ECLI:NL:RBROT:2025:11420

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
C/10/693341 / HA ZA 25-112
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van € 50.000 met bewijsopdracht aan eiseres over de aard van de betaling

In deze civiele zaak vordert eiseres, [eiser], betaling van € 50.000 van gedaagde, [gedaagde]. Eiseres stelt dat dit bedrag is geleend of onverschuldigd is betaald, terwijl gedaagde betwist dat er sprake is van een lening en stelt dat het een schenking betreft. De rechtbank heeft in een tussenvonnis eiseres opgedragen bewijs te leveren van de stelling dat het bedrag aan gedaagde is geleend of onverschuldigd is betaald. De procedure is gestart met een mondelinge behandeling op 25 augustus 2025, waaruit blijkt dat er een geschil is over de aard van de betaling. Eiseres heeft geen overtuigend bewijs kunnen overleggen dat de betaling van € 50.000 een lening betrof. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering door eiseres en heeft gedaagde de mogelijkheid gegeven om tegenbewijs te leveren. De rechtbank heeft verder bepaald dat de zaak op 22 oktober 2025 weer op de rol komt voor uitlating door eiseres over de bewijsvoering. De beslissing is genomen door mr. W.A.M. Schellekens en is openbaar uitgesproken op 24 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Civiel recht
Zaaknummer / rolnummer: C/10/693341 / HA ZA 25-112
Vonnis van 24 september 2025
in de zaak van
[eiser],
te Giessenburg,
eisende partij, hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. P.F. Keuchenius,
tegen
[gedaagde],
te Giessenburg,
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. M.J. Biesheuvel.

1.De kern van het geschil

[eiser] heeft € 50.000,- aan [gedaagde] betaald. [eiser] stelt dat dit een lening betreft, althans dat het bedrag onverschuldigd is betaald. [gedaagde] betwist dit. Zij stelt dat het een schenking betreft. De rechtbank draagt [eiser] op bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat het bedrag aan [gedaagde] is geleend, dan wel onverschuldigd, dus zonder rechtsgrond, is betaald.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 augustus 2025 en de daarin genoemde stukken.

3.De feiten

3.1.
[eiser] heeft één bestuurder en één aandeelhouder, [naam 1] (hierna: [naam 1]).
3.2.
[naam 1] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad en hebben samen twee kinderen. De relatie is in juni 2023 geëindigd.
3.3.
[naam 1] was voorheen samen met zijn broer eigenaar van [bedrijf ], een loodgietersbedrijf (hierna: [bedrijf ]). Die vennootschap is op 16 november 2021 gefailleerd. De activa van [bedrijf ] zijn vervolgens in januari 2022 overgenomen door [eiser]. [eiser] was een vennootschap waarvan een zakenrelatie van [naam 1], [naam 2] (hierna: [naam 2]) enig bestuurder en aandeelhouder was. Na deze overname is [naam 1] in dienst getreden van [eiser]. In december 2023 heeft [naam 1] de aandelen in [eiser] overgenomen van [naam 2] en is hij enig aandeelhouder en bestuurder geworden van [eiser].
3.4.
Op 23 mei 2023 heeft [naam 2], toen nog enig aandeelhouder en bestuurder van [eiser], van de rekening van [eiser] een bedrag van € 50.000,- overgemaakt naar [gedaagde]. [naam 1] was daarvan niet op de hoogte.
3.5.
Op 16 en 20 maart 2024 heeft [naam 1] [gedaagde] gemaild met de vraag of zij kan uitleggen welke afspraken zij met [naam 2] heeft gemaakt over het bedrag van € 50.000,-. [gedaagde] heeft daarop niet gereageerd.
3.6.
Op 7 november 2024 heeft [naam 1] [gedaagde] gemaild met een betaalverzoek van € 50.000,- voor “
Terug betalen lening”. [gedaagde] heeft daarop niet gereageerd.
3.7.
Op 2 januari 2025 heeft [naam 1] namens [eiser] een aangetekende brief aan [gedaagde] gestuurd, waarin [eiser] [gedaagde] in gebreke stelt en verzoekt om binnen vijf dagen de € 50.000,-, “
die jou op 23 mei 2023 door Multiship2000 B.V. is geleend”, te betalen. Die brief is bij bezorging geweigerd en aan [eiser] retour gezonden.
3.8.
Op 8 januari 2025 heeft [eiser] ten laste van [gedaagde] beslag gelegd onder de Coöperatieve Rabobank U.A.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van;
I. € 50.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2024; en
II. de proceskosten, inclusief beslagkosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf acht dagen na dit vonnis.
4.2.
Volgens [eiser] is het bedrag van € 50.000,- aan [gedaagde] geleend, dan wel onverschuldigd betaald, en moet het daarom worden terugbetaald. Tijdens de mondelinge behandeling is namens [eiser] verklaard dat de primaire grondslag van de vordering (geldlening) en de subsidiaire grondslag (onverschuldigde betaling) als naast elkaar staand moeten worden gezien, zodat bij toewijsbaarheid van de vordering op grond van onverschuldigde betaling, bewijslevering ten aanzien van de gestelde lening achterwege kan blijven.
4.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met veroordeling van [eiser] - bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling van de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dit vonnis,

