ECLI:NL:RBROT:2025:11758

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
ROT 25/7102
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake woningsluiting door burgemeester wegens drugshandel en explosieven

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De burgemeester van Zwijndrecht had besloten om de woning van verzoeker te sluiten vanwege de aantreffen van een handelshoeveelheid (hard)drugs, een (nep)wapen, munitie en explosieven. Verzoeker, die huurder van de woning is, verzet zich tegen deze sluiting, omdat deze voor hem ingrijpende gevolgen heeft. Hij verzoekt om een voorlopige voorziening om in de woning te kunnen blijven wonen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen. De rechter oordeelt dat de sluiting van de woning door de burgemeester geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is. De burgemeester heeft op 7 september 2025 besloten tot sluiting van de woning voor de duur van drie maanden, na een bestuurlijke rapportage van de politie waarin de aanwezigheid van drugs en wapens werd vastgesteld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, maar dat de sluiting gerechtvaardigd is op basis van de ernst van de overtredingen en de risico's voor de openbare orde.

De rechter heeft in zijn beoordeling de belangen van verzoeker afgewogen tegen de noodzaak van de sluiting. Hoewel verzoeker aanvoert dat hij een bijzondere binding heeft met de woning en dat de sluiting hem in een moeilijke positie plaatst, weegt dit niet op tegen de ernst van de overtredingen die in de woning zijn aangetroffen. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot sluiting van de woning en dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/7102

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 oktober 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. V.D.E.M. Amesz),
en

de burgemeester van Zwijndrecht

(gemachtigden: mr. D. van de Water en mr. F.M.F.N. Baeten).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Trivire uit Dordrecht (Trivire)
(gemachtigde: mr. N. Vermeulen).

Samenvatting

De burgemeester wil de woning van verzoeker sluiten omdat in de woning onder meer een handelshoeveelheid (hard)drugs, een (nep)wapen, munitie en explosieven zijn aangetroffen. Verzoeker is het met de sluiting niet mee eens, omdat deze voor hem ingrijpende gevolgen heeft. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af omdat zij de sluiting geschikt, noodzakelijk en evenwichtig vindt.

