ECLI:NL:RBROT:2025:11494

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
09/069949-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2009, die samen met een medeverdachte op 27 februari 2024 een poging heeft gedaan om een vuurwerkbom te laten ontploffen bij een woning in Den Haag. De verdachte is in verzekering gesteld op 27 februari 2024, wat de aanvang van de redelijke termijn markeert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden met meer dan een maand, wat heeft geleid tot een vermindering van de op te leggen straf. De officier van justitie heeft een jeugddetentie van 132 dagen geëist, waarvan 72 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 132 dagen jeugddetentie, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de jeugdreclassering en deelname aan hulpverlening. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet voldoende aan de verdachte kon worden toegerekend. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 09/069949-24
Datum uitspraak: 14 augustus 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2009,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. J. Dekker, waarnemend voor mr. O.J. Much, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 31 juli 2025.

2.Tenlastelegging

Kort gezegd staat de verdachte terecht op de verdenking dat hij met een ander een poging heeft gedaan om een vuurwerkbom te laten exploderen bij een woning in Den Haag. De tekst van de in de dagvaarding opgenomen tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven-Ivankovic heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 132 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft bekend dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte 1] in opdracht van een ander naar het adres aan de [adres 2] te Den Haag is gegaan. Volgens de verdachte was het plan dat de medeverdachte daar een vuurwerkbom tot ontploffing zou brengen. De verdachte betwist dat er sprake is van medeplegen, omdat hij niet zelf van plan was om de vuurwerkbom aan te steken. Volgens de verdachte was hij er alleen bij voor het steunen van de medeverdachte. De verdediging heeft zich ten aanzien van de kwalificatie gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte en de medeverdachte op 27 februari 2024 samen naar de [adres 2] in Den Haag zijn gegaan met het plan om daar een vuurwerkbom tot ontploffing te brengen in het portiek. De verdachte heeft verklaard dat hij hiervoor betaald zou krijgen. De verdachte was degene die de tas met de vuurwerkbom bij zich had en de medeverdachte droeg een werkende aansteker bij zich. Zij zijn met de vuurwerkbom het portiek binnengegaan en hebben middels een video-telefoongesprek geverifieerd of zij bij het goede adres waren. De verdachte is daar bij blijven staan. . Voordat de verdachte en medeverdachte tot het aansteken van de vuurwerkbom konden overgaan zijn zij betrapt door twee verbalisanten die op dat moment het pand bewaakten. De verdachte is toen weggerend. Een verbalisant heeft gezien dat de verdachte de tas met daarin de vuurwerkbom heeft weggegooid toen hij probeerde te ontsnappen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking gericht op het teweegbrengen van een ontploffing. De rechtbank is daarom van oordeel dat het (primair) ten laste gelegde medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing is bewezen.
4.1.3.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
(primair)
hij op
of omstreeks27 februari 2024 te ’s-Gravenhage
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
opzettelijk brand te stichten en/ofeen ontploffing teweeg
tebrengen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten (het portiek van) de woning gelegen
op/aan de [adres 2] en
/ofnaburige woningen en
/ofgoederen
die zich in dat portiek en
/ofdie woningen bevonden en
/of
- levensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
zijn mededader
(s), de in die woningen aanwezige personen, en
/ofvoorbijgangers te
duchten was
- zich met een aansteker en
/ofvuurwerkbom (twee met tape aan elkaar
vastgemaakte flesvormige projectielen Shellvuurwerk), naar
/inhet portiek van de
woning
op/aan de [adres 2]
en/of naburige woningen
hebben/heeft begeven en
/of
-
enterwijl hij, verdachte en
/ofzijn mededader in dat portiek en
/ofvoor de deur
van die woning gelegen
op/aan de [adres 2] stond
(en
)
telefonisch en/of via videoverbinding bij zijn mededader
(s
)hebbengeverifieerd of zij
/hijbij het juiste adres waren
/was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van een poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten en is en terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op veertienjarige leeftijd samen met een medeverdachte geprobeerd een ontploffing teweeg te brengen bij een woning aan de [adres 2] in Den Haag. Op dit adres hadden in de paar weken daarvoor al meerdere aanslagpogingen plaatsgevonden. Naar aanleiding van deze eerdere incidenten is een camera geplaatst en werden de beelden live bekeken door de politie. De verdachte en de medeverdachte zijn op 27 februari 2024 met een tas met daarin de vuurwerkbom naar de woning gelopen en met de vuurwerkbom het portiek binnengegaan en hebben middels een video-telefoongesprek geverifieerd of zij bij het goede adres waren. Op dat moment werden zij aangesproken door de politie waarna