ECLI:NL:RBROT:2025:11647

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
11339437 CV EXPL 24-25256
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van betalingsverplichtingen na renovatiewerkzaamheden en de gevolgen van niet-nakoming van betalingsafspraken

In deze zaak heeft [eiseres], een onderneming gevestigd te Vlaardingen, renovatiewerkzaamheden uitgevoerd aan een monumentaal appartementencomplex in opdracht van SSOMM B.V., gevestigd te Capelle aan den IJssel. [eiseres] heeft SSOMM diverse facturen gestuurd, maar een totaalbedrag van € 11.708,80 is onbetaald gebleven. [eiseres] vordert betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. SSOMM betwist de vordering en stelt dat zij met [eiseres] heeft afgesproken dat de kosten en opbrengsten van de werkzaamheden gelijk verdeeld zouden worden. In reconventie vordert SSOMM dat [eiseres] een bedrag van € 847,33 aan haar betaalt.

De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] toegewezen, onder aftrek van een eerdere betaling van € 1.000,- door SSOMM. De tegenvordering van SSOMM is afgewezen. De rechter oordeelt dat SSOMM de gemaakte betalingsafspraken niet is nagekomen, waardoor de betalingsregeling is vervallen en het volledige bedrag aan [eiseres] verschuldigd is. De kantonrechter heeft de proceskosten voor rekening van SSOMM gesteld, omdat zij als de in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11339437 CV EXPL 24-25256
datum uitspraak: 26 september 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],die handelt onder de naam
[handelsnaam],
wonende te Vlaardingen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. M.C.J. Heinz (Stichting Achmea Rechtsbijstand te Tilburg),
tegen
SSOMM B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
vertegenwoordigd door de heer D.S. Siegers.
Partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘SSOMM’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 27 september 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer van SSOMM, met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen;
  • de brief van 18 november 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 24 januari 2025;
  • de akte van SSOMM van 18 februari 2025, met bijlagen;
  • de akte van [eiseres] van 18 maart 2025;
  • de rolbeslissing van 18 april 2025;
  • de akte van [eiseres] van 10 juni 2025, met één bijlage;
  • de rolbeslissing van 25 juli 2025;
  • de akte van SSOMM, met bijlagen.
1.2.
Nadat op de rolzitting van 26 augustus 2025 de uitspraak van het vonnis was bepaald op vandaag, heeft SSOMM nog aanvullende stukken in het geding gebracht bij e-mail van 21 september 2025.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
[eiseres] heeft in opdracht van SSOMM renovatiewerkzaamheden uitgevoerd aan de gevels van een monumentaal appartementencomplex aan [adres]. Voor de uitgevoerde werkzaamheden heeft [eiseres] diverse facturen aan SSOMM gestuurd. Volgens [eiseres] heeft SSOMM van die facturen een totaalbedrag van € 11.708,80 onbetaald gelaten. Daarom vordert [eiseres] in deze procedure dat SSOMM wordt veroordeeld dat bedrag, met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, aan [eiseres] te betalen.
2.2.
SSOMM is het niet eens met de vordering van [eiseres]. SSOMM voert aan dat [eiseres] de werkzaamheden als onderaannemer heeft uitgevoerd en dat SSOMM zelf een geschil heeft met haar eigen opdrachtgever, de Vereniging van Eigenaars Westerkade (hierna: ‘de VvE’). Volgens SSOMM heeft zij met [eiseres] afgesproken dat zowel de kosten als de opbrengsten van de werkzaamheden gelijk verdeeld zouden worden (50/50). SSOMM stelt dat zij om die reden de helft van het bedrag dat zij tot op heden zelf van de VvE heeft ontvangen aan [eiseres] heeft betaald. SSOMM stelt zich op het standpunt dat zij onder aan de streep teveel aan [eiseres] heeft betaald. Daarom vordert SSOMM in reconventie dat [eiseres] wordt veroordeeld om een bedrag van € 847,33 aan haar te betalen.
2.3.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] toe, onder aftrek van de door SSOMM op 13 februari 2025 verrichte betaling van € 1.000,-. De tegenvordering van SSOMM wordt afgewezen. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
SSOMM is de met [eiseres] gemaakte betalingsafspraken niet nagekomen
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak op 24 januari 2025 heeft de kantonrechter de zaak met partijen besproken, waarbij zowel [eiseres] als SSOMM hun standpunten nader hebben toegelicht. Daarbij is door SSOMM onder andere gesteld dat zij een procedure tegen de VvE heeft opgestart omdat er een geschil tussen SSOMM en de VvE bestaat over het uitgevoerde meerwerk en de hoogte van de kosten daarvan met betrekking tot het project aan de Westerkade. Door [eiseres] is onder meer aangevoerd dat zij belang heeft bij een spoedige oplossing van het onderhavige geschil met SSOMM, omdat zij anders in financiële problemen zal geraken.
