ECLI:NL:RBROT:2025:11477

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
10/169663-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging doodslag en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie door een minderjarige

Op 8 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die beschuldigd werd van medeplegen van poging doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De zaak vond plaats in het kader van de jeugdstrafrecht en de verdachte was vertegenwoordigd door raadsman mr. T. Sönmez. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 mei 2024 in Spijkenisse betrokken was bij een schietincident waarbij hij met een vuurwapen op een slachtoffer heeft geschoten. De verdachte heeft dit feit bekend, maar de verdediging heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft echter op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen geconcludeerd dat de verdachte wel degelijk op het slachtoffer heeft gericht en daarmee voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 165 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder meewerken aan hulpverlening en begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische stoornis en verstandelijke handicap, en heeft besloten een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/169663-24
Datum uitspraak: 8 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 8 juli 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 165 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2 (voorhanden hebben van een wapen)
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 (medeplegen poging doodslag)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor opzet dan wel voorwaardelijk opzet van de verdachte op de dood van één of meerdere personen. Volgens de verdediging kan namelijk niet worden vastgesteld dat de verdachte gericht op de personen op straat heeft geschoten.
4.2.2.
Beoordeling
Op 19 mei 2024 heeft er een schietincident plaatsgevonden nabij de Zomerakker te Spijkenisse. Uit getuigenverklaringen en camerabeelden is gebleken dat er bij het schietincident 5 tot 8 personen betrokken waren. Twee van hen, waaronder de verdachte, droegen een vuurwapen bij zich. Uit de camerabeelden volgt dat er een confrontatie plaatsvond tussen een vriend van de verdachte en een aantal andere personen. De verdachte stond op enige afstand, en heeft het vuurwapen getrokken en vervolgens geschoten. De verdachte heeft dit alles ook bekend. De rechtbank stelt aan de hand van de camerabeelden vast dat hij daarbij heeft gericht op het slachtoffer. Hij had daarbij goed zicht op het (beoogde) slachtoffer.
Voor zover de verdachte heeft verklaard dat hij niet gericht schoot, wordt dat weerlegd door de bovengenoemde dossierstukken.. Door te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het slachtoffer (of een van de anderen uit die groep) zou raken, waarbij het intreden van de dood een voorzienbaar gevolg zou zijn. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer en acht daarmee bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
Hij op
of omstreeks19 mei 2024
te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen
misdrijf om [slachtoffer] en
/of één of meereentot op heden onbekend gebleven perso
(o
)n
(en)opzettelijk van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk toe te brengen,
meermalen, althanseenmaal, met een vuurwapen heeft geschoten op of in de
richting van die [slachtoffer] en die tot op heden onbekend gebleven perso
(o
)n
(en),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
Hij op
of omstreeks19 mei 2024
te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
(een) wapen
(s)als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º
en/of Categorie II
onder 2 van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool, voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van poging doodslag
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een (vuur)wapen van de categorie II of III
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zestienjarige leeftijd samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door met een vuurwapen gericht te schieten op [slachtoffer] (en op een onbekend gebleven persoon) en verder aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Voorafgaand aan het schietincident is via chatgesprekken een ontmoeting tussen diverse personen geregeld. In de chatgesprekken wordt ook gesproken over een vuurwapen en het doodschieten van een persoon ‘ [naam] ’. Medeverdachte [medeverdachte 1] vraagt in een chatgesprek aan de verdachte om een pistool mee te nemen, omdat hij ruzie heeft. De verdachte is vervolgens met het pistool naar de desbetreffende locatie gegaan, waar hij met het wapen gericht schoot op het slachtoffer en een ander persoon uit de groep van het slachtoffer. Het slachtoffer en die ander hadden gemakkelijk gedood kunnen worden. Dat dat niet is gebeurd is een gelukkig toeval en niet aan enig toedoen van de verdachte te danken. De schietpartij heeft bovendien plaatsgevonden bij een winkelcentrum in Spijkenisse, op een tijdstip waarop er veel (andere) mensen op straat waren. Een ervaring als deze zal het gevoel van veiligheid voor deze omstanders wezenlijk hebben aangetast. Het behoeft bovendien geen toelichting dat dit schietincident in het algemeen gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij teweeg brengt en versterkt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
GZ-psycholoog drs. [persoon A]aanzien van de ten laste gelegde feiten een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 november 2024. Dit rapport houdt - zakelijk weergeven en voor zover van belang - het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een psychische stoornis en/of verstandelijke handicap. De verdachte heeft een aandachtsdeficiëntie- /hyperactiviteitsstoornis, gecombineerd beeld (ADHD). Hij beschikt daarbij over zwakbegaafde tot beneden gemiddelde verstandelijke capaciteiten. Genoemd beeld strekt zich uit over langere tijd en hier was dus ook sprake van ten tijde van het ten laste gelegde feiten. Bij de verdachte is sprake van een verminderd verstandelijke functioneren onder stressvolle omstandigheden, wat zich uit in beperkte oplossingsvaardigheden en een verminderd vermogen om zijn eigen handelen en de consequenties daarvan te overzien. Verder hangt dit ook samen een verhoogde beïnvloedbaarheid en impulsiviteit, waardoor hij zich relatief gemakkelijk laat meeslepen. Daarbij staat zijn oordeels- en kritiekfunctie onder druk, waardoor zijn waarneming of interpretatie van zijn eigen (of andermans) gedrag verstoord kan zijn geweest.
