ECLI:NL:RBROT:2025:11501

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
10/165070-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlengde uitvoer van cocaïne door koerier met 18 kilogram in verborgen ruimtes

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 september 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als koerier 18 kilogram cocaïne heeft uitgevoerd. De verdachte, geboren in 1984 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. Tijdens een politiecontrole op 28 mei 2025 werd de verdachte, bestuurder van een personenauto met een Frans kenteken, aangehouden. In verborgen ruimtes van het voertuig werd de cocaïne aangetroffen. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en een gevangenisstraf van drie jaren.

De verdediging stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de cocaïne en dat er geen bewijs was dat de drugs daadwerkelijk Nederland hadden verlaten. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wetenschap had van de cocaïne, gezien de omstandigheden van de aanhouding en de verklaringen van de verdachte. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging en achtte bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de verlengde uitvoer van de cocaïne. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaren op, met aftrek van voorarrest, en beval de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen auto.

De rechtbank overwoog dat de ernst van het feit, de rol van de verdachte als koerier en de maatschappelijke impact van drugshandel zwaar wogen in de strafmaat. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar de rechtbank vond de opgelegde straf passend en geboden in het licht van de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/165070-25
Datum uitspraak: 19 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] , [geboorteland] op [geboortedatum] 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het [detentiecentrum] ,
raadsman mr. H.M. Hueting, advocaat te Brielle.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er kort gezegd op neer dat de verdachte 18 kilo cocaïne heeft uitgevoerd (primair) dan wel dat hij de cocaïne heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad (subsidiair).

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest;
  • onttrekking aan het verkeer van de personenauto Peugeot met Frans [kenteken] .

