ECLI:NL:RBROT:2025:11563

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
10/174333-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, vernieling en bedreiging met een mes door verdachte onder invloed van verdovende middelen

Op 24 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991, die op 5 juni 2025 in [plaats 1] betrokken was bij een incident waarbij hij twee minderjarige meisjes heeft mishandeld en bedreigd met een mes. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek in voorlopige hechtenis zat, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. N.A. Heidanus. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 39 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden gericht op behandeling en begeleiding. De rechtbank oordeelde dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte konden worden toegerekend, gezien zijn psychische toestand en het gebruik van verdovende middelen. De verdachte heeft bekend dat hij de meisjes heeft aangesproken en hen bedreigd, maar ontkende dat hij hen heeft geslagen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van de feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 39 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en middelencontrole. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €500 aan een van de slachtoffers voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/174333-25
Datum uitspraak: 24 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [adres 1] , [postcode 1] [plaats 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentiecentrum] ,
raadsman mr N.A. Heidanus, advocaat te Groningen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. X.C. van Balen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 39 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland en daarnaast middelencontrole;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 1 primair en 2 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2 subsidiair
Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering feit 1 subsidiair en 3
De verdachte heeft bekend dat hij op aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is afgestapt en hen op dreigende toon heeft aangesproken, en dat hij [slachtoffer 1] bij de kraag van haar jas heeft gepakt. Ook bekent hij dat hij een mes bij zich had en deze vasthield toen er jongens op hem af kwamen rennen. Hij ontkent echter dat hij [slachtoffer 1] heeft geslagen en ontkent ook dat hij zwaaiende bewegingen met het mes in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gemaakt. Beide aangeefsters hebben verklaard dat de verdachte met een mes in hun richting heeft gezwaaid. De verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] , dat zij door de verdachte is geslagen, wordt ondersteund door de aanvullende verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] , dat de verdachte slaande bewegingen met beide armen maakte. De rechtbank ziet op grond van deze verklaringen geen reden om eraan te twijfelen dat de verdachte aangeefster [slachtoffer 1] heeft geslagen en met het mes in de richting van de aangeefsters heeft gestoken, mede gelet op de context van het dossier, de verklaring van de verdachte en zijn psychische gesteldheid op dat moment.
4.3.1.
Conclusie
Dit betekent dat de onder feit 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten bewezen zijn.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1. subsidiair
hij op
of omstreeks5 juni 2025 te [plaats 1] ,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld, door
op/tegen het hoofd
en/of hetlichaamvan die [slachtoffer 1] te slaan
en/of stompen;
2 subsidiair
hij op
of omstreeks5 juni 2025 te [plaats 1] ,
opzettelijk en wederrechtelijk,
een fatbike,
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan een ander,te wetenaan [slachtoffer 1] , toebehoorde,
heeft
vernield,beschadigd
,enonbruikbaar gemaakt
en/of weggemaakt;
3
hij op
of omstreeks5 juni 2025 te [plaats 1] ,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
een(onbekend gebleven) andere
(n
)heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,
door een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,te tonen aan die
[slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2]en/of
eenander
(en
)en/of met dat mes,
althans eenscherp en/of puntig voorwerp,op haar/hen af te lopen en/of
(een)zwaaiende en
/ofstekende beweging
(en
)te maken in de richting van het
lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2]en/of
eenander
(en
).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.mishandeling

