ECLI:NL:RBROT:2025:11678

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
11702997 RR FORM 25-30
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een geldlening met wettelijke rente

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Rotterdam, in 2012 en 2013 geld geleend aan gedaagde, die in Schiedam woont. Eiseres heeft ook een computer aangeschaft voor de zoon van gedaagde. Gedaagde heeft beloofd het geleende bedrag en de kosten van de computer zo snel mogelijk terug te betalen. Ondanks herhaalde verzoeken van eiseres sinds 2018, heeft gedaagde dit bedrag van € 1.286,62 niet terugbetaald. Eiseres heeft daarom een vordering ingesteld om dit bedrag met rente terug te vorderen.

Gedaagde betwist de vordering en stelt dat zij het geld op een informele manier heeft terugbetaald, vergelijkbaar met de wijze waarop zij het van eiseres heeft ontvangen. Gedaagde geeft aan dat de procedure is gestart omdat zij niet meer in staat was om eicellen te doneren aan eiseres en vanwege een geschil met de echtgenoot van eiseres over een huurwoning.

De regelrechter heeft de eis van eiseres grotendeels toegewezen. Gedaagde is veroordeeld tot terugbetaling van het geleende bedrag van € 1.286,62, omdat niet is komen vast te staan dat gedaagde de lening volledig heeft terugbetaald. Gedaagde moet ook wettelijke rente betalen, omdat er geen ander rentepercentage is overeengekomen. De dag van verzuim is vastgesteld op 31 maart 2019, de uiterste betaaldatum die eiseres in een eerdere communicatie heeft genoemd. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 226,00.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11702997 RR FORM 25-30
datum uitspraak: 10 oktober 2025
Vonnis van de regelrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: Rotterdam,
eiseres,
die zelf procedeert,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Schiedam,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Deze zaak wordt behandeld door de regelrechter op basis van het Tijdelijk besluit experiment regelrechter (hierna: Besluit).
1.2.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het aanvraagformulier van [eiseres] dat de rechtbank op 15 mei 2025 heeft ontvangen, met bijlagen;
  • het reactieformulier van [gedaagde], met bijlagen;
  • de tijdens de zitting door [eiseres] overgelegde stukken.
1.3.
Op 11 september 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [eiseres] en [naam 1] (echtgenoot);
  • [gedaagde] en [naam 2] (zoon).

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiseres] heeft in 2012 en 2013 geld geleend aan [gedaagde]. Ook heeft [eiseres] een computer voor de zoon van [gedaagde] gekocht. [gedaagde] heeft aan [eiseres] beloofd om het geleende geld en de aankoopprijs van de computer zo snel als mogelijk terug te betalen. Ondanks dat
[eiseres] vanaf 2018 verschillende keren aan [gedaagde] heeft verzocht om het geleende geld terug te betalen, heeft [gedaagde] dit niet gedaan. Volgens [eiseres] moet [gedaagde] nog
€ 1.286,62 aan haar terugbetalen. [eiseres] eist daarom in deze procedure betaling van dit bedrag met rente.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de eis van [eiseres]. [gedaagde] stelt dat zij het geld op dezelfde informele manier aan [eiseres] heeft terugbetaald als dat [gedaagde] het van [eiseres] heeft ontvangen. [gedaagde] heeft het idee dat [eiseres] deze procedure is gestart, omdat [gedaagde] niet meer in staat was om haar eicellen aan [eiseres] te doneren en vanwege het geschil dat [gedaagde] heeft met de echtgenoot van [eiseres] over de woning die zij van hem huurt.
Conclusie
2.3.
De eis van [eiseres] wordt grotendeels toegewezen. Dit betekent dat [gedaagde] het restantbedrag van de geldlening met rente aan [eiseres] moet terugbetalen.
[gedaagde] moet het geleende geld terugbetalen
2.4.
[gedaagde] moet het geleende bedrag van € 1.286,62 aan [eiseres] terugbetalen. Er komt namelijk niet vast te staan dat [gedaagde] de volledige geldlening aan [eiseres] heeft terugbetaald.
2.5.
[eiseres] heeft gemotiveerd betwist dat de lening op (informele) wijze door [gedaagde] is terugbetaald. [eiseres] voert aan dat zij naast de betalingen vermeld in haar overzicht van
24 april 2025 geen andere betalingen heeft ontvangen van [gedaagde]. Ook niet op informele wijze. Vanwege deze gemotiveerde betwisting, ligt het op de weg van [gedaagde] om de door haar gestelde (informele) betalingen te bewijzen. Aan bewijslevering wordt echter niet toegekomen, omdat [gedaagde] tijdens de zitting laat weten dat zij geen bewijs kan leveren van de betalingen.
[gedaagde] moet wettelijke rente betalen
2.6.
[gedaagde] moet wettelijke rente betalen, omdat tussen partijen geen ander rentepercentage is overeengekomen. [gedaagde] is de wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag van verzuim. Als dag van verzuim wordt 31 maart 2019 gehanteerd. Dit correspondeert met de uiterste betaaldatum die [eiseres] in haar mail van 4 maart 2019 aan [gedaagde] vermeld. Uit niets blijkt dat [eiseres] eerder aan [gedaagde] een uiterste betaaldatum kenbaar heeft gemaakt voor het terugbetalen van de geldlening.
[gedaagde] moet proceskosten betalen
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat zij (grotendeels) ongelijk krijgt (artikel 15 Besluit). De regelrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiseres] moet betalen op € 226,00 aan griffierecht. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 1.286,62 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 31 maart 2019 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 226,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
572