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde is vereist dat de verdachte wetenschap had van, en beschikkingsmacht had over, de blokken cocaïne in de auto waarin hij reed. Dat kan niet worden vastgesteld. Er is geen DNA aangetroffen van de verdachte op de blokken cocaïne. Wat betreft het primair ten laste gelegde geldt bovendien dat nergens uit blijkt dat de blokken cocaïne ook daadwerkelijk buiten het grondgebied van Nederland zijn gebracht, of dat dat het doel van de verdachte was.
4.1.2.
Beoordeling
Op 28 mei 2025 genereerde een personenauto met het Franse [kenteken] een hit in het ANPR-systeem. Naar aanleiding van deze melding kreeg de bestuurder van het voertuig een volgteken van de politie. De verdachte bleek de bestuurder van het voertuig te zijn. Hij verklaarde aan de politie dat hij de week daarvoor naar Nederland gekomen was en pech had gekregen met zijn auto. De auto was inmiddels gerepareerd en hij was onderweg naar [plaats] . Er zouden geen verboden middelen of voorwerpen in de auto liggen. Het voertuig werd met toestemming van de verdachte doorzocht door de politie en in twee verborgen ruimtes werd 18 kilogram cocaïne gevonden.
De verdachte ontkent wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van de cocaïne in de auto. In zijn eerste verklaring verklaart de verdachte echter wel dat
hijnaar Nederland was gekomen, dat
hijpech kreeg met
zijnauto, en dat
zijnauto nu gerepareerd was en dat hij onderweg was naar huis (in Frankrijk). In zijn tweede verklaring op het politiebureau verklaart hij dat het voertuig niet van hem is. Daarnaast verklaart hij op het bureau en ter terechtzitting dat hij opdracht had gekregen van ene “
[naam]” om het voertuig van diens vriendin, die daarmee pech had gekregen in Nederland, nadat die auto gerepareerd was in Nederland, op te halen. De verdachte beschouwde die opdracht als een vriendendienst en zou daarvoor € 300,- ontvangen. De opdracht zou de verdachte telefonisch en via de berichtenapp Signal besproken hebben met “
[naam]”. De politie heeft de telefoon van de verdachte onderzocht. Een contact met de naam [naam] werd wel gevonden, maar dat onderzoek kwam verder geen berichtenverkeer tussen de verdachte en dit contact naar voren.
Op basis van de algemene ervaringsregel dat de bestuurder en enige inzittende van een auto waarin zich een grote hoeveelheid drugs bevindt, met de aanwezigheid daarvan bekend geacht mag zijn, kan wetenschap op het voorhanden hebben daarvan bewezen worden behoudens bijzondere omstandigheden. Daarvan is niet gebleken. De verklaringen van de verdachte lopen uiteen, zijn algemeen en voor zover controleerbaar, onjuist. De omstandigheid dat er geen DNA van verdachte is aangetroffen op de onderzocht blokken cocaïne is evenmin een bijzondere omstandigheid die het gebrek aan wetenschap bij de verdachte van de aanwezigheid van die drugs in de auto aantoont. Zo is het bijvoorbeeld goed mogelijk dat verdachte heeft gewerkt met handschoenen of dat een ander de drugs in de verborgen ruimte heeft gelegd, maar verdachte daar nog steeds wetenschap van heeft gehad.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte wetenschap had van en de beschikkingsmacht had over de in de verborgen ruimtes van de in de auto aangetroffen cocaïne. De verdachte was naar eigen zeggen onderweg naar huis (Frankrijk)/ [plaats] zodat er tevens sprake is van verlengde uitvoer. Daarvoor is niet vereist dat de drugs feitelijk Nederland hebben verlaten.
4.1.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen. Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verlengde uitvoer van 18 kilogram cocaïne.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks28 mei 2025 te Dordrecht,
althans in Nederland, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 18 kilogram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich als koerier schuldig gemaakt aan de uitvoer van 18 kilogram cocaïne. In een voertuig waarvan de verdachte de bestuurder was, werd in twee verborgen ruimtes de cocaïne aangetroffen.
Dit is een ernstig feit. Door het plegen van dit feit heeft de verdachte bijgedragen aan het ontstaan en het in stand blijven van internationale drugshandel en daarmee ook aan drugsafhankelijkheid bij derden, waardoor hun gezondheid in gevaar wordt gebracht. De illegale handel in harddrugs leidt niet alleen tot een ontwrichting van het beleid dat in Nederland wordt gevoerd om het drugsgebruik te reguleren, maar heeft bovenal een negatieve uitwerking op de reeds bestaande maatschappelijke problematiek die is verbonden aan de handel in en het gebruik van verdovende middelen. Drugsgebruik schaadt de volksgezondheid en wordt zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van criminaliteit en overlast in binnen- en buitenland. Handelingen die mede tot doel hebben illegaal drugs op de markt te brengen dienen daarom streng te worden bestraft. Wel neemt de rechtbank in de strafoverweging mee dat er geen, althans onvoldoende, aanwijzingen zijn dat de verdachte een verdergaande rol had dan koerier van de drugs.
7.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Overige omstandigheden
De raadsman heeft verzocht in strafmatigende zin mee te wegen dat sprake is van een verzuim aan de zijde van het Openbaar Ministerie, te weten het achterwege laten van doorzending aan de verdediging van de snelle ID-lijn rapportage van het NFI van 21 juni 2025, ondanks (herhaald) verzoek daartoe van de raadsman.
De rechtbank constateert dat deze omstandigheid inderdaad een verzuim van het Openbaar Ministerie oplevert, maar omdat niet is gebleken dat de verdachte daardoor in enig rechtens te respecteren belang is geschaad, weegt de rechtbank deze omstandigheid niet in strafmatigende zin mee.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen personenauto met Frans [kenteken] te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen personenauto zal worden onttrokken aan het verkeer.
Het bewezen feit is met betrekking tot voornoemd voorwerp begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 36b van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer; het voertuig (personenauto) met [goednummer] .
Dit vonnis is gewezen door mr.
mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs.
L. den Teulingen
S.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. mr. D. Yenice, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 september 2025.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 28 mei 2025 te Dordrecht, althans in Nederland, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 18 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 mei 2025 te Dordrecht opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 18 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.