ECLI:NL:RBROT:2025:11493

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
10/310934-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van diefstal met geweld en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, met toepassing van jeugdstrafrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 juli 2025 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van het medeplegen van diefstal met geweld en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De verdachte stond terecht voor de feiten die zich op 25 november 2022 in het Zuiderpark in Rotterdam hebben voorgedaan, waar hij samen met medeverdachten een straatroof heeft gepleegd. De officier van justitie eiste vrijspraak voor bedreiging, maar bewezenverklaring van diefstal en openlijke geweldpleging, met toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij niet de tas had getrokken, wel degelijk een significante bijdrage had geleverd aan het geweld tegen de slachtoffers. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de bedreiging, maar achtte de diefstal met geweld en openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een werkstraf van 40 uren op, met aftrek van voorarrest, en compenseerde de overschrijding van de redelijke termijn in de strafmaat. De rechtbank overwoog dat de verdachte op het moment van de feiten 18 jaar oud was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank paste het jeugdstrafrecht toe, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/310934-22
Datum uitspraak: 31 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. E.W.B. van Twist, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 juli 2025.

2.Tenlastelegging

De verdachte staat terecht op de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een straatroof (feit 1), een bedreiging (feit 2) en openlijk geweld (feit 3). De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. A. de Bruijne, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 3 ten laste gelegde;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feiten 1 en 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich ten aanzien van feit 1 (medeplegen van diefstal met geweld) op het standpunt dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat niet alle onderdelen van de tenlastelegging aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Volgens de verdediging is de verdachte niet degene geweest die aan de tas van aangeefster [slachtoffer 1] heeft getrokken en haar heeft getackeld. Verder is de verdediging ten aanzien van feit 3 (openlijke geweldpleging) van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Er is weliswaar geweld gepleegd tegen aangeefster [slachtoffer 2] , maar dat de verdachte daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld. De verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.2.2.
Beoordeling
Vaststaat dat de verdachte en zijn medeverdachten op 25 november 2022 samen met de aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in het Zuiderpark in Rotterdam zijn geweest, dat de tas van aangeefster [slachtoffer 1] toen is weggenomen en dat er geweld is gebruikt tegen beide aangeefsters. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte schuldig is aan het medeplegen van diefstal met geweld jegens aangeefster [slachtoffer 1] en aan openlijke geweldpleging tegen aangeefster [slachtoffer 2] .
Uit de bewijsmiddelen volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] degene is geweest die aangeefster [slachtoffer 1] heeft getackeld, waardoor zij ten val kwam. Tegelijkertijd heeft hij aan de tas van [slachtoffer 1] getrokken. Nadat de tas was afgepakt, is aangeefster [slachtoffer 1] , terwijl zij nog op de grond lag, meerdere keren getrapt door de verdachte. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij heeft gezien dat medeverdachte [medeverdachte 1] de tas van aangeefster [slachtoffer 1] afpakte en bekend dat hij de aangeefster daarna twee keer heeft getrapt. De rechtbank leidt hieruit af dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Wie welke handeling heeft verricht, is daarbij niet relevant. Zij zijn samen verantwoordelijk voor het geheel. Dat de verdachte niet degene is geweest die aan de tas van aangeefster [slachtoffer 1] heeft getrokken en haar heeft getackeld, maakt dus niet dat de verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat ook de onder 3 ten laste gelegde openlijke geweldpleging wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte ontkent aangeefster [slachtoffer 2] te hebben getrapt, maar daaraan hecht de rechtbank geen geloof. De rechtbank volgt de verklaringen van de aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die beiden hebben verklaard dat de verdachte aangeefster [slachtoffer 2] heeft getrapt nadat medeverdachte [medeverdachte 2] haar had geslagen. Hun verklaringen over het gebeurde worden nagenoeg volledig ondersteund door het proces­verbaal van de politie met de beschrijving van door de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] gemaakte filmpjes, die de politie later heeft aangetroffen op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] . Dat uit de beschrijving van de filmpjes niet blijkt dat het trappen van aangeefster [slachtoffer 2] te zien is op de door de verdachte en de medeverdachte gemaakte filmpjes, wil niet zeggen dat dit niet is gebeurd. Door aangeefster [slachtoffer 2] te trappen, heeft de verdachte een significante bijdrage geleverd aan het plegen van geweld tegen aangeefster [slachtoffer 2] .
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op
of omstreeks25 november 2022 te Rotterdam, op de openbare weg, te weten: de Zuiderparkpromenade-Oost,
in elk geval op of aan de openbare weg,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, (winkel [naam winkel] Amsterdam),
inhoudende een jas, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd
voorafgegaan en/ofvergezeld en
/ofgevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken en
/ofbij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ofaan
(een
)andere deelnemer
(s)van vermeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldhierin bestond
(en)dat verdachte en/of zijn mededader
(s
)
- aan de tas van die [slachtoffer 1] heeft
/hebbengetrokken en
/of
- die [slachtoffer 1] heeft
/hebbengetackeld, waardoor die [slachtoffer 1] op de grond viel en
/of
-
(terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag
)die [slachtoffer 1] op
/tegen een/dehetbe
(e
)n
(en)en
/ofhet lichaam
heeft/hebben
geschopt en/ofgetrapt;
3
hij op
of omstreeks25 november 2022 te Rotterdam, op de openbare weg, te weten: de Zuiderparkpromenade-Oost,
