ECLI:NL:RBROT:2025:11547

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
09/210249-24, 10/214680-24, 10/345851-24 en 05/306164-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor een reeks strafbare feiten, waaronder belediging, bedreiging, wederspannigheid, oplichting en brandstichting

Op 23 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks strafbare feiten gepleegd tussen 26 april 2024 en 23 september 2024. De feiten omvatten belediging, bedreiging, wederspannigheid, oplichting en brandstichting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 62 dagen, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke werkstraf van 100 uur met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten aanzien van een aantal feiten verminderd toerekeningsvatbaar is, maar heeft in afwijking van het advies van deskundigen geen onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd, omdat dit niet passend werd geacht. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 09/210249-24, 10/214680-24, 10/345851-24 en
05/306164-24 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 23 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1],
raadsvrouw mr. S. Epema, advocaat te Capelle aan den IJssel.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 9 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. J.B. Uiterwijk, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10/345851-24 onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/345851-24 onder 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 10/214680-24 onder 1 en 2 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 09/210249-24 onder 1 en 2 ten laste gelegde, en het in de zaak met parketnummer 05/306164-24 onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 150 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat voorafgaand aan het politieverhoor over het in de zaak met parketnummer 10/214680-24 onder 2 ten laste gelegde (belediging) niet tegen de verdachte is gezegd dat hij ook is aangehouden voor het onder 1 ten laste gelegde (verzet bij aanhouding) en dat hij over dit feit niet door de politie is gehoord. Volgens de verdediging is de verdachte hierdoor rauwelijks gedagvaard. Zijn belang om niet (verder) in een strafrechtelijke procedure betrokken te raken, is daardoor geschonden. Een dergelijke schending van het verdedigingsbelang kan niet meer worden hersteld door het alsnog horen van de verdachte, nu er sprake is van een behoorlijk tijdsverloop en omdat dan de fase waarin de verdachte gevrijwaard zou zijn van verdere vervolging reeds gepasseerd is. De verdachte kan slechts in het geschonden belang worden gecompenseerd door niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging.
4.2.
Beoordeling
Dat de verdachte is gedagvaard zonder dat hij van tevoren op de hoogte is gesteld van de verdenking (en dus ‘rauwelijks’ is gedagvaard), levert naar het oordeel van de rechtbank geen vormverzuim op. Er is geen rechtsregel die voorschrijft dat de verdachte eerst op de hoogte moet worden gesteld alvorens hij kan worden gedagvaard. Dat de verdachte niet door de politie is gehoord over het ten laste gelegde verzet bij aanhouding kan op zichzelf wel een vormverzuim opleveren. Dat verzuim is echter niet onherstelbaar. De verdachte heeft ter terechtzitting immers alsnog de gelegenheid gehad om zich over het feit uit te laten. Bij die gelegenheid heeft de verdachte het feit bekend zoals dit ten laste is gelegd. Het enkele tijdsverloop leidt er niet toe dat de verdachte daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad. Omdat er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, is er ook geen aanleiding om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren of een ander rechtsgevolg te verbinden aan de constatering dat sprake is van een vormverzuim.
4.3.
Conclusie
Het openbaar ministerie is ontvankelijk.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/345851-24 onder 1 primair ten laste gelegde (diefstal van een scooter) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.2.
Vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10/345851-24 onder 2 primair ten laste gelegde
5.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het in de zaak met parketnummer 10/345851-24 onder 2 primair ten laste gelegde (diefstal van een kentekenplaat) wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu uit het dossier blijkt dat de verdachte op het moment van de diefstal in de omgeving was waar de diefstal is gepleegd en hij de gestolen kentekenplaat in zijn bezit had.
5.2.2.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt weliswaar dat de verdachte bij zijn aanhouding een gestolen kentekenplaat in zijn bezit had, maar niet dat de verdachte die kentekenplaat zelf heeft weggenomen. Omdat het bewijs hiervoor ontbreekt, zal de verdachte worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
5.2.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/345851-24 onder 2 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
5.3.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het in de zaak met parketnummer 10/345851-24 onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 10/214680-24 onder 1 en 2 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 09/210249-24 onder 1 en 2 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 05/306164-24 onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Deze feiten zullen daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/345851-24 onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3, 4 en 5, het in de zaak met parketnummer 10/214680-24 onder 1 en 2, het in de zaak met parketnummer 09/210249-24 onder 1 en 2 en het in de zaak met parketnummer
05/306164-24 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/214680-24
1.
hij op
of omstreeks26 april 2024 te Rotterdam,
zich met geweld
en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen
(een)ambten
(a)ar
(en
), [ambtenaar 1] en
/of[ambtenaar 2] en
/of[ambtenaar 3]
(als buitengewoon opsporingsambten
(a)ar
(en
)), werkzaam in de
rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, te weten de vordering van
een geldig identiteitsbewijs en in die hoedanigheid belast met het uitvoeren van een
identiteitsfouillering, door
