persoon A]. De eiseres, [naam autobedrijf], heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, [persoon A], voor de betaling van € 645,45 voor een uitgevoerde reparatie aan een auto. [persoon A] betwistte de vordering en stelde dat de reparatie onder garantie viel, en eiste terugbetaling van het bedrag dat hij onder protest had betaald, alsook de teruggave van zijn autosleutel en vergoeding van juridische kosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [persoon A] de overeenkomst niet als consument is aangegaan, maar in het kader van zijn bedrijf. De rechter oordeelde dat de afspraak over de betaling van € 645,- voor de reparatie niet betwist was door [persoon A], waardoor deze vaststond. De kantonrechter wees de vordering van [naam autobedrijf] toe, met uitzondering van de schadevergoeding die [persoon A] eiste, omdat er geen onrechtmatig handelen was vastgesteld. Tevens werd [persoon A] veroordeeld om de proceskosten te betalen, die in totaal op € 798,28 werden begroot.

De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en de rol van de rechter in het beoordelen van de bewijsvoering en de argumenten van beide partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11644833 CV EXPL 25-1494
datum uitspraak: 25 september 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[naam autobedrijf],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. G.E. Hamer,
tegen
[persoon A] ,die handelt onder de naam [handelsnaam A] ,
woonplaats: [woonplaats A] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [naam autobedrijf] ’ en ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 19 maart 2025, met bijlagen;
  • het mondelinge antwoord met eis in reconventie (tegeneis) op de rolzitting van 17 april 2025;
  • het aanvullende antwoord van [persoon A] , met bijlagen;
  • het proces-verbaal van de zitting op 12 augustus 2025;
  • de mail van 28 augustus 2025 van [persoon A] .
1.2.
Op 12 augustus 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. [persoon A] was daar niet bij aanwezig, maar hij is in de gelegenheid gesteld om op het proces-verbaal van de zitting te reageren. Dat heeft hij gedaan in zijn mail van 28 augustus 2025.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[persoon A] heeft in 2023 een auto gekocht van [naam autobedrijf] . Op 27 augustus 2024 heeft [persoon A] de auto naar [naam autobedrijf] gebracht voor een reparatie. [naam autobedrijf] heeft voor die reparatie € 645,45 in rekening gebracht bij [persoon A] . [naam autobedrijf] eist dat [persoon A] dat bedrag aan haar betaalt, met rente en kosten. [persoon A] vindt dat de reparatie onder de garantie valt en dat hij daar dus niet voor hoeft te betalen. Hij eist terugbetaling van het bedrag dat hij onder protest heeft betaald, onmiddellijke teruggave van zijn autosleutel en vergoeding van juridische kosten en eventuele bijkomende schade.
De uitkomst
2.2.
De uitkomst is dat [persoon A] nog € 133,62 aan [naam autobedrijf] moet betalen. [naam autobedrijf] moet de autosleutel aan [persoon A] teruggeven. Hierna legt de kantonrechter uit waarom dit de uitkomst is.
[persoon A] is geen consument
2.3.
De kantonrechter stelt eerst vast dat [persoon A] de overeenkomst niet is aangegaan als consument. [persoon A] heeft namelijk niet betwist dat hij de overeenkomst is aangegaan in het kader van de uitoefening van zijn bedrijf, zoals in de dagvaarding staat.
Partijen hebben afgesproken dat [persoon A] € 645,- betaalt voor de reparatie
2.4.
[naam autobedrijf] stelt dat zij met [persoon A] heeft afgesproken dat hij € 645,- zou betalen voor de reparatie. Deze afspraak heeft [persoon A] niet betwist en staat dus vast. Daarom is niet van belang of de reparatie wel of niet onder de garantie valt. Voor zover [persoon A] een beroep heeft gedaan op vernietiging van de overeenkomst op grond van dwaling of bedrog slaagt dat beroep niet. [naam autobedrijf] heeft tijdens de zitting namelijk toegelicht dat partijen uitvoerig hebben onderhandeld over de prijs van de reparatie en dat [persoon A] zelf het bedrag van € 645,- heeft voorgesteld, zonder druk van [naam autobedrijf] . Dit heeft [persoon A] niet betwist en staat dus ook vast. [persoon A] is dan ook € 645,- verschuldigd geraakt aan [naam autobedrijf] en hij kan dit bedrag niet terugeisen.
[persoon A] moet incassokosten van € 96,82 betalen
2.5.
De incassokosten van € 96,82 zijn toewijsbaar, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[persoon A] moet rente betalen
2.6.