in elk geval op of aan de openbare weg,openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal,
- slaan
en/of stompenop
/tegenhet hoofd van die [slachtoffer 2] en
/of
- schoppen en
/oftrappen tegen de rug, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] en
/of
- onderuit trappen van die [slachtoffer 2] .
;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweldtegen personen, gepleegd met het
oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad,
aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
3.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 25 november 2022, op achttienjarige leeftijd, samen met een ander een meisje, met wie zij in een park waren, beroofd van haar tas. Het meisje werd daarbij getackeld, waardoor zij ten val kwam. Terwijl zij op de grond lag werd zij door de verdachte getrapt. De vriendin van het meisje, die het meisje wilde helpen, is door de verdachte en zijn medeverdachten mishandeld. Zij hebben haar getrapt en geschopt tegen haar lichaam en geslagen op haar hoofd. Hierdoor heeft zij een hoofdwond opgelopen. Door het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten is voor de slachtoffers een bijzonder dreigende situatie gecreëerd en is tevens inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De rechtbank rekent de verdachte het voorgaande aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportage
Het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (hierna: de reclassering) heeft twee rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 maart 2023 en 20 juni 2025. Deze rapporten houden onder meer het volgende in.
De reclassering schat de kans op recidive laag in. De afgelopen twee jaar heeft de verdachte niet alleen goed meegewerkt met de afspraken, die in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn gemaakt met de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, ook is hij niet gerecidiveerd en heeft hij geen risicovol gedrag laten zien.
Hoewel er geen directe aanwijzingen zijn voor een licht verstandelijke beperking, kwam de verdachte aanvankelijk jonger op de reclassering over dan zijn kalenderleeftijd zou doen vermoeden. Voornamelijk op sociaal-emotioneel niveau kwam hij in het gesprek moeilijk mee. Inmiddels komt de verdachte weerbaarder over, toont hij meer zelfstandigheid en heeft hij stappen in zijn ontwikkeling gemaakt. De reclassering adviseert niettemin het jeugdstrafrecht toe te passen. De reclassering adviseert een (taak)straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden, omdat interventies en toezicht niet nodig zijn.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
7.4.1.
Toepassing jeugdstrafrecht
Volgens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij 18 jaar oud was. Gelet op de genoemde rapportages, de daarin geschetste persoonlijkheid van de verdachte en het gegeven advies, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde het jeugdstrafrecht toepassen.
7.4.2.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een jeugdstrafzaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden na aanvang van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt.
De verdachte is op 27 november 2022 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Tussen 27 november 2022 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim 32 maanden. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van 16 maanden, is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van 16 maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
7.4.3.
Straf
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Hoewel de ernst van de feiten een hogere straf rechtvaardigt, legt de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van 40 uren op, gelijk aan de eis van de officier van justitie. De rechtbank heeft in het voordeel van de verdachte meegewogen dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en dat hij na het plegen van de onderhavige feiten, meer dan tweeëneenhalf jaar geleden, ook geen misdrijven meer heeft gepleegd. Verder weegt de rechtbank mee dat de verdachte voor de onderhavige feiten 47 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in beperkingen heeft gezeten, en lange tijd, namelijk meer dan tweeëneenhalf jaar, in een schorsing heeft gelopen. Tijdens die schorsing heeft hij zich goed aan de voorwaarden gehouden. De verdachte heeft zijn leven op de rit en de kans op herhaling wordt laag ingeschat.
Gelet op dit alles en rekening houdend met de zeer forse overschrijding van de redelijke termijn, acht de rechtbank een werkstraf van 40 uren passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77c, 77g, 77m, 77n, 77gg, 141 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig)
uren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
0 (nul) urente verrichten werkstraf resteren;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. H. Biemond en M.E. van der Zouw, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 juli 2025.
De oudste rechter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 25 november 2022 te Rotterdam,
op de openbare weg, te weten: de Zuiderparkpromenade-Oost, in elk geval op of
aan de openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas,
(winkel [naam winkel] Amsterdam), inhoudende een jas, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [slachtoffer 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) van vermeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of
zijn mededader(s)
- aan de tas van die [slachtoffer 1] heeft/hebben getrokken en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben getackeld, waardoor die [slachtoffer 1] op de grond viel en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) die [slachtoffer 1] op/tegen een/de be(e)n(en) en/of
het lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt;
2
Hij in of omstreeks de periode van 11 november 2022 tot 25 november 2022 te
Rotterdam, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met
zware mishandeling en/of met verkrachting, door die [slachtoffer 2] (via Snapchat)
dreigend de woorden toe te voegen "Ik kan jou levend laten verbranden als ik wil Of
gwn Doodschieten Of wil je verkracht worden", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
3
Hij op of omstreeks 25 november 2022 te Rotterdam,
op de openbare weg, te weten: de Zuiderparkpromenade-Oost, in elk geval op of
aan de openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] ,
welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal,
- slaan en/of stompen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] en/of
- schoppen en/of trappen tegen de rug, althans het lichaam, van die
[slachtoffer 2] en/of
- onderuit trappen van die [slachtoffer 2] ;