Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[verdachte] ,
Algemeen
De ingediende onderzoekswensen
deel A) en verzoeken die zien op de detentie van de verdachte (
deel B).
Het standpunt van de officieren van justitie
Om de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie te kunnen overwegen zouden er binnen detentie zeer ernstige schendingen moeten hebben plaatsgevonden. Daarvan is geen sprake geweest, iets wat ook uit de verklaring van de [getuige 1] afgeleid kan worden. Niets wat de nu (opnieuw) gevraagde getuigen zouden kunnen verklaren is relevant voor enige door de rechtbank in de strafzaak te nemen beslissing. De rechtbank is voldoende geïnformeerd om tot een beslissing te kunnen komen.
Beslissingen ten aanzien van de onderzoekswensen
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank in die uitspraak echter geen aanknopingspunten om voor wat betreft het onderzoek naar het onderscheppen en verkrijgen van de data tot een andersluidend oordeel dan hiervoor al is weergegeven te komen.”
Ook nu heeft de rechtbank in het licht van wat door de verdediging is aangevoerd alles opnieuw bekeken maar ook nu leidt dit niet tot een ander oordeel. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de stukken kan echter voorshands worden afgeleid dat Frankrijk op 13 februari 2019 uit eigen beweging zou hebben besloten om een zelfstandig strafrechtelijk onderzoek naar SkyECC te starten wegens verdenking van deelneming aan een criminele organisatie.
De rechtbank onderschrijft bij de huidige stand van zaken dan ook niet het standpunt van de verdediging dat uit het document D2 moet worden geconcludeerd dat de Franse autoriteiten die tap op de SkyECC-servers op verzoek van de Nederlandse autoriteiten hebben geplaatst. Om die reden ziet de rechtbank ook nu geen aanleiding de plaatsvervangend officier van justitie van de rechtbank Lille, noch de opsteller van het Franse proces-verbaal D2 als getuige te horen. Deze verzoeken worden dan ook afgewezen.
De verdediging heeft sinds juni 2023 toegang tot de Palmadataset. De geboden faciliteiten zijn mogelijk belastend en tijdrovend, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdediging voldoende gelegenheid dat onderzoek uit te voeren.De beperkingen zijn niet zodanig dat die, afgezet tegen de privacy belangen van de andere gespreksdeelnemers, tot een andere uitkomst moeten leiden.”
feitelijkedetentieomstandigheden van de verdachte. Daartoe is als getuige de in de periode van 24 april tot en met 2 mei 2023 voor de detentielocatie verantwoordelijke directeur opgeroepen. De rechtbank heeft toen ook expliciet overwogen dat het daarbij niet gaat om vast te stellen welke van de bij de (uitvoering van) de detentie betrokken instanties voor de besluitvorming en de gang van zaken rondom de detentie verantwoordelijk gehouden kunnen of moeten worden. De rechtbank dient vast te stellen óf de rechten van de verdachte in deze strafzaak zijn geschonden om vervolgens te kunnen beoordelen of er een inbreuk heeft plaatsgevonden, wat de omvang van die inbreuk dan zou zijn geweest en welke gevolgen daaraan in de strafzaak mogelijk moeten worden verbonden.
Gelet op hetgeen door partijen en de getuige naar voren is gebracht acht de rechtbank zich in dat kader thans voldoende voorgelicht omtrent de feitelijke detentieomstandigheden.
Daarom worden alle verzoeken afgewezen.
Beslissing
terechtzitting op 2 april 2026 te 9.00 uur, locatie Rotterdam, zaal 35;