- het lichaam in tegengestelde richting te bewegen,
- zich af te zetten met de benen/voeten tegen een wand,
- het hoofd naar achteren te gooien ten gevolge waarvan die Van den Nieuwendijk
een kopstoot kreeg en
/of
- de armen weg te trekken;
2.
hij op
of omstreeks26 april 2024 te Rotterdam,
opzettelijk
een ambtenaar, te weten [ambtenaar 1] en
/of[ambtenaar 2] en
/of[ambtenaar 3]
(als buitengewoon opsporingsambten
(a)ar
(en
)), gedurende of ter zake
van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening,
in
zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd,
door
hem/haar/hun de woorden toe te voegen:
- “ jullie zijn kankerflikkers”,
- “ kankerflikker”,
- “ ik vind jullie allemaal kankerflikkers”,
- “ hoezo, jullie zijn toch kankerflikkers of niet kankerflikker”,
- “ kanker RET",
- “ ik mag dat vinden toch kankerflikkers”,
- “ niemand gaat aan mij zitten flikkers”,
- “ jullie gaan niet aan mij zitten flikkers”,
- “ niemand gaat mij fouilleren kankerflikkers”,
- “ blijf van me af kankerflikker”,
- “ jullie kankermoeder” en
/of
- “ stelletje flikkers”
;
Parketnummer 09/210249-24
1.
hij op
of omstreeks18 mei 2024 te Lekkerkerk, gemeente Krimpenerwaard,
althans
in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,
met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van
een valse naam en/ofvan een valse hoedanigheid en
/of
door listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het ter beschikking stellen
van gegevens te weten
één ofmeerdere bankpas
(sen
)en
/ofbijbehorende
pincode
(s
)en
/ofraboreader en
/ofABN e-dentifier, door:
- telefonisch contact op te nemen met voornoemde [slachtoffer 1],
- zich voor te doen als bankmedewerker van de Rabobank,
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] te zeggen dat er verdachte transacties waren gedaan
op haar rekening,
- die [slachtoffer 1] te vragen of zij meerdere rekeningen
en/of waardevolle goederen
had,
- die [slachtoffer 1] te zeggen dat een bankmedewerker langs zou komen om de
bankpassen, raboreader en
/ofABN e-dentifier op te halen,
- die [slachtoffer 1] een dossiernummer te geven die zij aan de betreffende
bankmedewerker moest doorgeven,
- zich (vervolgens) naar de woning van voornoemde [slachtoffer 1] te begeven en zich
aldaar voor te doen als bankmedewerker,
- de bankpas
(sen
), raboreader en
/ofABN e-dentifier van die [slachtoffer 1] mee te
nemen en
/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] te vragen of zij de voor het inloggen
benodigde QR code van de Rabobank via Whatsapp wilde toesturen;
2.
hij op
of omstreeks18 mei 2024 te Rotterdam en
/ofBergambacht,
althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,
(telkens) diverse geldbedragen
, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan
[slachtoffer 1], i
n elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
{s) dat/die weg te nemen
geldbedrag
(en
)(telkens) onder
zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door
middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van
(een)door
oplichting verkregen pinpas
(sen
)en
/ofpincode
(s
);
Parketnummer 10/345851-24
1. subsidiair)
hij in
of omstreeksde periode van 13 september 2024 tot en met 14 september 2024 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, een brom-/snorfiets (kenteken [kenteken 1]), met in de buddy een helm en
/ofhangslot,
althans een goed heeft verworven,voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen,terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2. ( subsidiair)
hij op
of omstreeks14 september 2024 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
een kentekenplaat ([kenteken 2]),
althans een goed heeft verworven,voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen,terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op
of omstreeks14 september 2024 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] de woorden toe te voegen "ik ga je dood maken” en
/of“ik ga je steken",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] in
dienshunhoedanigheid van ambtenaar van politie;
4.
hij op
of omstreeks14 september 2024 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
opzettelijk en wederrechtelijk een dienstvoertuig van de politie (kenteken [kenteken 3]),
in elk geval enig goed, dat
/die geheel of ten deleaan de Politie Eenheid Rotterdam,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt;
5.
hij op
of omstreeks14 september 2024 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een keukenmes, voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 05/306164-24
1.
hij op
of omstreeks23 september 2024 te Harreveld, gemeente Oost Gelre,
althans
in Nederland,opzettelijk
brand heeft gesticht in
/aan (een kamer van
)een pand gelegen aan de [adres 1],
door een aansteker
, althans open vuurin aanraking te brengen met toiletpapier en
/of
een stripboek,
althans met één of meerdere brandbare stof(fen)ten gevolge
waarvan een dekbedovertrek,
en/of overige in het pand aanwezige goederen en/of
het pand zelf geheel of gedeeltelijkis
/zijnverbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor de in het pand aanwezige goederen
en/of het pand zelf en/of
de nabijgelegen panden/percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (mede)bewoner(s),
medewerker(s), en/of aanwezige personen in/nabij de aangrenzende/omliggende
kamers en/of nabijgelegen panden/percelen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was;
2.
hij op
of omstreeks23 september 2024 te Harreveld, gemeente Oost Gelre,
althans
in Nederland,[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 5] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling,
door die te [slachtoffer 4] en
/ofvan [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen “ik ga jullie
doodmaken”, en
/of“jullie gaan het wel zien, ik ga jullie neersteken”, en
/of“ik ga
jullie allemaal doodmaken
, althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/214680-24
1.

wederspannigheid

2.

eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd

Parketnummer 09/210249-24
1.

medeplegen van oplichting

2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd
Parketnummer 10/345851-24
1. subsidiair

opzetheling

2. subsidiair

opzetheling

3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie, meermalen gepleegd
4.