De rente wordt toegewezen zoals hierna onder de beslissing staat, omdat [naam autobedrijf] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [persoon A] dat niet heeft betwist. [persoon A] is ook de vervallen rente van € 36,80 berekend tot 7 maart 2025 verschuldigd aan [naam autobedrijf] .
[persoon A] heeft rond 19 maart 2025 € 645,- betaald
2.7.
[persoon A] stelt dat hij € 650,- aan [naam autobedrijf] heeft betaald. Tijdens de zitting heeft [naam autobedrijf] erkend dat [persoon A] rond het uitbrengen van de dagvaarding € 645,- heeft betaald. Daarop heeft [persoon A] niet gereageerd. Daarom staat dat vast. Op grond van de wet gaat deze betaling eerst af van de kosten en de rente (artikel 6:44 BW). Dat betekent dat de incassokosten van € 96,82 en de vervallen rente van € 36,80 al door [persoon A] zijn betaald. Aan hoofdsom blijft € 133,62 over. [persoon A] wordt veroordeeld om dit bedrag aan [naam autobedrijf] te betalen.
[naam autobedrijf] moet de autosleutel teruggeven
2.8.
[persoon A] eist dat [naam autobedrijf] zijn autosleutel teruggeeft. Omdat [naam autobedrijf] de autosleutel van [persoon A] nog in haar bezit heeft, wordt zij veroordeeld de autosleutel af te geven aan [persoon A] (artikel 5:2 BW). Overigens treft [naam autobedrijf] geen verwijt dat zij de sleutel tot nu toe niet heeft teruggegeven, omdat [persoon A] haar hiertoe geen gelegenheid heeft gegeven. [naam autobedrijf] heeft de sleutel aangetekend opgestuurd naar [persoon A] , onder mededeling daarvan aan [persoon A] , maar heeft de sleutel retour ontvangen en zij heeft de sleutel meegenomen naar de zitting om hem over te dragen, waar [persoon A] niet verscheen. Het komt dus voor eigen rekening en risico dat [persoon A] de sleutel niet in ontvangst heeft genomen. De kantonrechter gaat ervan uit dat partijen werkbare afspraken over de teruggave kunnen maken. De kantonrechter wijst [persoon A] erop dat hij geen bedreigingen mag uiten als hij de sleutel bij [naam autobedrijf] komt ophalen. Een andere optie is dat [naam autobedrijf] de sleutel op kosten van [persoon A] per post aan hem stuurt.
[naam autobedrijf] hoeft geen schade van [persoon A] te vergoeden
2.9.
[persoon A] eist een schadevergoeding voor juridische kosten en emotionele schade, omdat [naam autobedrijf] volgens hem onrechtmatig heeft gehandeld. De kantonrechter begrijpt dat [persoon A] daaraan ten grondslag legt dat hij onder dwang akkoord is gegaan met het betalen van de reparatie en dat [naam autobedrijf] de autosleutel nog steeds onder zich houdt. Hiervoor heeft de kantonrechter echter al vastgesteld dat [persoon A] niet onder dwang akkoord is gegaan en dat [naam autobedrijf] tot twee keer toe heeft geprobeerd om de autosleutel terug te geven. Zij heeft dus niet onrechtmatig gehandeld. De tegeneis van [persoon A] tot vergoeding van schade wordt alleen al daarom afgewezen.
[persoon A] moet de proceskosten betalen
2.10.
De proceskosten komen voor rekening van [persoon A] , omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [persoon A] in conventie aan [naam autobedrijf] moet betalen op € 120,78 aan dagvaardingskosten, € 340,- aan griffierecht en € 270,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 135,-). In reconventie worden deze kosten aan de kant van [naam autobedrijf] begroot op nul, omdat zij geen aparte proceshandelingen heeft verricht. Voor kosten die [naam autobedrijf] maakt na deze uitspraak moet [persoon A] een bedrag betalen van € 67,50. Dat is in totaal € 798,28. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [naam autobedrijf] dat eist en [persoon A] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
3.1.
veroordeelt [persoon A] om aan [naam autobedrijf] te betalen € 133,62 met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 645,- vanaf 7 maart tot 19 maart 2025 en daarna over € 133,62 tot de dag dat volledig is betaald;
in reconventie
3.2.
veroordeelt [naam autobedrijf] tot afgifte van de autosleutel van [persoon A] ;
in conventie en reconventie
3.3.
veroordeelt [persoon A] in de proceskosten in conventie en in reconventie, die aan de kant van [naam autobedrijf] worden begroot op € 798,28;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
49039