ECLI:NL:RBROT:2025:11556

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
10/121862-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gekwalificeerde opzetverkrachting in vereniging met dwang

Op 2 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde opzetverkrachting in vereniging, voorafgegaan door en vergezeld van dwang. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 15 april 2025, waarbij de verdachte en een medeverdachte betrokken waren bij seksuele handelingen met een 17-jarig slachtoffer, die onder invloed van lachgas verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte dwang hebben uitgeoefend op het slachtoffer, waardoor zij niet in staat was om haar wil kenbaar te maken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, waarbij het slachtoffer recht heeft op schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, namelijk verkrachting van een kind in een bijzonder kwetsbare positie, omdat onvoldoende bewijs aanwezig was om dit te ondersteunen. De rechtbank heeft echter wel het subsidiair ten laste gelegde feit, opzetverkrachting, bewezen verklaard, gezien de verklaringen van het slachtoffer en ondersteunend bewijs van getuigen en camerabeelden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/121862-25
Datum uitspraak: 2 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2004,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. K. Kuster, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Aandewiel heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde (medeplegen gekwalificeerde verkrachting van een kind in de leeftijd van zestien tot achttien jaren in een bijzonder kwetsbare positie);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij reclassering en een ambulante behandeling.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, te weten gekwalificeerde verkrachting van een kind in de leeftijd van zestien tot achttien jaren in een bijzonder kwetsbare positie.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte en de medeverdachte hebben consistent en uitgebreid verklaard dat de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden met instemming van aangeefster. Die handelingen waren – anders dan door aangeefster is verklaard – niet tegen haar wil. De verklaring van de vriendin van aangeefster en de camerabeelden zijn bovendien onvoldoende (overtuigend) als steunbewijs voor de verklaring van aangeefster omdat de verklaring van de getuige op dezelfde bron is gebaseerd, namelijk aangeefster, en omdat de camerabeelden ook overeenkomen met de lezing van de verdachten.
4.1.3.
Beoordeling door de rechtbank
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door de aanwezigheid van slechts twee personen bij de veronderstelde handelingen: de vermeende dader en het vermeende slachtoffer. In deze zaak is sprake van een situatie waarbij ook een derde persoon betrokken was, namelijk de medeverdachte.
Beoordelingskader
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechtbank niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één bron, bijvoorbeeld een aangifte. Voor een bewezenverklaring dient sprake te zijn van steunbewijs, afkomstig van een andere bron dan het vermeende slachtoffer. In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met betrouwbare verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs opleveren. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Uitgangspunt voor dit vereiste van steunbewijs is dat niet voor alle onderdelen van de tenlastelegging steunbewijs aanwezig hoeft te zijn. Het gaat erom dat in elk geval een deel van de feiten en omstandigheden die in de aangifte worden genoemd ondersteuning vindt in één of meer andere bewijsmiddelen. Deze bewijsmiddelen moeten voldoende steun geven aan de verklaring van de aangeefster, in die zin dat het steunbewijs op relevante wijze in verband dient te staan met de inhoud van de verklaring van de aangeefster. In ieder geval mag tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
Een ‘de auditu’-verklaring (‘van horen zeggen’), inhoudende een weergave van wat de getuige (in dit geval de aangeefster) aan de betrokken andere getuige heeft verteld, levert onvoldoende steun op. Indien een verklaring van een getuige daarentegen (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van het slachtoffer op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, kan die waarneming wel voldoende steunbewijs opleveren (zie onder meer HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117).
Inleiding
Gelet op de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting, neemt de rechtbank als vaststaand aan dat beide verdachten op 15 april 2025 in Rotterdam seks hebben gehad met aangeefster, die op dat moment 17 jaar oud was. Aangeefster heeft verklaard dat dit zonder haar instemming was en dat zij door beide verdachten is verkracht. De verdachte heeft verklaard dat de seks met instemming van aangeefster heeft plaatsgevonden.
De rechtbank ziet zich voor de vragen gesteld of aangeefster ten tijde van deze seksuele handelingen in een staat van lichamelijke onmacht verkeerde, zoals primair ten laste gelegd, dan wel of de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten weten dat bij aangeefster de wil daartoe ontbrak, zoals subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegd. Vervolgens zal de rechtbank beoordelen of deze seksuele handelingen zijn voorafgegaan door, vergezeld van of gevolgd door dwang, geweld of bedreiging en of de verdachte de seksuele handelingen in vereniging heeft gepleegd.