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen

5.
handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid, van de Wet wapens en munitie
Parketnummer 05/306164-24
1.
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op vijftienjarige leeftijd (al dan niet samen met een ander) meerdere strafbare feiten gepleegd.
De verdachte heeft zich op 26 april 2024 schuldig gemaakt aan verzet bij zijn aanhouding naar aanleiding van een controle op vervoersbewijzen. Hij werd door de buitengewoon opsporingsambtenaren (RET medewerkers) gevraagd naar zijn identiteitsbewijs, weigerde hieraan mee te werken en verzette zich hevig tegen zijn aanhouding. Daarbij heeft de verdachte de RET medewerkers beledigd door hen uit te schelden voor ‘kankerflikkers’. Hiermee heeft hij hen aangetast in hun eer en goede naam. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets aan te trekken van het openbaar gezag.
Voorts heeft de verdachte zich op 18 mei 2024 schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting van [slachtoffer 1] en diefstal van geldbedragen door gebruik te maken van de door middel van oplichting verkregen pinpassen en pincodes. De verdachte is bij het slachtoffer aan de deur geweest, heeft zich voorgedaan als een bankmedewerker en op listige wijze het slachtoffer zover gekregen dat zij de pinpassen en pincodes aan hem heeft afgegeven. Terwijl het slachtoffer met de medeverdachte aan de telefoon was heeft de verdachte meerdere grote geldbedragen gepind en met haar pinpas in winkels betaald. In totaal gaat het om een bedrag van ruim 9.000 euro.
Met zijn handelen heeft de verdachte het vertrouwen van het slachtoffer - een mevrouw op leeftijd - geschaad. Hij heeft zich daarbij enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin, zonder rekening te houden met de gevolgen voor het slachtoffer.
Daarnaast heeft de verdachte zich in de nacht van 13 op 14 september 2024 schuldig gemaakt aan opzetheling van een bromfiets en van een kentekenplaat op 14 september 2024. Dit zijn ergerlijke feiten, waarmee door de voorafgaande diefstallen schade is veroorzaakt en overlast is bezorgd aan de gedupeerden.
Tevens heeft hij zich op 14 september 2024 schuldig gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, vernieling en het voorhanden hebben van een steekwapen. Toen de verdachte door de politie werd aangehouden op verdenking van diefstal van voornoemde bromfiets, bedreigde hij de politieambtenaren met de dood. Toen de verdachte werd gefouilleerd voordat hij in de politiebus werd geplaatst, bleek hij een mes bij zich te hebben. Dit alles heeft gevoelens van angst veroorzaakt bij de betreffende politieagenten.
Eenmaal in de politiebus heeft de verdachte een ruit ingetrapt. Daarmee heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Ten slotte heeft de verdachte zich op 23 september 2024 schuldig gemaakt aan brandstichting in een jeugdinstelling in Harreveld. Op zijn kamer heeft hij toiletpapier, een stripboek en een dekbed in brand gestoken met een aansteker. Daarnaast heeft hij medewerkers bedreigd met de dood, door te roepen dat hij hen zou neersteken en hen zou doodmaken. Door brand te stichten heeft verdachte gevaar veroorzaakt voor goederen. Gezien de omstandigheden waaronder de bedreigingen hebben plaatsgevonden moet dit gevoelens van onveiligheid bij de betrokken personen teweeggebracht hebben.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een misdrijf.
8.3.2.
Rapportages en verklaringen van de deskundigen op de terechtzitting
Psychiater [naam 1]heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten (in de zaken met parketnummers 05/306164-24, 09/210249-24 en 10/214680-24) een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 juni 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte lijdt aan een Andere Gespecificeerde Neurobiologische Ontwikkelingsstoornis in de zin van een disharmonisch profiel bij vroeggeboorte. Tevens is er sprake van een stoornis in cannabisgebruik en een Oppositionele opstandige gedragsstoornis. Verder kan gesproken worden van Antisociaal gedrag van kind of adolescent als aanvullende reden voor zorg. Ten tijde van de tenlastegelegde feiten was van deze stoornissen sprake. Deze beïnvloedden zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. De rapporteur onthoudt zich van een uitspraak over de mate van toerekenen.
Het risico op herhaling van gewelddadig gedrag als ten tijde van de indexdelicten, wordt, zonder behandeling, als hoog ingeschat. Beschermende factoren zijn in beperkte mate aanwezig. Gezien de ernst van deze risico’s en de relatief snelle toename van de ernst van norm overschrijdend gedrag, is een klinische behandeling noodzakelijk om verdere escalatie te voorkomen.