2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen en onbruikbaar maken

3. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Hij heeft, terwijl hij onder invloed was van verdovende middelen, twee minderjarige meisjes op een dreigende toon aangesproken op straat. Vervolgens heeft hij een van hen vastgepakt en op het hoofd geslagen. Ook heeft hij de Fatbike van het meisje beschadigd door deze op de grond te gooien. Toen omstanders zich bij de meisjes voegden, pakte de verdachte een flink mes en bedreigde hij hen door zwaaiende en stekende bewegingen in hun richting te maken.
Deze feiten hebben angst, letsel en pijn veroorzaakt bij de slachtoffers. Daarnaast bezorgt dit soort incidenten op de openbare weg omstanders en buurtbewoners een onveilig gevoel. De verdachte heeft verklaard dat hij hevig onder invloed en (daardoor) in de war was, wat een rol heeft gespeeld in zijn handelen. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor onder meer geweldsdelicten.
7.3.2.
Rapportages
[psychiater] heeft op 5 augustus 2025 een rapportage over de verdachte uitgebracht. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport. Daaruit blijkt dat er bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of psychotische stoornis en een stoornis in het gebruik van cocaïne en cannabis. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en hebben de keuzes van de verdachte beïnvloed. Hij verkeerde in een zorgelijke psychiatrische conditie en heeft een gestoorde realiteitstoetsing gehad. Aannemelijk is dat het gebruik van cannabis en cocaïne van invloed is geweest op het handelen van de verdachte. Hij reageert hierdoor inadequaat en impulsief, met de bewezen feiten tot gevolg. Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat de verdachte volledig en alleen vanuit zijn psychotische belevingen zou hebben gehandeld, dus er is geen sprake van gehele ontoerekeningsvatbaarheid. Wel adviseert de psychiater het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico op gewelddadig gedrag wordt op de korte termijn matig en op middellange termijn als hoog ingeschat. Er is nauwelijks ziekte-inzicht en probleembesef en er is al langere tijd sprake van middelengebruik.
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft ook een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 september 2025. Daaruit blijkt dat zij zich kunnen vinden in het advies van de psychiater. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke veroordeling met bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank neemt de conclusie van de psychiater over. De feiten worden daarom in verminderde mate aan de verdachte toegerekend. Verder houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met art. 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Omdat uit de rapportages blijkt dat begeleiding en behandeling van belang zijn om recidive te voorkomen, zal de overige gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De straf zoals door de officier van justitie in haar eis geformuleerd acht de rechtbank passend en geboden.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank de geadviseerde voorwaarden overnemen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat daarnaast periodieke middelencontrole als bijzondere voorwaarde opgenomen moet worden, gezien de problemen die de verdachte heeft (gehad) met verdovende middelen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1] ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000 aan immateriële schade en een vergoeding van € 1.190 aan materiële schade (bestaande uit €695 voor de beschadigde Fatbike en €495 voor een beschadigde telefoon).
8.1.
Standpunt officier van justitie
De angst en de pijn van het slachtoffer zijn een rechtstreeks gevolg van de door de verdachte gepleegde feiten. Daarom kan een immateriële schadevergoeding worden toegekend. Kijkend naar vergelijkbare zaken is een bedrag van €750,- passend en geboden. De worsteling die heeft geleid tot de kapotte telefoon staat niet in de tenlastelegging, dus niet is vast komen te staan dat die schade het gevolg is van handelen van de verdachte. Dit deel van de vordering moet worden afgewezen. De kapotte fiets/Fatbike is wel een gevolg van het handelen van de verdachte. Hoewel vaststaat dat er schade is veroorzaakt, is onvoldoende onderbouwd wat deze schade precies inhoudt en welke kosten daaraan verbonden zijn. De benadeelde partij moet voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging sluit zich aan bij de officier van justitie wat betreft het materiële deel van de vordering. Ten aanzien van het immateriële deel ontbreekt een onderbouwing, maar pijn en angst zijn een logisch gevolg van het handelen van de verdachte. Een bedrag tot € 750 is reëel.
8.3.
Beoordeling
8.3.1.
Materiële vordering
Uit het dossier blijkt niet dat de telefoon van de benadeelde partij door het handelen van de verdachte is vernield. Dit is ook niet nader onderbouwd. Dit is anders voor de Fatbike, waarvan wel vaststaat dat de verdachte daar schade aan toe heeft gebracht. De omvang van die schade is echter onvoldoende onderbouwd. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden welke onderdelen er precies beschadigd zijn en wat de kosten voor reparatie zijn geweest. De (pro-forma) factuur die de benadeelde partij aan de vordering heeft toegevoegd biedt daarvoor onvoldoende duidelijkheid. De benadeelde partij is daarom niet ontvankelijk in het materiële deel van de vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.3.2.
Immateriële vordering
Artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit letsel heeft opgelopen.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde bedreiging is niet evident dat de benadeelde (geestelijk) letsel heeft opgelopen en dit is ook niet nader onderbouwd. De immateriële schade als gevolg van het letsel zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,- , zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 juni 2025, de datum van de bewezen feiten.
Nu de vordering van de benadeelde partij (deels) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
39 (negenendertig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde maakt binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd een afspraak bij Fivoor Reclassering, op het [adres 2] , [postcode 2] [plaats 2] , [telefoonnummer] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra mogelijk. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder
ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start indien mogelijk aansluitend aan de opname in een zorginstelling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
indien er sprake is van een terugval in middelengebruik of bij overmatig middelengebruik en/of een zodanige verslechtering van de psychische toestand van de veroordeelde dat een kortdurende klinische opname voor detoxificatie /stabilisatie /observatie /diagnostiek /crisisbehandeling noodzakelijk is, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een dergelijke kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
de veroordeelde verblijft in een instelling voor begeleid of beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra mogelijk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het
dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen/alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek, gedurende de gehele proeftijd of zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 juni 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst het overige deel van de immateriële vordering af;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het materiële deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen
€ 500,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.P.J. Schoonen, voorzitter,
en mrs. D.F. Smulders en D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Hoebe, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 5 juni 2025 te [plaats 1]
op de openbare weg, te weten de [straat]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van mobiele
telefoon(s), in elk geval enig goed van zijn gading, dat/die geheel of ten dele
aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een derde
toebehoorde (n),
- dicht bij/voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is gaan staan en/of
- die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of tegen haar lichaam is gelopen en/of haar
bij haar kraag heeft vastgepakt en/of
- tegen/op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestompt
en/of geslagen en/of
- daarbij heeft gezegd/geroepen 'Geef jullie telefoons' en/of - zakelijk
weergegeven - dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hun telefoons uit hun zak
moesten halen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 juni 2025 te [plaats 1] ,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld, door op/tegen het hoofd en/of het
lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en/of stompen;
2
hij op of omstreeks 5 juni 2025 te [plaats 1] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een fatbike,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen
- op voornoemde fatbike is gestapt/gaan zitten en/of (volgens) heeft
geprobeerd die fatbike te starten en/of weg te rijden op die fatbike, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 juni 2025 te [plaats 1] ,
opzettelijk en wederrechtelijk,
een fatbike, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander,
te weten aan [slachtoffer 1] , toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
hij op of omstreeks 5 juni 2025 te [plaats 1] ,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een (onbekend gebleven) andere(n)
heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen aan die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een ander(en) en/of met dat mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp, op haar/hen af te lopen en/of (een)
zwaaiende en/of stekende beweging(en) te maken in de richting van het
lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een ander(en).