Vrijspraak primair tenlastegelegde: verkrachting van een kind in de leeftijd van zestien tot achttien jaren in een bijzonder kwetsbare positie
De wil tot seksuele handelingen wordt in ieder geval geacht te ontbreken bij een persoon die in een staat van verminderd bewustzijn verkeert waardoor deze niet of onvolkomen in staat is een wil te bepalen of kenbaar te maken omtrent de seksuele handelingen, of daartegen weerstand te bieden.
In dit geval staat vast dat aangeefster onder invloed was van lachgas voorafgaand aan en ten tijde van in ieder geval een deel van de seksuele handelingen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat op grond van de inhoud van het dossier onvoldoende is komen vast te staan dat aangeefster zich
daardoorin een bijzonder kwetsbare positie bevond, te weten in een staat van lichamelijke onmacht. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten op basis waarvan de gebruikte hoeveelheid kan worden vastgesteld, noch enig bewijsmiddel op basis waarvan de lichamelijke effecten daarvan op aangeefster ten tijde van het laste gelegde kunnen worden bepaald. Aangeefster benoemt die effecten wel in enige mate in haar verklaring maar dit is op zichzelf onvoldoende om te kunnen vaststellen dat zij door het gebruik van lachgas in een toestand van lichamelijke onmacht is komen te verkeren. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, te weten verkrachting van een kind in de leeftijd van zestien tot achttien jaren in een bijzonder kwetsbare positie.
Bewezenverklaring subsidiair tenlastegelegde: opzetverkrachting
Subsidiair is ten laste gelegd dat de verdachte seksuele handelingen met aangeefster heeft verricht, terwijl hij wist dat bij haar de wil daartoe ontbrak. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van dit feit op basis van het navolgende.
Bij haar beoordeling is de rechtbank uitgegaan van de verklaringen van aangeefster, nu het dossier daarvoor voldoende steunbewijs bevat. Allereerst worden de verklaringen op essentiële onderdelen ondersteund door de verklaring van de vriendin van aangeefster. Deze getuige heeft – conform de verklaring van aangeefster – verklaard dat zij gebeld heeft met aangeefster toen de verdachten en aangeefster in Rotterdam in de auto zaten en zij onder invloed waren van lachgas. Ook heeft zij verklaard dat de verdachte de telefoon van aangeefster op enig moment opnam, hij aangeefster niet aan de telefoon wilde geven en hij uiteindelijk heeft opgehangen. De getuige verklaart hierover dat door verdachten meermaals gezegd werd dat er opgehangen moest worden en dat zij haar bek moest houden. Zij hoorde aangeefster schreeuwen dat zij haar telefoon terug wilde.
Ook de lezing van aangeefster ten aanzien van de situatie kort na het incident wordt door de getuige bevestigd. Zo bevestigt de getuige dat aangeefster in de taxi een bericht heeft gestuurd waarin zij aangaf dat zij verkracht was. Dezelfde nacht hebben aangeefster en de getuige telefonisch contact gehad waarin aangeefster heeft verteld dat zij achterin de auto zat en dat zij eerst seks moest hebben met de medeverdachte en daarna met de verdachte.
Aangeefster zou eveneens hebben gezegd dat zij had aangegeven dat zij niet wilde. De volgende dag heeft aangeefster ook in persoon met de getuige gesproken en verteld dat aan haar kleren was getrokken, dat de verdachten haar helemaal klem hielden en zij zich niet kon bewegen. Hoewel deze informatie ook afkomstig is van aangeefster, wordt de emotionele toestand van aangeefster vlak na het incident aan de telefoon door de getuige waargenomen. De getuige verklaart hierover dat aangeefster zich heel erg vies voelde en aan het huilen was.
Bovendien vindt de aangifte steun in de camerabeelden. Gezien wordt dat de verdachte enige tijd naast het achterportier staat op het moment dat de medeverdachte en aangeefster achterin de auto zitten, en dat eerst de medeverdachte en later de verdachte in zijn blote kont naast de auto staat. Voorgaande komt overeen met de verklaringen van aangeefster. Aangeefster heeft onder meer verklaard over een specifiek moment waarop de verdachte ineens de deur open trok, waardoor zij erg schrok. Dit vindt steun in de camerabeelden en in de verklaring van de getuige, die tijdens het videobeelden heeft waargenomen dat aangeefster erg schrok toen de verdachte ineens naast haar raam stond.