Geadviseerd wordt een multidisciplinaire aanpak in een meer forensisch-orthopedagogische klinische setting zoals de Catamaran in Eindhoven (of een andere vergelijkbare instelling), die een specifieke expertise heeft op dat vlak. Hierbij is het belangrijk dat er rekening gehouden wordt met het risico van overvraging van de verdachte dat voortdurend op de loer ligt. Duidelijkheid, structuur, nabijheid bieden, positieve begrenzing en kleine stapjes naar zelfstandigheid zijn belangrijk. Een plaatsing in een JJI heeft niet de specifieke expertise als bijvoorbeeld de Catamaran en is daarmee niet inwisselbaar.
Vanwege eerdere weerstand tegen behandeling, het zich niet houden aan voorwaarden (bij een taakstraf) en onderbouwing vanuit de PIJ-wegingslijst, wordt geadviseerd tot een gedwongen klinische behandeling in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. De ernst van de problematiek en het tempo waarmee de problematiek is verslechterd is van dien aard dat een andere maatregel dan een PIJ-maatregel niet haalbaar is.
GZ-Psycholoog (supervisor) [naam 2] en GZ-psycholoog [naam 3] (supervisant)hebben ten aanzien van de ten laste gelegde feiten (in de zaken met parketnummers 05/306164-24, 09/210249-24 en 10/214680-24) een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 juni 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van neurobiologische ontwikkelingsstoornis (kenmerken van ASS, ADHD en GTS), normoverschrijdende gedragsstoornis beginnend in adolescentie met beperkte pro-sociale emoties, een oppositioneel opstandige gedragsstoornis, een stoornis in cannabisgebruik en een ongespecificeerd probleem verband houdend met de sociale omgeving. Dit alles was ook zo ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
De verdachte lijkt als gevolg van de geschetste scheefgroei in vaardigheden waarschijnlijk niet de daadwerkelijke gevolgen van zijn acties en wat daar allemaal op volgde te hebben kunnen overzien. Ondergetekenden adviseren op basis van deze scheefgroei in ontwikkeling en vaardigheden om de hem ten laste gelegde feiten, indien bewezen, als (sterk) verminderd toe te rekenen, behoudens de bankpasfraude.
Het totale recidiverisico komt op basis van de gestructureerde risicotaxatie als (zeer) hoog naar voren. Met name de hoge mate van rigiditeit, (agressie)regulatieproblemen, gebrek aan empathie, impulsiviteit en gebrek aan copingvaardigheden worden als de meest in het oog springende risicofactoren gezien. Extra zorgwekkend is het feit dat er geen beschermende factoren aanwezig lijken. De klinische indrukken komen overeen met de gestructureerde risicotaxatie.
De enige passende mogelijkheid om de scheefgroeiende ontwikkeling van de verdachte nog enigszins te keren of beïnvloeden lijkt gelegen in een langdurige klinische opname (waarschijnlijk twee jaar of langer) binnen een hoog specialistische gesloten GGZ instelling (orthopsychiatrie) zoals de Catamaran of een vergelijkbare instelling, waar met behulp van een multidisciplinaire aanpak gewerkt kan worden aan het aanleren van vaardigheden, agressie- en emotieregulatievaardigheden en coping vaardigheden. Dit alles zo nodig in combinatie met medicamenteuze ondersteuning.
Op basis van een op wetenschappelijk onderzoek gebaseerde PIJ Wegingslijst wordt een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd, omdat verwacht wordt dat de verdachte niet in staat zal zijn zich aan voorwaarden te houden. Dit laatste brengt het risico op een voor de verdachte, gezien zijn problematiek, te kortdurende (en derhalve onvoldoende) behandeling met zich mee, naast nieuwe faalervaringen die zijn kerncognities alleen maar versterken. Gezien alle bij de verdachte aanwezige problematiek moet deze maatregel bij grote voorkeur uitgevoerd worden binnen een instelling zoals de Catamaran en niet binnen een JJI. Deze twee zijn wat dit betreft niet inwisselbaar.
Gedragswetenschapper [naam 4] en Kinder- en jeugdpsychiater [naam 5], beiden werkzaam bij iHub Onderwijs en Familiezorg,hebben een (niet gedateerde) briefrapportage over de verdachte opgemaakt. Hierin staat onder meer het volgende.
De verdachte verblijft sinds september 2024 op een kleinschalige groep binnen Harreveld. In de afgelopen maanden wordt bij de verdachte vooruitgang op verschillende leefgebieden gezien. Hij heeft een bijbaan en laat daarin zien dat hij, eenmaal ingewerkt, grotendeels zelfstandig kan functioneren en inzet toont. Op school zoekt hij contact met docenten en klasgenoten en kan zich met de juiste ondersteuning goed inzetten. Wel heeft hij moeite met concentratie, maar mogelijk kan hij eind september toch zijn mbo-1 diploma (richting Horeca) halen. Ook in de relatie met zijn ouders zijn stappen gezet. Het contact is hersteld, ouders tonen betrokkenheid en durven hem steeds vaker aan te spreken. De verdachte zelf geeft aan dat hij dat nodig vindt. Daarnaast gaat hij regelmatig op thuisverlof, wat over het algemeen goed verloopt en bijdraagt aan het versterken van de band met zijn ouders. Binnen de groep laat hij zich steeds beter aanspreken. Hoewel hij nog regelmatig in discussie gaat met begeleiding en verbaal grensoverschrijdend kan zijn, herstelt hij sneller en kan hij opnieuw contact maken. Zijn fysieke agressie is afgenomen, maar incidenteel nog aanwezig (met name gericht op objecten in zijn