zij zijn weggerend. De verdachte had de tas met daarin de vuurwerkbom weggegooid toen hij probeerde te ontsnappen. Bij de medeverdachte werd bij zijn fouillering een aansteker aangetroffen. De verdachte en de medeverdachte hadden een enorme ontploffing teweeg kunnen brengen, die veel schade zou hebben veroorzaakt, zo blijkt uit het forensisch onderzoek aan de vuurwerkbom. Dergelijke explosies zijn bedreigend en beangstigend voor de bewoners van de desbetreffende woning en de omwonenden. Ook leiden dit soort explosies tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat de verdachte bereid is om tegen betaling zo eenn ernstig strafbaar feit te plegen en neemt het de verdachte kwalijk dat hij bij het plegen van de feiten enkel heeft gedacht aan zijn eigen financiële gewin, zonder daarbij na te denken over de gevolgen van zijn acties.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportage en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 juli 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte lijkt niet in staat te zijn om de juiste keuzes te maken op momenten dat dit van belang is en dit maakt dat er aantoonbare omstandigheden zijn die de kans op herhaling vergroten. Het delictgedrag van de verdachte kan naast directe behoeftebevrediging tevens verklaard worden door impulsief handelen en gebrek aan vaardigheden. De verdachte maakt denkfouten die niet tijdig gecorrigeerd worden, omdat hij zijn keuzes niet vooraf bespreekt en de gevolgen van zijn keuzes niet lijkt te overzien. De Raad acht het van belang dat de verdachte zijn vaardigheden vergroot, zodat hij leert om pro sociale keuzes te maken en niet in herhaling te vallen. Daarbij is het van belang dat hij hierin ondersteund wordt, zodat hij in deze niet op zichzelf is aangewezen. De Raad acht het voorts van belang dat hij mee gaat werken aan het persoonlijkheidsonderzoek waar een intelligentie onderzoek deel van zal uitmaken en dat de verdachte zal meewerken aan de adviezen betreffende passende hulpverlening die uit het onderzoek komen.
De Raad adviseert een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen en daarnaast een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich gedurende de proeftijd zal melden bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te Rotterdam, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- naar school zal gaan volgens rooster en zich zal houden aan de regels en afspraken van school;
- zich blijft inzetten voor het vinden en behouden van een passende vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaan en/of sport;
- meewerkt aan behandeling/begeleiding/hulpverlening/individuele coaching die door jeugdreclassering nodig wordt geacht, zoals bijvoorbeeld Yets of een soortgelijke interventie/organisatie;
- meewerkt aan afname van een persoonlijkheidsonderzoek wanneer de jeugdreclassering dit nodig acht;
- meewerkt aan hulpverlening en/of behandeling die door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht zoals van de kinderpsycholoog of anderszins;
- meewerkt aan inzet van andere hulpverlening, wanneer dit door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht,
waarbij aan de jeugdreclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Ter zitting is namens de jeugdreclassering door [persoon A]onder meer naar voren gebracht dat vanwege de wachtlijst het lang heeft geduurd voordat de hulpverlening van MDFT is gestart. In maart heeft het gezin het MDFT positief afgerond, met de kanttekening dat er goed gekeken wordt of de verdachte op zijn plek is bij oma. Er zijn zorgen over de schoolgang van de verdachte. De verdachte gaat naar het speciaal onderwijs. Hij voelt zich onvoldoende gesteund door school. Er is sprake van een bepaalde starheid in zijn denkproces. De school ervaart het als lastig wanneer de verdachte vasthoudt aan een idee, zo heeft hij bijvoorbeeld een periode gehad dat hij zich volledig wilde richten op het leren van Surinaams en Papiamento. Om beter zicht te krijgen op zijn denkpatronen en motivatie wordt het wenselijk geacht om opnieuw een persoonlijkheidsonderzoek af te nemen. De kinderpsycholoog heeft jaren geleden selectief mutisme vastgesteld en is daarna met de diagnose aan de slag gegaan. Opnieuw diagnostiek kan helpend zijn om inzicht te krijgen in de belevingswereld en mogelijkheden van de verdachte. De jeugdreclassering geeft aan dat dat zij een evaluatie gezinsplan heeft ingediend, waarin ook een advies is opgenomen. De geadviseerde bijzondere voorwaarden komen overeen met die van de Raad, de jeugdreclassering adviseert aanvullend een contactverbod met de medeverdachte op te leggen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een jeugdstrafzaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 27 februari 2024 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 27 februari 2024 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim 17 maanden. In de onderhavige zaak is dan ook sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van ruim één maand. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf, zoals hieronder uiteen is gezet.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal anders dan de officier van justitie heeft geëist geen bijkomende werkstraf opleggen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het feit dat in het kader van de bijzondere voorwaarden veel van de verdachte wordt gevraagd en vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd,