5.De beoordeling

Is het bedrag van € 50.000,- geleend of onverschuldigd betaald? Bewijsopdracht aan [eiser]
5.1.
stelt dat het bedrag van € 50.000,- aan [gedaagde] is geleend, dan wel onverschuldigd aan haar is betaald. [gedaagde] betwist dit. Volgens haar heeft [naam 2] het bedrag van € 50.000,- namens [eiser] aan haar geschonken omdat [naam 1] na de relatiebreuk geen alimentatie betaalde, en zij met haar parttimebaan niet in het levensonderhoud van zichzelf en de kinderen kon voorzien.
5.2.
Van een overeenkomst van geldlening is sprake indien tussen partijen is overeengekomen dat het geld op enig moment moet worden terugbetaald. Of dat het geval is, hangt af van hetgeen partijen ([eiser], vertegenwoordigd door [naam 2], enerzijds, en [gedaagde] anderzijds) voorafgaand aan de overboeking over en weer hebben verklaard en wat zij uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten toekennen, hebben afgeleid. Van onverschuldigde betaling is sprake indien tussen partijen in het geheel geen rechtsverhouding tot stand is gekomen op grond waarvan [eiser] het bedrag van € 50.000,- aan [gedaagde] heeft betaald. Of dit het geval is, hangt ook af van wat zich tussen partijen heeft afgespeeld voorafgaand aan de overboeking.
5.3.
[eiser] heeft geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt wat zich tussen partijen heeft afgespeeld voorafgaand aan de overboeking. Zij heeft weliswaar een verklaring in het geding gebracht van [naam 1] zelf, maar daaruit blijkt dat [naam 1] niet weet wat er tussen [naam 2] en [gedaagde] is besproken voorafgaand aan de overboeking. Zij heeft ook een bladzijde uit haar administratie in het geding gebracht, waaruit blijkt dat op 22 mei 2023 een bedrag van € 50.000,- ten laste van de rekening-courant van Oudcomb B.V. is geboekt en ten gunste van de rekening-courant van [naam 1]. Dat sprake is van een lening van [eiser] aan [gedaagde], blijkt hier niet uit. Evenmin blijkt hieruit dat het bedrag van € 50.000,- zonder rechtsgrond is betaald.
5.4.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde], moet [eiser] dus bewijs leveren van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat sprake is van een lening of van een betaling zonder rechtsgrond. Dit volgt uit de hoofdregel van artikel 150 Rv. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Tegenbewijslevering door [gedaagde]
5.5.
Indien [gedaagde] tegenbewijs wenst te leveren tegen het door [eiser] te leveren bewijs, dan moet zij dat doen in het kader van haar reactie op de bewijslevering door [eiser]. Eventuele op verzoek van [gedaagde] te horen getuigen moeten dus bij gelegenheid van de contra-enquête worden voorgebracht.
De rechtbank beslist nog niet op andere geschilpunten
5.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
draagt [eiser] op bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat zij het op 23 mei 2023 door haar aan [gedaagde] betaalde bedrag van € 50.000,- aan [gedaagde] heeft geleend, dan wel zonder rechtsgrond heeft betaald;
6.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 22 oktober 2025voor uitlating door [eiser] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het doen horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
6.3.
bepaalt dat, als [eiser] geen bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen maar wel bewijsstukken wil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen;
6.4.
bepaalt dat, als [eiser] getuigen wil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, de partijen en hun advocaten in de maanden
november 2025tot en met
mei 2026dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
6.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. W.A.M. Schellekens in het gerechtsgebouw te Dordrecht aan Steegoversloot 36;
6.6.
bepaalt, voor het geval [eiser] bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, dat beide partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.M. Schellekens. Het is getekend door de rolechter en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2025.
3718/2502/3310