omgeving). Ook kan hij beter omgaan met boosheid, doordat hij sneller de keuze maakt zich terug te trekken of te kalmeren. Begeleiding ziet dat hij gevoel voor humor en gezelligheid inbrengt, en dat hij meer, al is het klein, inzicht ontwikkelt in spanningen en zijn aandeel in conflicten. Toch zijn er ook situaties waarin hij vasthoudt aan zijn eigen versie van een conflict, maar na enige tijd wel kan luisteren naar de visie van begeleiding en deze accepteren, ook al is hij het er niet mee eens. Daar staat tegenover dat de verdachte kwetsbaar blijft voor middelengebruik, negatieve beïnvloeding door leeftijdsgenoten en het niet nakomen van afspraken. Hij kan in contact met groepsleiding snel in verzet gaan en raakt bij verlies van overzicht of regie gefrustreerd. Onder stress of bij te veel prikkels zakt zijn functioneren zichtbaar in. Ook blijft zijn probleeminzicht beperkt: emoties bespreekbaar maken gaat moeizaam en therapie ervaart hij als belastend. Het algemene beeld is dat de verdachte baat heeft bij een kleinschalige, gestructureerde en veilige omgeving, waarin nabijheid en voorspelbaarheid de basis vormen. Binnen zo’n klimaat laat hij zien dat hij kan leren, oefenen en zich stap voor stap verder kan ontwikkelen.
Vanwege de afbouw van JeugdzorgPlus, en daarmee het sluiten van locatie Harreveld per 31 december 2025, moet er een vervolgplek voor de verdachte worden gezocht.
Het advies voor een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel bij de Catamaran biedt zekerheid en continuïteit, maar is een zeer ingrijpende maatregel met vergaande consequenties. Plaatsing buiten de regio betekent ook dat opgebouwde stappen, zoals werk, school en verlof bij zijn
ouders, onderbroken raken. Zijn ontwikkeling op deze gebieden kan daardoor achteruitgaan,
omdat de opbouw hiervan binnen het strafrecht doorgaans minder snel verloopt dan binnen de JeugdzorgPlus. Het civiele alternatief sluit beter aan bij zijn recente ontwikkeling, maar is op dit moment nog steeds onzeker vanwege de beschikbaarheid en passendheid van een vervolgplek, en omdat de stap naar een reguliere open groep groot is.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 september 2025. De Raad sluit zich aan bij de adviezen van de psychiater en de psychologen om de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (JBRR; hierna ook de jeugdreclassering)heeft een briefrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
3 september 2025. De jeugdreclassering is van mening dat het van groot belang is dat de verdachte de behandeling krijgt die noodzakelijk wordt geacht vanuit het NIFP. Hoewel de strafbare feiten niet direct aanleiding geven voor het advies tot een onvoorwaardelijke PIJ, kan de jeugdreclassering zich wel vinden in het advies van het NIFP om een PIJ-maatregel op te leggen. Mede omdat behandeling in een klinische setting met forensische expertise noodzakelijk lijkt te zijn. Plaatsing binnen de Catamaran lijkt noodzakelijk en de enige mogelijkheid te zijn. Bij andere mogelijke plaatsingen worden contra-indicaties gezien door de jeugdreclassering.
De deskundigen [naam 1], [naam 2] en [naam 3]hebben ter terechtzitting naar voren gebracht dat de verdachte een plek nodig heeft waar hij voor langere periode behandeld kan worden. Een PIJ-maatregel die ten uitvoer wordt gelegd binnen een instelling zoals de Catamaran, heeft nog steeds de voorkeur. Het risico op onttrekking is te groot. De Catamaran is bij uitstek de plek waar de verdachte zich verder kan ontwikkelen en door kan groeien richting de maatschappij. De tot nu toe ingezette hulpverlening binnen de gesloten jeugdzorg heeft tot op heden niet gezorgd voor verbetering. De problematiek bestaat nog steeds, en daarmee ook de kans op herhaling van het plegen van een strafbaar feit. Op dit moment gaat het redelijk goed met de verdachte in Harreveld, maar hij krijgt daar nog steeds twee-op-twee begeleiding. De verdachte maakt hele kleine stappen vooruit, en de ontwikkeling die hij op dit moment laat zien is nog erg pril. Door behandeling in de Catamaran zal hij naar verwachting een snellere ontwikkeling kunnen doormaken dan in de gesloten jeugdzorg. De Catamaran heeft aangegeven dat de verdachte daar met een PIJ-maatregel terecht kan. Tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel in een justitiële jeugdinrichting (JJI) is, gezien de problematiek van de verdachte, niet wenselijk. Dat de aanvang van de PIJ-maatregel moet plaatsvinden in een JJI, voordat uitplaatsing naar de Catamaran kan plaatsvinden, is niet ideaal, maar vormt geen contra-indicatie voor de PIJ-maatregel.
Namens de Raad heeft [naam 6] ter zittingonder meer naar voren gebracht dat een directe plaatsing van de verdachte bij de Catamaran niet mogelijk is, omdat de JJI de aanmelding zal moeten doen.