[benadeelde 1](tevens namens zijn echtgenote
[benadeelde 2]en hun
minderjarige kind [benadeelde 3]), ter zake van het primair tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 11.008,67 aan materiële schade en een bedrag van € 96.064,50 aan immateriële schade, bestaande uit ieder een bedrag van € 32.021,50, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Mr. A.J. Korf heeft namens de benadeelde partij(en) de vordering ter zitting nader toegelicht.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat er geen sprake is van groepsaansprakelijkheid ten aanzien van de eerdere aanslagpogingen op 20 en 22 februari 2024 en de dreigbrief op 2 februari 2024 bij de woning van de benadeelde partij. Zij heeft zich ten aanzien van de vorderingen voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van mening dat er geen sprake is van groepsaansprakelijkheid. Primair heeft de verdediging verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank, waarbij de verdediging de rechtbank verzoekt de schadevergoeding te beperken gelet op de rol van de verdachte. Meer subsidiair verzoekt de verdediging het eventueel toe te wijzen bedrag te beperken tot het bedrag dat in de zaken van de medeverdachten ( [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ) is toegekend. Volgens de verdediging is in bijlage 2 te zien dat de Ring deurbel vóór het incident op 27 februari 2024 is aangeschaft.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het onderhavige feit samen met anderen heeft gepleegd. Voor dit specifieke feit op 27 februari 2024 wordt hij aangemerkt als onderdeel van een groep in de zin van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek. Er zijn echter geen aanwijzingen dat de verdachte betrokken is geweest bij de eerdere incidenten op 2, 20 en 22 februari 2024, zodat hij geen deel uitmaakt van de groep die bij die eerdere strafbare feiten betrokken was. De gevorderde schadevergoeding ziet op schade die is ontstaan als gevolg van de reeks incidenten op 2, 20, 22 en 27 februari 2024 gezamenlijk. De vraag is dus in hoeverre de schade die is ontstaan uit de reeks van incidenten aan deze verdachte kan worden toegerekend, nu hij alleen verantwoordelijk is voor het feit van 27 februari 2024. Ondanks de nadere onderbouwing namens de benadeelde partij kan in het kader van het strafproces tegen de verdachte onvoldoende worden vastgesteld welk aandeel dit specifieke incident heeft gehad in het ontstaan van de totale schade. De behandeling van deze vraag levert daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 132 (honderdtweeëndertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
60 (zestig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2009 te [geboorteplaats 2] ;
- naar school zal gaan volgens rooster en zich zal houden aan de regels en afspraken van school;
- zich gedurende de proeftijd blijft inzetten voor het vinden en behouden van een passende vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaan en/of sport;
- meewerkt aan behandeling/begeleiding/hulpverlening/individuele coaching die door de jeugdreclassering nodig wordt geacht, zoals bijvoorbeeld Yets of een soortgelijke interventie/organisatie;
- meewerkt aan afname van een persoonlijkheidsonderzoek;
- meewerkt aan hulpverlening en/of behandeling die door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht zoals van de kinderpsycholoog of anderszins;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 1] (en [benadeelde 2]en hun
minderjarige kind [benadeelde 3] )niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. R. van den Wildenberg en M.E. van der Zouw, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 augustus 2025.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 februari 2024 te ’s-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg brengen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten (het portiek van) de woning gelegen
op/aan de [adres 2] en/of naburige woningen en/of goederen
die zich in dat portiek en/of die woningen bevonden en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
zijn mededader(s), de in die woningen aanwezige personen, en/of voorbijgangers te
duchten was
- zich met een aansteker en/of vuurwerkbom (twee met tape aan elkaar
vastgemaakte flesvormige projectielen Shellvuurwerk), naar/in het portiek van de
woning op/aan de [adres 2] en/of naburige woningen
hebben/heeft begeven en/of
- en terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader in dat portiek en/of voor de deur
van die woning gelegen op/aan de [adres 2] stond(en)
telefonisch en/of via videoverbinding bij zijn mededader(s) geverifieerd of zij/hij bij
het juiste adres waren/was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 februari 2024 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten
brandstichting en/of een ontploffing teweeg brengen (art. 157 Wetboek van
Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen,
te weten
- een aansteker
- een vuurwerkbom (twee met tape aan elkaar vastgemaakte flesvormige
projectielen Shellvuurwerk) en/of
- een telefoon(s) (om contact met mededader(s) te onderhouden),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft
gehad;