De rechtbank merkt op dat de verbalisant in het proces-verbaal bij foto 25 spreekt over de bijrijder, echter dat gelet op de verklaringen van aangeefster en de verdachten de rechtbank begrijpt dat hier de bestuurder – en derhalve de verdachte – wordt bedoeld. Ook de verklaring van aangeefster over het bestellen van lachgas, het voorbijrijden van de politieauto en het wegrijden en parkeren van de auto vindt ondersteuning in de beelden.
De rechtbank stelt voorts vast dat de verdachte op meerdere (belangrijke) punten wisselend heeft verklaard. Zo verklaarde hij eerst dat de seks min of meer vanzelf tot stand kwam. Later verklaarde hij dat aangeefster hier uitdrukkelijk van tevoren mee had ingestemd en ter zitting verklaarde hij dat zij na seks met de medeverdachte opnieuw uitdrukkelijk zou hebben gezegd dat zij ook met de verdachte seks wilde. Deze verklaringen staan niet alleen haaks op de verklaringen van aangeefster, ook worden deze verklaringen niet ondersteund door de medeverdachte die in dezelfde auto zat. Het verweer van de verdediging dat de seksuele handelingen met wederzijdse instemming zijn geweest, vindt derhalve geen steun in de bewijsmiddelen en wordt door de rechtbank als onaannemelijk terzijde geschoven.
Dwang
Op basis van de verklaring van aangeefster, die zoals hiervoor uiteengezet voldoende steun vindt in het dossier, kan worden vastgesteld dat de verdachten niet alleen wisten dat bij haar de wil tot de seksuele handelingen ontbrak, maar dat zij ook dwang hebben uitgeoefend om haar tot die handelingen te brengen.
Zij hebben op de 17-jarige aangeefster zodanige pressie uitgeoefend dat zij niet de mogelijkheid had een vrije keuze te maken. Aangeefster was onder invloed van lachgas en bevond zich in een kleine ruimte, namelijk op de achterbank van de auto van de verdachte. De verdachte is voorbijgegaan aan de verbale en non-verbale protesten van aangeefster en is bovenop haar gaan liggen. Hij heeft haar op dwingende wijze vastgepakt en gepositioneerd en heeft woorden van dreigende en/of intimiderende aard gezegd. Zo is tegen aangeefster gezegd dat wat zij met de één moest doen, ook met de ander moest doen en was zij afhankelijk van de verdachte om naar huis gebracht te worden. Ook heeft zij meermaals aangegeven dat zij niet wilde en heeft zij geschreeuwd. Door desondanks toch door te gaan met de seksuele handelingen heeft de verdachte niet alleen geweten dat de wil bij aangeefster ontbrak, hij heeft zich daarmee ook schuldig gemaakt aan gekwalificeerde opzetverkrachting voorafgegaan door en vergezeld van dwang op de wijze zoals ten laste is gelegd.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. De verdachte en de medeverdachte hebben in de avond van 14 april 2025 met aangeefster en de getuige afgesproken. Zij hebben de getuige met de auto thuis in Zwijndrecht afgezet en zijn teruggereden naar Rotterdam om gezamenlijk met aangeefster lachgas te gebruiken. Daarna hebben de verdachte en de medeverdachte seks gehad met aangeefster, waarbij zij voorafgaand aan de seks tegen haar hebben gezegd dat wat ze met één deed, ook met de ander moest doen, omdat ze bro’s waren en dat ze een trio moesten doen. Zij hebben allebei verklaard gezien te hebben dat aangeefster seks heeft gehad met de ander. Daar komt bij dat ze uiteindelijk met zijn drieën zijn weggereden, de medeverdachte een taxi heeft betaald voor aangeefster en dat de verdachte haar € 10,- heeft gegeven voor een morning afterpil.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
4.1.4.