Ter zitting heeft jeugdreclasseerder [naam 7]onder meer naar voren gebracht dat er overleg is geweest met de Catamaran en dat de Catamaran te kennen heeft gegeven dat de verdachte ook daadwerkelijk klaar moet zijn voor behandeling alvorens hij daar kan worden geplaatst.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Anders dan de deskundigen acht de rechtbank, net als de officier van justitie, oplegging van een PIJ-maatregel niet aangewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom.
Een PIJ-maatregel kan worden opgelegd als 1) bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond toen het misdrijf werd begaan, 2) sprake is van een misdrijf waarop minimaal vier jaar gevangenisstraf staat of van een van de in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht genoemde misdrijven, 3) de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist, en 4) de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. De rechtbank moet, bij het opleggen van de PIJ-maatregel, de ernst van het begane feit, of de veelvuldigheid van voorafgegane veroordelingen wegens misdrijf, in aanmerking nemen.
De rechtbank stelt voorop dat, gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, de oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel een zeer stevige reactie zou zijn. Dat brengt mee dat oplegging van die maatregel in dit geval alleen dan gerechtvaardigd is als sprake is van dusdanig zwaarwegende maatschappelijke belangen (de veiligheid van personen) en persoonlijke belangen (een zo gunstig mogelijke ontwikkeling), dat oplegging van deze maatregel noodzakelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank is van dergelijke zwaarwegende belangen echter geen sprake.
Ten aanzien van het veiligheidsvereiste overweegt de rechtbank dat de verdachte sinds zijn plaatsing in Harreveld steeds beter functioneert. Zoals ook blijkt uit de informatie die door de gedragswetenschapper van iHub is verstrekt, is de verdachte steeds beter in staat om om te gaan met zijn boosheid. Ook is de verdachte het afgelopen jaar niet met de politie in aanraking gekomen, terwijl hij wel regelmatig met verlof is geweest. Daarmee kan niet worden vastgesteld dat het recidiverisico zo hoog is dat een langdurige intramurale behandeling noodzakelijk is om de maatschappij te beschermen.
De rechtbank is van oordeel dat de oplegging van een PIJ-maatregel onder de huidige omstandigheden evenmin in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte. In de rapportages van de deskundigen is de ontwikkelingsstoornis van de verdachte helder uiteengezet, net als de uitdagingen die er zijn om deze stoornis bij te sturen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de conclusies van de deskundigen, namelijk dat een langdurige behandeling bij de Catamaran de beste optie is om de ontwikkeling van de verdachte bij te sturen niet over te nemen. Maar oplegging van een PIJ-maatregel betekent echter niet dat de verdachte ook bij de Catamaran wordt geplaatst. Een PIJ-maatregel start in de JJI, en plaatsing in de Catamaran is afhankelijk van een beslissing daartoe van de selectiefunctionaris van DIZ en van een geslaagde intake bij de Catamaran. Dat maakt dat op dit moment niet kan worden ingeschat of een plaatsing reëel is. Als die overplaatsing niet wordt gerealiseerd, zou de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel gewoon in de JJI plaatsvinden. De deskundigen zijn het er over eens dat dit onwenselijk is en een negatieve invloed op de ontwikkeling van de verdachte zou hebben. Nu de wijze van tenuitvoerlegging niet op voorhand kan worden bepaald, kan de rechtbank evenmin vaststellen dat een PIJ-maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte is.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen. Gezien de voorzichtige positieve ontwikkelingen van de verdachte binnen het huidige traject in het civiele kader, heeft de voortzetting van dat traject de voorkeur. De rechtbank zal daarom evenmin als bijzondere voorwaarde opnemen dat de verdachte meewerkt aan plaatsing bij de Catamaran.
Wel zal aan de verdachte een straf worden opgelegd. Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank, in het voordeel van de verdachte, rekening gehouden met de conclusie van de psychiater en psychologen over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Deze conclusie wordt gedragen door hun bevindingen. Omdat bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis die ook aanwezig was ten tijde van de ten laste gelegde feiten, acht de rechtbank de verdachte voor deze feiten (met uitzondering van de oplichting) verminderd toerekeningsvatbaar.
Gezien de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank bepaalt de duur daarvan op 62 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest, omdat (terug)plaatsing van de verdachte in een JJI, zoals hiervoor is overwogen, onwenselijk is.
De rechtbank legt daarnaast een geheel voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur op. Deze voorwaardelijke werkstraf dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Om de kans op herhaling te kunnen verkleinen, worden aan de voorwaardelijke werkstraf de voorwaarden gekoppeld die hierna worden genoemd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

