In deze zaak vordert de vrouw, een ex-echtgenote, een verklaring voor recht dat de man onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door een bedrag van € 27.637,75 zonder haar toestemming naar zijn bankrekening over te maken. De man betwist dit en stelt dat de vrouw het bedrag zelf heeft overgemaakt als een schenking. De rechtbank overweegt dat de bewijslast bij de vrouw ligt op basis van artikel 150 Rv. De vrouw heeft onvoldoende bewijs geleverd om haar stelling te onderbouwen dat de man het bedrag zonder haar medeweten heeft overgemaakt. De rechtbank wijst de vorderingen van de vrouw af, omdat zij niet heeft aangetoond dat de man onrechtmatig heeft gehandeld of zich ongerechtvaardigd heeft verrijkt. De rechtbank concludeert dat er sprake is geweest van een schenking en dat de vrouw niet heeft voldaan aan de stelplicht die vereist is voor een beroep op vernietigbaarheid van de schenking op basis van misbruik van omstandigheden. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.