Conclusie
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde, te weten gekwalificeerde opzetverkrachting voorafgegaan door en vergezeld van dwang, gepleegd in vereniging, wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks15 april 2025 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen met een persoon, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2007) een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht,
te weten het
-
brengen en/of houden van zijn vinger(s) in haar vagina en/of- brengen en/of houden van zijn penis in haar mond en
/of- brengen en/of houden van zijn penis in haar vagina
en/of-
(tong)zoenen van haar,
terwijl hij
en/of zijn mededaderwist
(en)dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak, en welke opzetverkrachting werd voorafgaan door, vergezeld van
en/of gevolgd doordwang,
geweld en/of bedreiging,door
- zich in een kleine ruimte, te weten de achterbank van een personenauto, aan haar op te dringen en
/of- haar
in een staat van lichamelijke onmacht te brengen door haarlachgas toe te dienen en
/of- voorbij te gaan aan haar verbale en
/ofnon-verbale protesten en
/of- haar telefoon af te pakken
/nemenen
/of- haar hoofd en
/ofharen vast te pakken en
/ofhouden en
/ofhaar hoofd op en neer te bewegen en
/of- haar vast te pakken en
/ofhouden en
/ofhaar dwingend te positioneren en
/of- tegen haar te zeggen dat en/of aan haar te vragen
o wat ze met één deed ook met de ander moest doen, omdat ze bro’s waren en
/ofo ze een trio moesten doen en
/ofo hoe ze thuis wilde komen en
/ofo dat ze stil moest zijn,
althans woorden van gelijke (dreigende/intimiderende) aard/strekking en/of
- haar en
/ofzichzelf te ontkleden en
/of- op haar te gaan en
/ofblijven liggen en
/of- (aldus) een voor haar dreigende situatie te doen ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen feit levert op:
-
Opzetverkrachting voorafgegaan door en vergezeld van dwang, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gekwalificeerde opzetverkrachting in vereniging. De verkrachting is voorafgegaan door en vergezeld van dwang. Door aldus te handelen heeft de verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het 17-jarige slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten als het onderhavige daar nog langdurig nadelige psychische gevolgen van kunnen ondervinden. Dat de gedragingen van verdachten een enorme impact op het slachtoffer hebben gehad blijkt ook uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en uit de verklaring van het slachtoffer ter terechtzitting.
De verdachte heeft de gevoelens van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen seksuele behoeftes. Dat de verdachte geen condoom heeft gebruikt en daarmee sprake is van besmettings- en zwangerschapsrisico bij het slachtoffer rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Ook het feit dat de verkrachting in vereniging heeft plaatsgevonden en het slachtoffer afhankelijk was van de verdachte om naar huis gebracht te worden, wordt in het nadeel van de verdachte meegewogen. Daar komt bij dat de verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. De verdachte lijkt niet te beseffen dat hij iets verkeerd heeft gedaan. Zelfs op zitting heeft de verdachte geen schuldbewustzijn getoond. De rechtbank heeft daarnaast geconstateerd dat de verdachte het slachtoffer nog meer beschadigt door onder meer herhaaldelijk te benoemen dat de seks vrijwillig was en dat zij expliciet zou hebben aangegeven seks met allebei te willen. Deze proceshouding draagt niet bij aan het herstel van het slachtoffer en de rechtbank neemt de verdachte dit kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
31 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
16 september 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Uit ons onderzoek komen geen maatschappelijke problemen naar voren. De verdachte woont bij zijn ouders en zij zijn steunend voor hem. Hij had werk en er is geen sprake van schuldenproblematiek. We hebben, ondanks dat lachgasgebruik mogelijk wel van invloed kan zijn geweest op zijn keuzes, geen aanwijzingen voor middelenmisbruik. Ook komen er uit het psychologische onderzoek geen psychische problemen naar voren. Aangezien hij wordt verdacht van een delict samen met een vriend sluiten we onderlinge (en wederzijdse) beïnvloeding niet uit. Concluderend kunnen we zeggen dat sociale omgeving en middelengebruik delictgerelateerde risicofactoren zijn. Beschermende factoren zijn de steun (en afkeuring van delictgedrag) van zijn gezin.