9.1
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij hebben zich in het geding gevoegd de [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] ter zake van de in de zaak met parketnummer 09/210249-24 ten laste gelegde feiten.
Vordering van [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 7.962,48 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vordering van [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.469,95 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen van de benadeelde partijen allebei volledig en hoofdelijk toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast heeft hij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
9.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
9.1.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen B de [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zullen de vorderingen worden toegewezen.
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partijen betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 mei 2024.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de [benadeelde partij 1] een schadevergoeding betalen van € 7.962,48, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de [benadeelde partij 2] een schadevergoeding betalen van
€ 1.469,95, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
9.2.
Vordering [benadeelde partij 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 3], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/345851-24 onder 1 subsidiair ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 390,44 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
- reparatiekosten bromfiets € 200,-
- expertisekosten € 95,59 (reeds vergoed)
- helm € 74,95
- Earpods € 19,90.
9.2.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar tot een bedrag van € 274,95 (minus de Earpods en de expertisekosten), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij te matigen. Volgens de verdediging staan de Earpods niet op de tenlastelegging en voorts blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen met nummer [proces-verbaalnummer] dat de verbalisant ter hoogte van huisnummer 7 een scooterhelm in het gras zag liggen.
9.2.3.
Beoordeling
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren. Ten aanzien van de schade aan de aan de scooter geldt dat dit gedeelte van de vordering onvoldoende is onderbouwd, nu onvoldoende duidelijk is of de verzekering de schade al heeft vergoed. Nader onderzoek naar dit deel van de vordering, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Ten aanzien van de earpods en de helm geldt dat – voorzover deze schade al voldoende is onderbouwd – deze schade het gevolg is van de diefstal en daarmee niet van het bewezen verklaarde feit. Deze vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.2.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
9.3.
Vorderingen benadeelde partijen [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5]
Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/345851-24 onder 3 ten laste gelegde feit.
Vordering van [benadeelde partij 4]
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 300,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vordering van [benadeelde partij 5]
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 200,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Door de benadeelde partijen is aangevoerd dat zij als gevolg van de bedreigingen van de verdachte, frustratie en angst en spanning hebben ervaren.
9.3.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen van benadeelde partijen [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] allebei volledig toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de schadevergoeding gelijk te trekken, dan wel te matigen.
9.3.3.
Beoordeling
Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een benadeelde recht op een schadevergoeding als deze lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake als de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo’n geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen.
Dat de benadeelde partijen geestelijk letsel hebben opgelopen is niet gesteld, laat staan met stukken (zoals een verklaring van een arts) onderbouwd. Dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is, is evenmin met concrete gegevens onderbouwd. Dat de benadeelde partijen recht hebben op een schadevergoeding kan dus niet worden vastgesteld.
Gelet op het vorenstaande zullen benadeelde partijen [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.
9.3.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 180, 157, 266, 267, 285, 311, 326, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 54 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10/345851-24 onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10/345851-24 onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, de in de zaak met parketnummer 10/214680-24 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, de in de zaak met parketnummer 09/210249-24 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en het in de zaak met parketnummer 05/306164-24 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
62 (tweeënzestig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
100 (honderd)
uren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
bepaalt dat deze werkstraf
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd zal inspannen voor het hebben en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van school/stage en/of werk;
- zich gedurende de proeftijd zal houden aan de huisregels van de instelling waar hij zal verblijven en zal meewerken aan de behandeling en begeleiding die hem daar wordt geboden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
verklaart de [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de [benadeelde partij 5] niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 1] te betalen een bedrag van
€ 7.962,48 (zegge: zevenduizend negenhonderdtweeënzestig euro en achtenveertig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 7.962,48(hoofdsom,
zegge:
zevenduizend negenhonderdtweeënzestig euro en achtenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 2] te betalen een bedrag van
€ 1.469,95 (zegge: duizend vierhonderdnegenenzestig euro en vijfennegentig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de [benadeelde partij 2] te betalen