2.5.
Gelet op het voorgaande hebben partijen ter zitting uiteindelijk afspraken met elkaar gemaakt om het tussen hen gerezen geschil op te lossen. Die afspraken zijn vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting en luiden – voor zover van belang – als volgt:
“(…)
1. SSOMM betaalt in ieder geval aan [eiseres] een bedrag van € 5.275,00 in maandelijkse
termijnen van € 1.000,00 en een laatste termijn van € 275,00. Elke termijn moet uiterlijk op de vijftiende dag van de maand zijn betaald op rekeningnummer (…) ten name van Stichting Achmea Rechtsbijstand met de omschrijving 'R222551045'. De eerste termijn moet uiterlijk op 15 februari 2025 zijn betaald. Als SSOMM een termijn niet of te laat betaalt, vervalt de onderhavige betalingsregeling en is SSOMM het oorspronkelijke gevorderde bedrag van
€ 11.708,80 te vermeerderen met de handelsrente vanaf 23 november 2023 en te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van € 892,09 ineens en terstond verschuldigd, uiteraard onder aftrek van de eventuele termijnen van € 1.000,00 die wel betaald zijn door SSOMM.
2. SSOMM zal op de hierna te noemen rolzitting een schriftelijke reactie van zijn advocaat in de handelszaak tegen de VvE Westerkade in het geding brengen waaruit blijkt dat de procedure tegen die VvE aanhangig is gemaakt bij de rechtbank in Rotterdam. Tevens dient de advocaat in die reactie de stand van zaken in die procedure te vermelden en bovendien duidelijkheid te verschaffen over de vraag op welke termijn in die procedure redelijkerwijze een uitspraak van die rechtbank te verwachten valt.
3. Aan de hand van de reactie van de advocaat van SSOMM in de handelszaak zullen
partijen in de onderhavige procedure nader bij elkaar te rade gaan of de uitkomst van de handelszaak afgewacht moet worden dan wel dat een van partijen besluit de onderhavige procedure verder voort te zetten zonder dat de handelszaak afgewikkeld is.
(…)”
2.6.
Ondanks de hiervoor genoemde afspraken over het vervolg van de procedure heeft SSOMM vervolgens op de rolzitting van 18 februari 2025 een uitgebreide akte met een aanzienlijk aantal producties ingediend. In die akte gaat zij nogmaals en zeer uitvoerig in op haar verweer tegen de vordering van [eiseres] en neemt zij, ook voor wat betreft haar tegenvordering, nieuwe standpunten in. Ten aanzien van hetgeen partijen onder punt 2 van het proces-verbaal zijn overeengekomen, volgt uit de door SSOMM overgelegde stukken dat haar advocaat in februari 2025 een dagvaarding naar de deurwaarder heeft gestuurd om deze te laten betekenen aan de VvE. Kennelijk heeft die betekening ook plaatsgevonden en is de procedure tegen de VvE ook aangebracht bij de handelskamer van de rechtbank Rotterdam, nu uit de door SSOMM bij e-mail van 21 september 2025 overgelegde stukken blijkt dat in die procedure van SSOMM tegen de VvE op 15 september 2025 een regeling is getroffen, inhoudende dat de VvE tegen finale kwijting een bedrag van € 13.000,- aan SSOMM betaalt.
2.7.
[eiseres] heeft voorts in haar akte van 10 juni 2025 medegedeeld dat SSOMM ter uitvoering van de betalingsregeling uit het proces-verbaal van de zitting van 24 januari 2025 slecht eenmaal een betaling van € 1.000,- heeft verricht, en wel op 13 februari 2025. Dat is door SSOMM niet meer betwist. Sterker nog, het door SSOMM bij haar laatste akte overgelegde betalingsoverzicht bevestigt dat de door [eiseres] op 13 februari 2025 ontvangen betaling het enige termijnbedrag is, dat SSOMM naar aanleiding van de betalingsregeling heeft voldaan. Dat betekent dat SSOMM de gemaakte betalingsafspraken, zoals opgenomen onder punt 1 van het proces-verbaal niet is nagekomen. Conform die afspraken is daarmee de betalingsregeling vervallen en is SSOMM het oorspronkelijke gevorderde bedrag van
€ 11.708,80, met de handelsrente vanaf 23 november 2023 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 892,09 ineens en terstond aan [eiseres] verschuldigd, onder aftrek van de door SSOMM wel betaalde termijnbedragen.