Gezien de leeftijd van de verdachte is overwogen of het wenselijk is om het minderjarigenstrafrecht toe te passen. We zien wel enige aanwijzingen voor beperkte handelingsvaardigheden zoals zijn niveau van functioneren, impulsiviteit en mogelijke beïnvloeding door zijn sociale netwerk. Op het gebied van de pedagogische beïnvloeding zien we dat hij deel uitmaakt van een gezin en openstaat voor begeleiding en ontvankelijk is voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning of beïnvloeding door volwassenen. Echter is er geen gezinsgerichte aanpak (meer) nodig of interventie en/of maatregelen die alleen via het jeugdstrafrecht beschikbaar zijn. Gezien bovenstaande zijn er enkele aanwijzingen voor het jeugdstrafrecht maar onvoldoende om dit ook daadwerkelijk te adviseren. Zo achten we hem in staat eigen verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag en is hij voldoende in staat om de risico's van zijn handelen te overzien. Wij adviseren het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Bij een veroordeling adviseren wij een voorwaardelijke straf met een toezicht en ambulante behandeling. Ondanks de ogenschijnlijke beschermende factoren in het leven van de verdachte hebben we onvoldoende inzicht gekregen in eventuele seksuele preoccupatie en/of impulscontrole problematiek. Binnen een ambulante behandeling kan inzicht hierin worden vergroot en samen met de verdachte worden gekeken naar de oorsprong van zijn gedragskeuzes en het juist kanaliseren van seksuele gedrag.- Meldplicht bij reclassering- Ambulante behandeling
Psycholoog [persoon A] (GZ-psycholoog) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 7 juli 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het profiel uit het testpsychologisch onderzoek wijst op een zwakbegaafd niveau van functioneren.
Uit het persoonlijkheidsonderzoek komt naar voren dat de verdachte een positieve instelling heeft, stabiel kan functioneren, maar waarbij sprake is van narcistische dynamiek. Hij neigt zijn eigen identiteit en zelfwaarde aan de bevestiging door anderen te ontlenen.
Vanwege het feit dat er vanuit onderhavig onderzoek geen aanwijzingen zijn voor een psychische stoornis danwel verstandelijke beperking, is onderzoeker van mening, dat het plegen van het tenlastegelegde, al dan niet deels, ook niet door een stoornis danwel beperking verklaard kan worden. Anders gezegd: er zijn geen factoren voortkomend uit een stoornis aanwezig geweest die de keuzevrijheid hebben beïnvloed. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde- indien bewezen - de verdachte dan ook volledig toe te rekenen.
Er zijn geen specifieke risicofactoren vanuit een stoornis van invloed geweest op het thans ten laste gelegde feit die de kans op een hernieuwd delict verhogen. Het recidiverisico kan niet vanuit pathologie onderbouwd worden en is dan ook niet, vanuit een stoornis, als verhoogd aan te merken.
Gelet op het voorgaande wordt er vanuit gedragsdeskundige optiek geen noodzaak gezien om, binnen een juridisch kader, aan de verdachte een behandeling te adviseren om het recidiverisico te verlagen.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door haar bevindingen, deze conclusies niet zijn betwist en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf is acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten gaan bij een verkrachting met een beperkte mate van dwang (vergelijkbaar met opzetverkrachting) in beginsel uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van
24 maanden. Hierbij is nog geen rekening gehouden met eventuele strafvermeerderende factoren.
De rechtbank ziet gelet op hetgeen hiervoor overwogen, alsmede het feit dat de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen, geen aanleiding om aan het verzoek van de verdediging te voldoen om een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
Hoewel door de psycholoog om het recidiverisico te verlagen geen noodzaak wordt gezien om aan de verdachte, binnen een juridisch kader, een behandeling op te leggen, is de rechtbank – met de reclassering – van oordeel dat begeleiding en ambulante behandeling toch noodzakelijk zijn. Er is namelijk onvoldoende inzicht gekregen in eventuele seksuele preoccupatie en/of impulscontrole problematiek bij de verdachte. Een ambulante behandeling kan het inzicht hierin vergroten en er kan worden gekeken naar de oorsprong van zijn gedragskeuzes en het juist kanaliseren van seksueel gedrag. De rechtbank zal om deze reden een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, aangezien de omstandigheden die hebben geleid tot schorsing niet zijn gewijzigd en de rechtbank daaromtrent thans niet tot een andere afweging komt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 811,59 aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren gelet op het verweer strekkende tot vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw ten aanzien van de immateriële schade verzocht het bedrag te matigen met het oog op de bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegekend en zich aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling door de rechtbank
Het staat vast dat de verdachte door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade aan de benadeelde partij heeft toegebracht. De reis- en parkeerkosten zijn tot een bedrag van € 61,59 genoegzaam onderbouwd en door de verdachte niet betwist. Deze schade zal daarom worden toegewezen. In het resterende deel van de gevorderde post reiskosten wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op nog nader te onderbouwen schade, is niet nader geconcretiseerd. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, in de vorm van een aantasting in de persoon op andere wijze in de zin van art. 6:106 lid 1, aanhef en onder b BW. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden
toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk
aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de
verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 april 2025.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.061,59, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 243 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte,
groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden, na het ingaan van de proeftijd, bij Reclassering Nederland en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal zich laten behandelen door [naam instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra hij hier is aangemeld en er plek is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 5.061,59 (zegge: vijfduizend eenenzestig euro en negenenvijftig eurocent), bestaande uit € 61,59 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 april 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de materiële schade van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te
€ 5.061,59 (zegge: vijfduizend eenenzestig euro en negenenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
61 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van der Leeden, voorzitter,
en mrs. J.L. Luiten en T.J. Roest Crollius, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B.A. Slebus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 april 2025 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
met een kind in de leeftijd van zestien tot achttien jaren, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2007)
een of meer seksuele handelingen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht,
te weten het
- brengen en/of houden van zijn vinger(s) in haar vagina en/of
- brengen en/of houden van zijn penis in haar mond en/of
- brengen en/of houden van zijn penis in haar vagina en/of
- (tong)zoenen van haar,
terwijl dit feit werd begaan
- jegens een kind in een bijzonder kwetsbare positie, te weten een staat van lichamelijk onmacht door het toedienen/gebruik van lachgas en/of
- met misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten het feit dat er sprake was van een fysiek en/of numeriek overwicht,
en welke verkrachting werd voorafgaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door
- zich in een kleine ruimte, te weten de achterbank van een personenauto, aan haar op te dringen en/of
- haar in een staat van lichamelijke onmacht te brengen door haar lachgas toe te dienen en/of
- voorbij te gaan aan haar verbale en/of non-verbale protesten en/of
- haar telefoon af te pakken/nemen en/of
- haar hoofd en/of haren vast te pakken en/of houden en/of haar hoofd op en neer te bewegen en/of
- haar vast te pakken en/of houden en/of haar dwingend te positioneren en/of
- tegen haar te zeggen dat en/of aan haar te vragen
o wat ze met één deed ook met de ander moest doen, omdat ze bro’s waren en/of
o ze een trio moesten doen en/of
o hoe ze thuis wilde komen en/of
o dat ze stil moest zijn,
althans woorden van gelijke (dreigende/intimiderende) aard/strekking en/of
- haar en/of zichzelf te ontkleden en/of
- op haar te gaan en/of blijven liggen en/of
- (aldus) een voor haar dreigende situatie te doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 april 2025 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
met een persoon, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2007)
een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht,
te weten het
- brengen en/of houden van zijn vinger(s) in haar vagina en/of
- brengen en/of houden van zijn penis in haar mond en/of
- brengen en/of houden van zijn penis in haar vagina en/of
- (tong)zoenen van haar,
terwijl hij en/of zijn mededader wist(en) dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak,
en welke opzetverkrachting werd voorafgaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door
- zich in een kleine ruimte, te weten de achterbank van een personenauto, aan haar op te dringen en/of
- haar in een staat van lichamelijke onmacht te brengen door haar lachgas toe te dienen en/of
- voorbij te gaan aan haar verbale en/of non-verbale protesten en/of
- haar telefoon af te pakken/nemen en/of
- haar hoofd en/of haren vast te pakken en/of houden en/of haar hoofd op en neer te bewegen en/of
- haar vast te pakken en/of houden en/of haar dwingend te positioneren en/of
- tegen haar te zeggen dat en/of aan haar te vragen
o wat ze met één deed ook met de ander moest doen, omdat ze bro’s waren en/of
o ze een trio moesten doen en/of
o hoe ze thuis wilde komen en/of
o dat ze stil moest zijn,
althans woorden van gelijke (dreigende/intimiderende) aard/strekking en/of
- haar en/of zichzelf te ontkleden en/of
- op haar te gaan en/of blijven liggen en/of
- (aldus) een voor haar dreigende situatie te doen ontstaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 april 2025 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
met een persoon, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2007)
een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht,
te weten het
- brengen en/of houden van zijn vinger(s) in haar vagina en/of
- brengen en/of houden van zijn penis in haar mond en/of
- brengen en/of houden van zijn penis in haar vagina en/of
- (tong)zoenen van haar,
terwijl hij en/of zijn mededader ernstige reden had(den) om te vermoeden dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak.