ECLI:NL:RBROT:2025:11503

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
ROT 24/10339
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen verlening exploitatie- en alcoholwetvergunning

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2025, wordt het beroep van de erven van [eiseres] tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun bezwaar tegen de verlening van een exploitatie- en alcoholwetvergunning aan vergunninghoudster behandeld. De burgemeester had het bezwaar van [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen rechtstreeks belang zou hebben bij de vergunningen. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester terecht heeft gehandeld. Eiseressen, als rechtsopvolgers van [eiseres], zijn niet aan te merken als belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de vergunningen enkel gevolgen hebben via de privaatrechtelijke verhouding met vergunninghoudster en dat er geen sprake is van een tegengesteld belang. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de burgemeester het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseressen krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/10339

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2025 in de zaak tussen

de erven van [eiseres] , uit [plaats 1] ( [land] ), eiseressen

(gemachtigde: mr. A.S. van der Sluys),
en

de burgemeester van [plaats 2] , de burgemeester

(gemachtigde: [gemachtigde] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij] VOF, uit [plaats 2] , vergunninghoudster.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van [eiseres] tegen de verlening van een exploitatie- en alcoholwetvergunning aan vergunninghoudster. Eiseressen zijn het onder meer niet eens met de niet-ontvankelijkverklaring. Zij voeren daartoe een beroepsgrond aan. Aan de hand daarvan beoordeelt de rechtbank de niet-ontvankelijkverklaring.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de burgemeester het bezwaar van [eiseres] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseressen krijgen dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. [eiseres] was eigenaar van het pand aan [adres] in [plaats 2] (het pand). Met de besluiten van 16 januari 2024 heeft de burgemeester aan vergunninghoudster een exploitatievergunning en een alcoholwetvergunning verleend voor een horeca-inrichting in het pand. Met het bestreden besluit van 8 oktober 2024 heeft de burgemeester het bezwaar van [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard. Volgens de burgemeester heeft [eiseres] als eigenaar van het pand geen rechtstreeks belang bij de verlening van de vergunningen en kan zij daarom niet als belanghebbende worden aangemerkt.
2.1.
Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 21 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [persoon A] , mr. E. Smits, waarnemend kantoorgenoot van de gemachtigde van eiseressen, en de gemachtigde van de burgemeester.
2.3.
Ter zitting is gebleken dat [eiseres] inmiddels is overleden. Omdat de rechtbank niet beschikte over de verklaring van erfrecht, heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst en eiseressen verzocht de verklaring van erfrecht in geding te brengen. Daarnaast is besproken dat de burgemeester de niet-gelakte exploitatie- en alcoholwetvergunning in geding brengt en dat partijen vervolgens schriftelijk mogen reageren.
2.4.
Eiseressen hebben de verklaring van erfrecht in geding gebracht. De burgemeester heeft de niet-gelakte exploitatie- en alcoholwetvergunning in geding gebracht. Eiseressen en vergunninghoudster hebben schriftelijk gereageerd.
2.5.
Nu geen van de partijen heeft aangegeven om op een nadere zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Relevante feiten
3. Al sinds in ieder geval 1991 wordt in het pand een eetcafé geëxploiteerd onder de naam ‘ [naam café] ’. Door de jaren heen hebben er wisselingen plaatsgevonden in de natuurlijke personen en juridische entiteiten achter het eetcafé. Om die reden zijn er in de loop van de jaren verschillende huurovereenkomsten gesloten tussen [eiseres] (als verhuurder) en de verschillende natuurlijke personen en juridische entiteiten achter het eetcafé (als huurder). In 2023 is de toenmalige exploitant, [bedrijf] B.V., failliet verklaard. In datzelfde jaar heeft vergunninghoudster een nieuwe exploitatie- en alcoholwetvergunning aangevraagd, welke de burgemeester op 16 januari 2024 heeft verleend. Er hebben gesprekken plaatsgevonden tussen [eiseres] en de natuurlijke personen en juridische entiteit(en) achter het eetcafé over de totstandkoming en condities van een nieuwe huurovereenkomst.
Beoordeling
4. Uit de verklaring van erfrecht die eiseressen in geding hebben gebracht blijkt dat [persoon B] en [persoon A] de nalatenschap van hun moeder [eiseres] zonder voorwaarden hebben aanvaard en dus dat zij eigenaar zijn geworden van het pand.
5. Eiseressen voeren aan dat de burgemeester het bezwaar van [eiseres] ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseressen hebben immers wel een rechtstreeks belang bij de primaire besluiten. Er bestond een huurovereenkomst tussen [eiseres] en de voorganger van vergunninghoudster. Die huurovereenkomst bestaat echter niet meer, omdat de voorganger van vergunninghoudster failliet is verklaard. Op dit moment is er dus geen privaatrechtelijke contractuele verhouding tussen eiseressen en vergunninghoudster. Er vinden gesprekken plaats over een nieuwe huurovereenkomst, maar eiseressen weten in feite niet met welke entiteit zij aan het onderhandelen zijn. De verleende vergunningen belemmeren verhuur aan een eventuele nieuwe huurder en bieden vergunninghoudster de mogelijkheid tot exploitatie terwijl eiseressen daarvoor geen toestemming hebben gegeven.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De burgemeester heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Eiseressen zijn (als rechtsopvolgers van [eiseres] ) namelijk niet aan te merken als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van dat artikel wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, moet een persoon een voldoende objectief, actueel, eigen en persoonlijk belang hebben dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Eiseressen hebben geen belang dat rechtstreeks is betrokken bij de aan vergunningshoudster verleende vergunningen. De vergunningen brengen voor eiseressen namelijk slechts gevolgen mee via de privaatrechtelijke verhouding die zij met vergunninghoudster hebben. Hierbij is van belang dat de aan vergunninghoudster verleende vergunningen persoonsgebonden zijn. Dat er tussen eiseressen en vergunninghoudster op dit moment geen huurovereenkomst bestaat, zoals eiseressen stellen, verandert dit oordeel niet. Ook zonder contractuele relatie kan immers sprake zijn van een privaatrechtelijke verhouding. De rechtbank volgt eiseressen verder niet in hun standpunt dat zij een aan vergunninghoudster tegengesteld belang hebben. Er is immers niet gebleken dat eiseressen beogen dat vergunninghoudster de exploitatie niet langer kan voortzetten. Integendeel, tijdens de hoorzitting in bezwaar is namens [eiseres] verklaard dat het haar er niet om was te doen vergunninghoudster uit het pand te krijgen en eiseressen hebben in beroep die verklaring niet ondubbelzinnig weersproken. Voor zover eiseressen met deze procedure willen bereiken dat er een huurovereenkomst met vergunninghoudster tot stand komt, is dat geen belang dat het bestuursrecht beoogt te beschermen. De rechtbank ziet tot slot niet in hoe de verleende vergunningen een belemmering vormen voor verhuur aan een eventuele nieuwe huurder. Een nieuwe huurder is namelijk niet aan de persoonsgebonden vergunningen van vergunninghoudster gebonden.
6. Omdat de burgemeester het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de burgemeester het bezwaar van [eiseres] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseressen krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.B. Plomp, rechter, in aanwezigheid van E.J. van den Doel, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 30 september 2025.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.