Procesverloop

1. Met het bestreden besluit van 7 september 2025 heeft de burgemeester de sluiting bevolen van de woning aan de [adres] in Zwijndrecht (de woning), voor de duur van drie maanden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn ambulant begeleidster, [persoon A] ( [persoon A] ), en de gemachtigden van de burgemeester. Namens Trivire hebben deelgenomen: [persoon B] en [persoon C] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
2. Verzoeker is huurder van de woning en staat sinds 3 februari 2025 ingeschreven op dit adres. De woning is eigendom van Trivire.
3. In de bestuurlijke rapportage van de politie van 11 augustus 2025 is – zakelijk weergegeven – het volgende vermeld. Op 29 juli 2025 ziet de politie een Volvo die zij al vanaf Arnhem volgden bij de woning van verzoeker parkeren. Kort daarna ziet de politie een Seat achter de Volvo parkeren. Twee bijrijders stapten uit de Seat, onder wie verzoeker. Verzoeker liep weg in de richting van [adres] . De andere bijrijder liep in de richting van de Volvo. Van de bestuurder van de Volvo kreeg hij vervolgens een witte tas overhandigd. Hierop liep de bijrijder met de witte tas in de richting van [adres] . De politie hield vervolgens de bestuurder van de Seat staande. Bij controle van deze bestuurder werd een blok hasj (van 60 gram) en € 1.560,- aangetroffen. Tijdens de controle van de Seat werden nog eens twee blokjes hasj aangetroffen. De politie ging vervolgens op zoek naar verzoeker en de andere bijrijder van de Seat en trof hen aan in de woning van verzoeker. Geconfronteerd met de waarnemingen van de politie verklaarde verzoeker dat hij een pot met ongeveer 200 pillen in huis heeft liggen. Verzoeker heeft vervolgens op verzoek van de politie het formulier toestemming doorzoeking woning ondertekend. Bij deze doorzoeking werden de volgende goederen aangetroffen.
Harddrugs (nettogewicht)
  • 483,8 gram MDMA (+/- 200 pillen);
  • 13,9 gram ketamine;
  • 73,1 gram 2C-B;
  • 0,7 gram cocaïne;
  • 1038,3 gram amfetamine.
Softdrugs (nettogewicht)
3.190,95 gram hasj.
Wapens, munitie en vuurwerk
  • Gaspistool;
  • Stiletto;
  • Vuurwerk (1 shell);
  • 15 Cobra’s;
  • Een zelfgemaakt explosief (0,5 liter petfles gevuld met kogellagers, waaraan een Cobra 6 was bevestigd, met een ontstekingslont);
  • Munitie, 44 patronen.
Overig
  • Tabletteermachine;
  • Albert Heijntas met daarin een witte tas, gelijkend op de tas uit de Volvo;
  • Peilbaken.
Waar gaat het in deze zaak om?
4. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester met het bestreden besluit besloten om de woning van verzoeker voor drie maanden te sluiten. Verzoeker is het niet eens met de sluiting van de woning en hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij voorlopig in de woning mag blijven wonen. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning openblijft tot de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek.
Spoedeisend belang
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
6. De voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang voldoende aannemelijk. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, heeft verzoeker immers de komende drie maanden geen toegang tot zijn woning.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
7. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
Beoordelingskader
8. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen harddrugs of softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
9. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Zwijndrecht tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet (het beleid). In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning. In dit beleid is opgenomen dat, bij een bewoonde woning en bijbehorende erven en opstallen en het aantreffen van een handelshoeveelheid harddrugs van meer dan 5 gram waarbij sprake is van verzwarende omstandigheden, de woning wordt gesloten voor de duur van drie maanden, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die erop wijzen dat er geen sprake is van handel. Als verzwarende omstandigheden zijn onder meer in het beleid opgenomen: het aantreffen van attributen als verpakkingsmateriaal, de aanwezigheid of het bezit van (vuur)wapens en “de omstandigheid dat de handel/productie vanuit de woning of het lokaal plaatsvindt, de bekendheid”.
Is de burgemeester bevoegd?
10. Niet in geschil is dat in de woning een ruime hoeveelheid harddrugs (ruim 1.600 gram) en softdrugs (bijna vier kilogram) aangetroffen. MDMA, ketamine, 2C-B, cocaïne en amfetamine komen voor op lijst I van de Opiumwet. Hasj komt voor op lijst II van de Opiumwet. De aangetroffen hoeveelheid betreft een ruime overschrijding van wat in het algemeen nog als een gebruikershoeveelheid wordt gedoogd. De burgemeester spreekt daarom in redelijkheid van een handelshoeveelheid drugs. De burgemeester is daarom bevoegd om de woning te sluiten.
Mocht de burgemeester gebruik maken van zijn bevoegdheid?
11. De burgemeester is niet verplicht de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet te gebruiken. De burgemeester dient een belangenafweging te maken bij zijn beslissing of en op welke wijze hij van die bevoegdheid gebruik maakt. De burgemeester heeft daartoe het bij 9. genoemde beleid vastgesteld. De sluiting van de woning voor drie maanden past binnen dit beleid. Dit betekent echter niet zonder meer dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot sluiting over te gaan. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Vervolgens moet worden beoordeeld of sluiting van de woning evenredig is. Bij toetsing aan het evenredigheidsbeginsel wordt een onderscheid gemaakt tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid van de sluiting.
Is de sluiting geschikt?
