Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- de heer J. Pearson, werkzaam bij JAW Advocaten, advocaat van verzoekster.
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
6.De beslissing
11 augustus 2025;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 8 augustus 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. Dit volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank van 9 januari 2025, waarin een moratorium was verleend voor de huurbetalingen, dat echter verviel omdat verzoekster haar huurtermijnen niet tijdig had voldaan. De rechtbank had eerder de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en de ontruiming van de woning aangezegd. Verzoekster heeft nu opnieuw een moratoriumverzoek ingediend, waarbij zij stelt dat zij inmiddels een contract heeft ondertekend dat haar in staat stelt om de huur tijdig te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien de ontruiming van de woning op 18 augustus 2025 was aangekondigd. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in de huurwoning wil blijven wonen en haar schuldhulpverlening wil voortzetten, zwaarder laten wegen dan die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank heeft het tweede moratoriumverzoek toegewezen, maar voor een kortere termijn van vier maanden in plaats van de verzochte zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.