Om het recidiverisico te beperken en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling, is van belang dat de verdachte een inhaalslag maakt op het gebied van zijn morele ontwikkeling, zijn emotie- en agressieregulatie, beïnvloedbaarheid, gezelschapskeuze en sociale en stressmanagementvaardigheden. Verder is van belang dat hij in zijn vrije tijd functioneert binnen voldoende structuur en duidelijkheid om het recidiverisico te beperken en hem ervan te weerhouden terug te vallen op vrienden waarmee hij in de problemen kwam, indien bewezen. Hiervoor wordt inmiddels MDFT ingezet.
De rapporteur geeft de rechtbank in overweging een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende een proeftijd van twee jaar, zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt het volgen van training, begeleiding en/of behandeling gericht op bovengenoemde aandachtspunten, bijvoorbeeld bij Timon, Fivoor, de Viersprong of De Waag te Rotterdam.
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 december 2024 en aangepast bij brief van 17 januari 2025. De Raad adviseert een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte
• zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachten en aangever;
• zich houdt aan een avondklok zolang de jeugdreclasseerder nodig acht;
• zich inzet voor het vinden en vormgeven van een positieve vorm van vrijetijdsbesteding;
• zich onder behandeling stelt van Timon en/of de Waag of soortgelijke instelling;
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te Rotterdam opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: te noemen JBRR)heeft een briefrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 juni 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er is MDFT van Timon ingezet voor het gezin en coaching, dagbesteding en behandeling van Duce. Naar aanleiding van onder andere de NIFP rapportage van 19 november 2024 is er aanvullende trauma behandeling (EMDR) ingezet bij Duce, die loopt sinds 25 maart 2025. De verdachte zit op dit moment niet op een reguliere opleiding, maar wordt nu sinds oktober 2024 voorbereid op onderwijs via de instelling Duce, in de thuissituatie en bij de instelling Duce.
De Jeugdreclassering adviseert een onvoorwaardelijke jeugddetentiestraf op te leggen gelijk aan het voorarrest en een geheel voorwaardelijke werkstraf met een proeftijd van twee jaar, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- meewerkt aan de jeugdreclasseringsbegeleiding, uitgevoerd door Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond;
- meewerkt aan de hulpverlening en behandeling van Timon MDFT en Duce, zolang de Jeugdreclassering dit nodig acht;
- meewerkt aan een gestructureerde daginvulling, zoals dagbesteding van Duce of een andere instelling, het volgen van een opleiding of het hebben van werk, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
Ter zitting is door jeugdreclasseerder, [persoon B]aanvullend naar voren gebracht dat verdachte zich goed heeft gehouden aan de avondklok en dat deze niet meer noodzakelijk wordt geacht. Sinds de verdachte is geschorst verblijft hij voornamelijk thuis. Hij heeft goed meegewerkt aan de ingezette hulpverlening en hij doet alles wat je zou wensen voor een jongere die geschorst wordt na een ernstig delict. De verdachte zit op dit moment niet op een reguliere opleiding, maar daar wordt op dit moment aan gewerkt middels de begeleiding vanuit Duce.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen met de voorwaarden overeenkomstig het advies van de jeugdreclassering. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 165 (honderdvijfenzestig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot,
120 (honderdtwintig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2007 te [geboorteplaats 2] en [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2007 te [geboorteplaats 2] ;
- zal meewerken aan de hulpverlening en behandeling vanuit Timon MDFT en Duce, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- zal meewerken aan een gestructureerde daginvulling, zoals dagbesteding van Duce of een soortgelijke instelling, het volgen van een opleiding of het hebben van werk, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugd/reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. N. Doorduijn en L.W.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2025.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op of omstreeks 19 mei 2024
te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
[slachtoffer] en/of één of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en)
opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk toe te brengen,
meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen heeft geschoten op of in de
richting van die [slachtoffer] en die tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1
ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij
op of omstreeks 19 mei 2024
te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º en/of Categorie II
onder 2 van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool, voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )