ECLI:NL:RBROT:2025:11772

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/700401 / HA ZA 25-437
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident vrijwaring ex artikel 210 Rv in civiele procedure tussen Cleo Clinics Holding B.V. en [bedrijf A]

Op 1 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam in een civiele procedure een vonnis gewezen in een incident van vrijwaring. De eiseres in de hoofdzaak, Cleo Clinics Holding B.V., heeft een schadevergoeding van € 51.350,00 geëist van de gedaagde, [bedrijf A], wegens toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van een overeenkomst. Cleo stelt dat [bedrijf A] aansprakelijk is voor schade die voortvloeit uit gebrekkige uitvoering van werkzaamheden door onderaannemers. In het incident heeft [bedrijf A] verzocht om toestemming om derden in vrijwaring op te roepen, namelijk de heer [persoon B] en de besloten vennootschap [bedrijf C]. De rechtbank heeft geoordeeld dat [bedrijf A] voldoende gronden heeft aangevoerd voor deze oproeping en heeft de vordering toegewezen. Tevens heeft de rechtbank de proceskosten gecompenseerd, omdat geen van de partijen in het ongelijk is gesteld. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor conclusie van antwoord van [bedrijf A].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/700401 / HA ZA 25-437
Vonnis in incident van 1 oktober 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CLEO CLINICS HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. Ö. Kenç,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf A],
mede handelend onder de naam
[handelsnaam A] ,
gevestigd te [vestigingsplaats A] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. C.J.H. Anker.
Partijen worden hierna Cleo en [bedrijf A] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 april 2025, met producties 1 tot en met 28,
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [bedrijf A] van 10 juli 2025, met producties 1 en 2,
  • de op 23 juli 2025 aan Cleo verleende akte niet-dienen voor antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident van [bedrijf A] .

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
Cleo vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, dat de rechtbank:
  • [bedrijf A] veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding aan Cleo van € 51.350,00 exclusief btw,
  • voor recht verklaart dat [bedrijf A] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen,
  • voor recht verklaart dat [bedrijf A] aansprakelijk is voor alle schade die Cleo heeft en nog zal lijden naar aanleiding van de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verbintenissen die voortvloeien uit de overeenkomst tussen partijen,
  • voor recht verklaart dat [bedrijf A] aansprakelijk is voor alle vermogensschade die Cleo zal lijden om een derde partij c.q. aannemer de opdracht te geven om de kliniek van Cleo in een staat te brengen conform de door partijen ondertekende offerte en visualisatie,
  • voor recht te verklaren dat [bedrijf A] aansprakelijk is voor alle omzetderving die Cleo sinds de fatale opleverdatum heeft geleden,
  • [bedrijf A] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten aan Cleo van € 1.288,50, te vermeerderen met rente,
  • [bedrijf A] veroordeelt in de proceskosten, de beslagkosten en de nakosten, te vermeerderen met rente.
2.2.
[bedrijf A] heeft nog niet voor antwoord geconcludeerd.

3.Het geschil in het incident

3.1.
[bedrijf A] vordert toestemming om in de hoofdprocedure op te roepen in vrijwaring:
de heer [persoon B] , handelend onder de naam [handelsnaam B] , zaakdoende te ( [postcode 1] ) Amsterdam aan de [adres B] (hierna: [handelsnaam B] ), en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf C] , gevestigd te ( [postcode 2] ) Spijkenisse aan de [adres C] (hierna: [bedrijf C] ).
Daarnaast vordert [bedrijf A] dat de rechtbank Cleo veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[bedrijf A] motiveert die vordering als volgt. De hoofdprocedure ziet op de uitvoering van de werkzaamheden van [bedrijf A] in de kliniek van Cleo. Bij de uitvoering van het werk heeft [bedrijf A] gebruik gemaakt van verschillende onderaannemers. Uit het schaderapport van Dekra, dat door Cleo is overgelegd in de hoofdprocedure, blijkt dat vooral het schilderwerk, stucwerk, en het tegelwerk gebrekkig zijn uitgevoerd. Deze werkzaamheden zijn verricht door onderaannemers. De [handelsnaam B] heeft het schilder- en stucwerk uitgevoerd en [bedrijf C] heeft het tegelwerk uitgevoerd. Als vast komt te staan dat het uitgevoerde werk gebrekkig is, hebben De [handelsnaam B] en [bedrijf C] wanprestatie gepleegd jegens [bedrijf A] . Om die reden heeft [bedrijf A] gronden om de voorgenoemde partijen op te roepen in vrijwaring.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Op grond van artikel 209 Rv beslist de rechtbank eerst op de door [bedrijf A] opgeworpen incidentele vordering. [bedrijf A] heeft deze vorderingen tijdig en vóór alle weren ingesteld.
4.2.
Op grond van artikel 210 lid 1 Rv kan de gedaagde iemand in vrijwaring oproepen als zij meent hiertoe gronden te hebben. Daartoe dient de gedaagde te stellen en te onderbouwen dat tussen haar en de in vrijwaring op te roepen derde een rechtsverhouding bestaat krachtens welke die derde verplicht is de nadelige gevolgen van een veroordeling van gedaagde in de hoofdzaak te dragen.
Toewijzing vrijwaring
4.3.
De rechtbank wijst de vordering van [bedrijf A] toe. [bedrijf A] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat tussen haar en de in vrijwaring op te roepen partijen een rechtsverhouding bestaat die tot vrijwaring verplicht. Er is ook geen verweer gevoerd tegen de gevorderde toestemming.
Compensatie van de proceskosten
4.4.
De rechtbank compenseert de proceskosten, omdat geen van de partijen in het ongelijk zijn gesteld.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
staat [bedrijf A] toe om de volgende partijen in vrijwaring te dagvaarden tegen de rolzitting van
12 november 2025:
de heer [persoon B] , handelend onder de naam [handelsnaam B] , zaakdoende te ( [postcode 1] ) Amsterdam aan de [adres B] , en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf C] ., gevestigd te ( [postcode 2] ) Spijkenisse aan de [adres C] .
5.2.
compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
5.3.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
12 november 2025voor conclusie van antwoord van [bedrijf A] ,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2025.
[3961/2083/3455]