Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
locatie Rotterdam
zaaknummer: 11387202 CV EXPL 24-27505
datum uitspraak: 3 oktober 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
VGZ Zorgverzekeraar N.V.,
vestigingsplaats: Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. [handelsnaam],
in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [betrokkene] ,
vestigingsplaats: [plaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna ‘VGZ’ en ‘de bewindvoerder’ genoemd. [betrokkene] wordt hierna ‘ [betrokkene] ’ genoemd.
1.De procedure
1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 24 oktober 2024, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen;
- de mails van de bewindvoerder van 8 januari 2025 en 21 maart 2025, met bijlagen;
- het proces-verbaal van de zitting op 3 april 2025;
- de akte houdende royement van VGZ van 27 mei 2025;
- de mail van de bewindvoerder van 9 juni 2025;
- de akte van VGZ van 4 augustus 2025.
1.2.
Op 3 april 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [persoon A] namens de gemachtigde van VGZ en de bewindvoerder.
2.De beoordeling
Waar gaat de zaak over?
2.1.
[betrokkene] heeft met VGZ een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst moet [betrokkene] maandelijks premie betalen en het eigen risico voldoen wanneer VGZ zorgkosten voorschiet. Volgens VGZ had [betrokkene] een bedrag van € 2.414,45 aan premies en zorgkosten onbetaald gelaten. Om die reden is zij in 2021 een rechtszaak gestart. In die procedure is [betrokkene] door de kantonrechter veroordeeld tot betaling van € 500,- aan hoofdsom. Na deze uitspraak heeft hij een bedrag van € 1.745,71 voldaan op de openstaande schuld. VGZ stelt dat het restant nog niet is betaald en is daarom deze procedure gestart. Omdat [betrokkene] sinds 17 februari 2023 onder bewind staat, eist zij dat de bewindvoerder het restant van € 1.105,71, inclusief rente en incassokosten, betaalt met vergoeding van proceskosten.
2.2.
De bewindvoerder is het niet eens met de eis. Hij stelt dat [betrokkene] aan al zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. De betalingen hebben structureel en tijdig via automatische incasso en een betalingsregeling plaatsgevonden. Als een termijn niet (tijdig) was betaald dan had VGZ daarover een herinnering moeten sturen, maar dat heeft zij niet gedaan.
2.3.
Ter zitting heeft de bewindvoerder gesteld dat er vanaf 23 augustus 2023 een betalingsregeling loopt. Hij heeft daarbij uitgelegd dat één betalingstermijn kort vertraagd was in september 2024, maar dat deze vertraging in oktober 2024 is ingehaald door twee betalingen, zodat er feitelijk geen achterstand meer is. Volgens VGZ hebben de betalingen die de bewindvoerder noemt betrekking op andere zaken dan de onderhavige.
2.4.
Gelet op dat wat ter zitting naar voren is gebracht, achtte de kantonrechter zich onvoldoende geïnformeerd. VGZ werd daarom in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de door de bewindvoerder genoemde betalingsregeling en de eventuele nakoming c.q. het vervallen daarvan. Hierbij moest VGZ ook een recente specificatie van alle betalingen overleggen inclusief een toelichting op het openstaande saldo.
2.5.
Op 27 mei 2025 heeft VGZ aangegeven van verdere procedure af te zien en verzocht de zaak te royeren. De bewindvoerder liet weten niet akkoord te gaan met het royementsverzoek. [betrokkene] is namelijk geconfronteerd met extra incassokosten en extra CAK-kosten, terwijl hij op geen enkel punt in verzuim is geweest. De bewindvoerder wil dat [betrokkene] wordt gecompenseerd voor de geleden financiële schade.
2.6.
In haar akte van 4 augustus 2025 heeft VGZ betwist in verzuim te zijn met het verzenden van herinneringen over betalingen, omdat hier geen verplichting toe bestaat en deze alleen een reminder zijn bij lopende regelingen en van een lopende regeling is hier geen sprake. VGZ voert aan dat de bewindvoerder op eigen initiatief betalingen heeft gedaan zonder dat er sprake was van een geldige betalingsregeling. De laatste betaling is op 28 april 2025 gedaan en daarna is er niets meer betaald. Ten aanzien van eventuele aan- of afmeldingen bij het CAK heeft VGZ verklaard dat zij niet in verzuim is, omdat er geen lopende betalingsregeling bestond en de bewindvoerder sinds 28 april 2025 niets meer heeft betaald. VGZ handhaaft haar oorspronkelijke vordering en betwist financiële schade te hebben veroorzaakt.
De vordering wordt afgewezen
2.7.
De bewindvoerder heeft de door VGZ gestelde openstaande schuld gemotiveerd betwist en gesteld dat deze al volledig is afbetaald. Hij heeft ter onderbouwing daarvan betaalbewijzen overgelegd. Tegen deze achtergrond heeft VGZ, hoewel zij daartoe door de kantonrechter uitdrukkelijk in de gelegenheid is gesteld, haar vordering onvoldoende onderbouwd. Het had op haar weg gelegen om een recente specificatie van alle betalingen over te leggen en daarbij toe te lichten wat de openstaande schuld is. Voorts heeft VGZ zich onvoldoende concreet uitgelaten over de door de bewindvoerder gestelde betalingsregeling van 23 augustus 2023. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de betalingsregeling van 23 augustus 2023 nog steeds van kracht is. Ook indien veronderstellenderwijs zou worden aangenomen dat er nog een openstaande schuld is, is deze niet ineens volledig opeisbaar zolang die regeling loopt. Een enkele korte vertraging in het betalen van een termijn betekent niet automatisch dat een betalingsregeling vervalt, zeker als hierover geen formele mededeling is. Gelet op het voorgaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat de vordering wordt afgewezen.
Geen financiële compensatie
2.8.
De bewindvoerder stelt dat [betrokkene] financiële schade heeft geleden en wil dat hij daarvoor wordt gecompenseerd. Voor zover de bewindvoerder daarmee heeft bedoeld een tegeneis in te dienen overweegt de kantonrechter als volgt. Op grond van artikel 137 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet een tegeneis (eis in reconventie) dadelijk bij conclusie van antwoord worden ingesteld. De ratio hiervan is onder meer dat de wederpartij de gelegenheid moet krijgen om tijdig op de tegeneis te reageren. De tegeneis is pas na de zitting ingediend. Daarmee is de (veronderstelde) tegeneis te laat ingesteld en komt de kantonrechter niet toe aan een inhoudelijke beoordeling daarvan.
Proceskosten
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van VGZ, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die VGZ aan de bewindvoerder moet betalen op € 50,-. Dit is een forfaitair bedrag dat bestaat uit de noodzakelijke reis- en verletkosten die de bewindvoerder heeft moeten maken om op de zitting te verschijnen (artikel 238 Rv).
3.De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt VGZ in de proceskosten, die aan de kant van de bewindvoerder tot nu toe worden begroot op € 50,- aan reis- en verletkosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en in het openbaar uitgesproken.
53954