De kantonrechter neemt de inhoud van de akte van SSOMM van 18 februari 2025 en de daarbij overgelegde stukken alsmede het e-mailbericht van 21 september 2025 en de daarbij overgelegde stukken verder niet mee in de beoordeling
2.8.
Omdat vast staat dat SSOMM de betalingsregeling niet is nagekomen en zij daarom op grond van de in het proces-verbaal vastgelegde afspraken de volledige vordering aan [eiseres] verschuldigd is, komt de kantonrechter niet meer toe aan een inhoudelijke beoordeling van de nadere stellingen en nieuwe standpunten uit de akte van SSOMM en meergenoemd e-mailbericht en de daarbij overgelegde stukken. Die akte en verdere stukken zouden slechts voor de beoordeling van de vordering van belang zijn geweest, in de situatie dat SSOMM de betalingsregeling correct zou zijn nagekomen en de verschuldigdheid van de volledige
vordering nog onderwerp van geschil zou zijn gebleven. Van die situatie is echter geen sprake. Partijen hebben immers de definitieve afspraak gemaakt dat SSOMM bij het niet nakomen van de betalingsregeling de volledige vordering aan [eiseres] verschuldigd zal zijn.
2.9.
SSOMM kan zich er niet op beroepen dat de in het proces-verbaal vastgelegde afspraken tussen partijen ‘voorbarig’ zijn gemaakt en ‘door misverstand zijn ontstaan’. Partijen zijn ter zitting in voldoende mate in de gelegenheid gesteld hun standpunt naar voren te brengen, waarna zij in goed overleg tot de betreffende afspraken zijn gekomen. De afspraken zijn door de kantonrechter in aanwezigheid van partijen schriftelijk vastgelegd in een proces-verbaal en partijen hebben daarna de gelegenheid gekregen het proces-verbaal ter controle na te lezen alvorens tot ondertekening over te gaan. Vervolgens hebben beide partijen uitdrukkelijk ingestemd met de inhoud van het proces-verbaal, waarna zij deze hebben ondertekend. Gelet op die gang van zaken valt niet in te zien waarom de afspraken voorbarig zouden zijn dan wel waarom deze door een misverstand zouden zijn ontstaan.
SSOMM moet € 10.708,80 met handelsrente en buitengerechtelijke kosten aan [eiseres] betalen
2.10.
Gelet op het bovenstaande zal de kantonrechter, zoals reeds aangekondigd in de rolbeslissing van 25 juli 2025, de vordering van [eiseres] integraal toewijzen, conform de gemaakte afspraken op de zitting van 24 januari 2025. Rekening houdend met de betaling van 13 februari 2025 van € 1.000,- zal SSOMM dan ook worden veroordeeld de resterende hoofdsom van € 10.708,80 (€ 11.708,80 -/- € 1.000,-) en een bedrag van 892,09 aan buitengerechtelijke incassokosten aan [eiseres] te betalen. De handelsrente over de hoofdsom wordt toegewezen op de wijze als hierna bij de beslissing vermeld.
2.11.
Omdat partijen met de onder punt 1 van het proces-verbaal van de zitting van 24 januari 2025 vermelde afspraken (en de feitelijke uitvoering daarvan) een einde hebben gemaakt aan het tussen hen gerezen geschil bestaat er geen aanleiding om [eiseres] te veroordelen enig bedrag aan SSOMM terug te betalen. De reconventionele vordering van SSOMM wordt daarom afgewezen.
SSOMM moet de proceskosten betalen
2.12.
De proceskosten komen voor rekening van SSOMM, omdat zij zowel in conventie als in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij moet worden beschouwd (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die SSOMM in conventie aan [eiseres] moet betalen op € 139,42 aan dagvaardingskosten, € 706,- aan griffierecht, € 1.015,- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 406,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.995,42. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. Omdat [eiseres] ten aanzien van de tegenvordering van SSOMM geen afzonderlijke proceshandelingen heeft verricht, worden de proceskosten in reconventie aan de kant van [eiseres] begroot op nihil.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en SSOMM daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
3.1.
veroordeelt SSOMM om aan [eiseres] te betalen € 10.708,80 met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 11.708,80 vanaf 23 november 2023 tot 13 februari 2025 en over een bedrag van € 10.708,80 vanaf 13 februari 2025 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt SSOMM om aan [eiseres] te betalen € 892,09 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.3.
veroordeelt SSOMM in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 1.995,42;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
in reconventie
3.6.
wijst de vordering van SSOMM af;
3.7.
veroordeelt SSOMM in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
44487