12. Naar oordeel van de voorzieningenrechter is sluiting van de woning een geschikt middel om het doel te bereiken dat de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het tegengaan van drugshandel en het (verder) voorkomen van overtredingen in of vanuit de woning, risico’s voor omwonenden weg te nemen en een signaal te geven aan drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit.
13. Tijdsverloop tussen het constateren van de overtreding en het besluit van de burgemeester om tot sluiting over te gaan, kan ertoe leiden dat sluiting van een woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet redelijkerwijs niet meer zal bijdragen aan het bereiken van de doelen die met een sluiting worden gediend. Van relevant tijdsverloop, zoals verzoeker stelt, is naar het oordeel in dit geval geen sprake. De constatering van de overtreding vond plaats op 29 juli 2025. De burgemeester heeft vervolgens op 7 september 2025, binnen zes weken, het bestreden besluit genomen. Dit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende voortvarend.
In het geval de sluiting geschikt is dient de burgemeester wel de noodzaak van de sluiting te beoordelen.
Is de sluiting noodzakelijk?
14. Bij beoordeling of sluiting van een woning noodzakelijk is, is de vraag aan de orde of de burgemeester, gegeven zijn bevoegdheid om bestuursdwang uit te oefenen, met een minder ingrijpend middel had kunnen en dus ook moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Een minder ingrijpend middel dan woningsluiting is het opleggen van een last onder dwangsom of het geven van een waarschuwing.
15. De voorzieningenrechter beoordeelt aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding of sluiting van de woning nodig is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Daarbij is van belang of de drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op de handel vanuit het pand, zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Het beleid van de burgemeester spreekt hier van ‘verzwarende omstandigheden’.
16. De burgemeester stelt zich terecht op het standpunt dat sprake is van verzwarende omstandigheden als bedoeld in het beleid en daarmee van een ernstig geval. Daarbij is allereerst van belang dat in de woning een ruime hoeveelheid van verschillende soorten (hard)drugs is aangetroffen. De burgemeester spreekt hierbij terecht van een handelshoeveelheid. Dat de (200) MDMA-pillen puur voor eigen gebruik waren, zoals verzoeker stelt, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk. Dat hij deze ‘groot’ heeft ingekocht, omdat dat volgens hem financieel voordeliger was, maakt dat niet anders. Verder is in de woning een tabletteermachine aangetroffen, wat eveneens een aanwijzing is voor de handel in (hard)drugs in of vanuit de woning. Daarnaast zijn in de woning ook wapens (gaspistool en stiletto), munitie, zwaar vuurwerk en een (zelfgemaakt) explosief aangetroffen. Voor zover verzoeker stelt dat hij met uitzondering van de 200 MDMA-pillen niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de diverse soorten drugs en de andere attributen in de woning wijst de voorzieningenrechter erop dat voor een sluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet niet van belang is of de drugs en de overige aangetroffen zaken door verzoeker zelf of door anderen in de woning zijn gebracht, of dat verzoeker hier weet van had. Een dergelijke sluiting is immers een pandgebonden maatregel. Gelet op wat er in de woning is aangetroffen kan niet anders worden geoordeeld dan dat een verband bestaat met de handel in (hard)drugs en dat de woning onderdeel uitmaakte van de keten van drugshandel. Het sluiten van de woning is daarom noodzakelijk om de bekendheid van de woning in het criminele drugscircuit te doorbreken. Dat de meldingen van omwonenden slechts zagen op de (loslopende) honden van verzoeker en dat er bijvoorbeeld geen meldingen waren van loop op de woning, zoals verzoeker stelt, kan niet tot een ander oordeel leiden.
17. Daarbij is tevens van belang dat de woning bij de politie in beeld is gekomen omdat een verdacht voertuig bij de woning parkeerde, dat al enige tijd door de politie werd gevolgd. Vervolgens werd door de politie waargenomen dat een ‘witte tas’ vanuit de kofferbak van dat voertuig aan de bijrijder van een ander voertuig werd overhandigd en vervolgens in de richting van de woning werd gedragen. Bij de doorzoeking van de woning werd een vergelijkbare witte tas aangetroffen. Verder is van belang dat de gebeurtenissen op 29 juli 2025, die ook de lokale en regionale media hebben gehaald, voor onrust onder de direct omwonenden hebben gezorgd. De aanwezigheid van zwaar vuurwerk en een zelfgemaakt explosief in de woning betekende een potentieel gevaar voor de omgeving. Dit blijkt ook uit het feit dat de EOD moest worden ingeschakeld om het explosief onschadelijk te maken.
18. Het voorgaande betekent dat de burgemeester voldoende heeft gemotiveerd dat sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat, waarom de openbare orde zou moeten worden hersteld en waarom niet met een minder ingrijpende maatregel, zoals een waarschuwing, kan worden volstaan,
Is de sluiting evenwichtig?
19. Naast de noodzaak voor de sluiting, moet ook worden nagegaan of de sluiting evenwichtig is. Daarbij zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate waarin de drugshandel de bewoner kon worden verweten. De burgemeester moet de nadelige gevolgen van de sluiting voor de bewoner(s) van de woning afwegen tegen de doelen die hij met de sluiting wil bereiken. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. De voorzieningenrechter zal daarom bij de beoordeling van het besluit tot sluiting ook de gevolgen daarvan betrekken.