€ 1.469,95(hoofdsom,
zegge:
duizend vierhonderdnegenenzestig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. H. Biemond en A.M.T.A. Verhagen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 september 2025.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/214680-24
1
hij op of omstreeks 26 april 2024 te Rotterdam,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen (een) ambten(a)ar(en), [ambtenaar 1] en/of [ambtenaar 2] en/of [ambtenaar 3]
(als buitengewoon opsporingsambten(a)ar(en)), werkzaam in de
rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten de vordering van
een geldig identiteitsbewijs en in die hoedanigheid belast met het uitvoeren van een
identiteitsfouillering, door
- het lichaam in tegengestelde richting te bewegen,
- zich af te zetten met de benen/voeten tegen een wand,
- het hoofd naar achteren te gooien ten gevolge waarvan die [ambtenaar 2]
een kopstoot kreeg en/of
- de armen weg te trekken;
2
hij op of omstreeks 26 april 2024 te Rotterdam,
opzettelijk
een ambtenaar, te weten [ambtenaar 1] en/of [ambtenaar 2] en/of [ambtenaar 3]
(als buitengewoon opsporingsambten(a)ar(en)), gedurende of ter zake
van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem/haar/hun de woorden toe te voegen:
- “ jullie zijn kankerflikkers”,
- “ kankerflikker”,
- “ ik vind jullie allemaal kankerflikkers”,
- “ hoezo, jullie zijn toch kankerflikkers of niet kankerflikker”,
- “ kanker RET",
- “ ik mag dat vinden toch kankerflikkers”,
- “ niemand gaat aan mij zitten flikkers”,
- “ jullie gaan niet aan mij zitten flikkers”,
- “ niemand gaat mij fouilleren kankerflikkers”,
- “ blijf van me af kankerflikker”,
- “ jullie kankermoeder” en/of
- “ stelletje flikkers”,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Parketnummer 09/210249-24
1
hij op of omstreeks 18 mei 2024 te Lekkerkerk, gemeente Krimpenerwaard, althans
in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het ter beschikking stellen
van gegevens te weten één of meerdere bankpas(sen) en/of bijbehorende
pincode(s) en/of raboreader en/of ABN e-dentifier, door:
- telefonisch contact op te nemen met voornoemde [slachtoffer 1],
- zich voor te doen als bankmedewerker van de Rabobank,
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] te zeggen dat er verdachte transacties waren gedaan
op haar rekening,
- die [slachtoffer 1] te vragen of zij meerdere rekeningen en/of waardevolle goederen
had,
- die [slachtoffer 1] te zeggen dat een bankmedewerker langs zou komen om de
bankpassen, raboreader en/of ABN e-dentifier op te halen,
- die [slachtoffer 1] een dossiernummer te geven die zij aan de betreffende
bankmedewerker moest doorgeven,
- zich (vervolgens) naar de woning van voornoemde [slachtoffer 1] te begeven en zich
aldaar voor te doen als bankmedewerker,
- de bankpas(sen), raboreader en/of ABN e-dentifier van die [slachtoffer 1] mee te
nemen en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] te vragen of zij de voor het inloggen
benodigde QR code van de Rabobank via Whatsapp wilde toesturen;
2
hij op of omstreeks 18 mei 2024 te Rotterdam en/of Bergambacht, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) diverse geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader{s) dat/die weg te nemen
geldbedrag(en) (telkens) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van (een) door
oplichting verkregen pinpas(sen) en/of pincode(s);
Parketnummer 10/345851-24
1
hij in of omstreeks de periode van 13 september 2024 tot en met 14 september 2024 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
een brom-/snorfiets (kenteken [kenteken 1]), met in de buddy een helm en/of hangslot, in elk geval enig(e) goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 13 september 2024 tot en met 14 september 2024 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
een brom-/snorfiets (kenteken [kenteken 1]), met in de buddy een helm en/of hangslot, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
hij op of omstreeks 14 september 2024 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
een kentekenplaat ([kenteken 2]), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 september 2024 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
een kentekenplaat ([kenteken 2]), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3
hij op of omstreeks 14 september 2024 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen "ik ga je dood maken” en/of “ik ga je steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie;
4
hij op of omstreeks 14 september 2024 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
opzettelijk en wederrechtelijk een dienstvoertuig van de politie (kenteken [kenteken 3]), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Politie Eenheid Rotterdam, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt;
5
hij op of omstreeks 14 september 2024 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een keukenmes, voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 05/306164-24
1
hij op of omstreeks 23 september 2024 te Harreveld, gemeente Oost Gelre, althans
in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan (een kamer van) een pand gelegen aan de [adres 1], door een aansteker, althans open vuur in aanraking te brengen met toiletpapier en/of een stripboek, althans met één of meerdere brandbare stof(fen) ten gevolge
waarvan een dekbedovertrek, en/of overige in het pand aanwezige goederen en/of
het pand zelf geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor de in het pand aanwezige goederen en/of het pand zelf en/of
de nabijgelegen panden/percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (mede)bewoner(s),
medewerker(s), en/of aanwezige personen in/nabij de aangrenzende/omliggende
kamers en/of nabijgelegen panden/percelen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2
hij op of omstreeks 23 september 2024 te Harreveld, gemeente Oost Gelre, althans
in Nederland, [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die te [slachtoffer 4] en/of van [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen “ik ga jullie
doodmaken”, en/of “jullie gaan het wel zien, ik ga jullie neersteken”, en/of “ik ga
jullie allemaal doodmaken, althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking.