Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1.De procedure
- producties 1 tot en met 29 van [eiser]
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie
- producties 1 tot en met 5 van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 20 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde].
2.De feiten
3.Het geschil
primair: [gedaagde] te veroordelen in de werkelijke proceskosten van € 11.344,12, alsmede het door [eiser] verschuldigde griffierecht;
subsidiair: [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure op basis van een hogere factor (dat wil zeggen een bedrag hoger dan uit het liquidatietarief zou volgen, althans toekenning van meer punten binnen het liquidatietarief) van in ieder geval viermaal het gebruikelijke liquidatietarief, althans een door UEA voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen factor,
4.De beoordeling
marionet van [eiser]” handelt, is niet aannemelijk. Een notaris is onderworpen aan tuchtrecht en op grond van voor hem geldende beroeps- en gedragsregels gehouden zijn werk onpartijdig te verrichten. [gedaagde] heeft niet concreet met stukken onderbouwd dat van partijdigheid sprake zou zijn, terwijl [eiser] dit uitdrukkelijk heeft betwist. Het enkele gegeven dat een familielid van de echtgenote van [eiser] op het notariskantoor werkzaam is of is geweest, maakt dit niet anders. Dat er veel wantrouwen bestaat bij [gedaagde] in de richting van haar broer is duidelijk, maar dat wantrouwen kan zij niet zonder feitelijke en concrete onderbouwing afwentelen op de notaris.