20. Onder meer is van belang in hoeverre de situatie die op 29 juli 2025 in de woning is aangetroffen aan verzoeker kan worden tegengeworpen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker van de aangetroffen situatie in de woning wel degelijk een verwijt kan worden gemaakt. Daarbij stelt de voorzieningenrechter voorop dat verzoeker als hoofdhuurder verantwoordelijk is voor wat er in de woning gebeurt. Vast staat dat in de woning een aanzienlijke hoeveelheid hard- en softdrugs is aangetroffen. De voorzieningenrechter acht niet aannemelijk dat verzoeker hier niets vanaf wist. Uit de aanvullende reactie van de politie van 23 september 2025 en het overgelegde fotomateriaal blijkt dat de drugs, en de overige inbeslaggenomen goederen, verspreid over de woning zijn aangetroffen. Op de vloer in de woonkamer werd de AH-tas aangetroffen, met daarin de witte tas met ruim een kilo amfetamine. Verzoeker heeft dit niet betwist, maar ontkent alleen dat deze drugs van hem zijn. Dit impliceert dat hij wel van de inhoud op de hoogte was. Verder werden op de salontafel in de woonkamer een brok hasj en een stiletto aangetroffen. Ook deze spullen kunnen verzoeker niet zijn ontgaan. Daarnaast werd in een open wandrek in de woonkamer een schoendoos aangetroffen, met daarin nog meer (hard)drugs. Ook hiervan is niet aannemelijk dat verzoeker dit niet heeft opgemerkt. De tabletteermachine stond in de hal onder een doek en kon vanwege de grootte moeilijk over het hoofd worden gezien. De voorzieningenrechter volgt verzoeker daarom niet in de stelling dat hij niets wist van de drugs en de andere inbeslaggenomen goederen in zijn woning, daaronder ook begrepen hetgeen wat op de zolder van de woning is aangetroffen. Ook als verzoeker deze spullen niet zelf in de woning heeft gebracht, had hij daar als hoofdhuurder van de woning op zijn minst iets van moeten zeggen.
21. Daar komt bij dat de politie bij het uitlezen van de mobiele telefoon van verzoeker (chat)berichten heeft aangetroffen die duiden op de handel in verdovende middelen (door verzoeker). In een ander chatbericht wordt besproken dat iemand Cobra’s nodig heeft in verband met een conflict. Verzoeker geeft hierbij aan dat hij een fles heeft met kogellagers. Een dergelijke fles is in de woning aangetroffen. Dit sterkt het vermoeden verzoeker niet alleen handelde in verdovende middelen, maar ook in zwaar vuurwerk, zoals Cobra’s.
22. Voor de belangenafweging in het kader van de evenwichtigheid is verder van belang of verzoeker een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Uit wat verzoeker en zijn ambulant begeleidster hebben aangevoerd begrijpt de voorzieningenrechter dat voor de continuering van de hulpverlening aan verzoeker belangrijk is dat verzoeker een vaste woon- of verblijfplaats behoudt. Dit betekent echter nog niet dat verzoeker daarom een bijzondere binding heeft met deze specifieke woning. Verzoeker heeft geen (medische) stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij vanwege een kwetsbare gezondheid aan de woning is gebonden. De voorzieningenrechter is met hetgeen op de zitting is besproken niet gebleken dat verzoeker niet op een ander adres dezelfde zorg kan krijgen die hij nu heeft. Verder gaat de voorzieningenrechter niet mee in de stelling van verzoeker dat het voor hem praktisch onmogelijk is om (op korte termijn) vervangende woonruimte te vinden. Op de zitting heeft verzoeker gesteld dat hij al van alles heeft geprobeerd. Bij familieleden kan hij om uiteenlopende redenen niet verblijven. Hij heeft zich aangemeld bij het Leger des Heils, maar is daar op de wachtlijst geplaatst. Voor verblijf in een Short Stay Facility heeft hij niet de financiële middelen. Verblijf op een camping is geen optie in verband met de komende winterperiode. Nog daargelaten dat verzoeker dit niet met stukken heeft onderbouwd, is de voorzieningenrechter niet gebleken dat verzoeker inmiddels alle mogelijkheden voor het vinden van vervangende woonruimte heeft uitgeput en vrijwel zeker dakloos zal worden.
23. Verzoeker heeft er verder op gewezen dat hij de woning niet kan verlaten, omdat opvang voor zijn drie honden niet mogelijk is. De burgemeester heeft in het verweerschrift, onweersproken, gesteld dat uit navraag bij onder meer Streekdierentehuis Louterbloemen in Dordrecht en uit raadpleging van de website van Dierenpension De Lindt niet blijkt dat er bij voorbaat een beperking geldt voor bepaalde hondenrassen. Dit hangt ook af van het gedrag van de hond. Niet is gebleken dat verzoeker zelf al actie op dit vlak heeft ondernomen. Dit aspect vormt voor de voorzieningenrechter dan ook geen bijzondere omstandigheid om de sluiting niet evenwichtig te achten.
24. Verder is van belang of verzoeker na de sluiting weer van de woning gebruik kan maken. De verhuurder, Trivire, heeft op de zitting gesteld dat zij de huurovereenkomst buitengerechtelijk zullen ontbinden als de burgemeester de sluiting zal (mogen) effectueren. Als gevolg daarvan zal verzoeker na afloop van de sluiting mogelijk niet meer naar zijn woning kunnen terugkeren, drie jaar lang gesignaleerd staan bij alle woningcorporaties in de regio Drechtsteden en gedurende die drie jaar geen nieuwe sociale huurwoning in de regio kunnen huren. De voorzieningenrechter weegt dit mee in het voordeel van verzoeker, maar acht dit, gelet op de ernst van de overtreding, van onvoldoende gewicht om de sluiting niet evenwichtig te achten.
25. Uit het voorgaande volgt dat de hiervoor omschreven nadelige gevolgen van de sluiting voor verzoeker niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die met de sluiting zijn gediend. De verwachting is dan ook dat het bestreden besluit in bezwaar in stand kan blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

26. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester de woning mag sluiten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.G. den Ambtman, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.