ECLI:NL:RBROT:2025:11775

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
ROT 24/2578
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de Rechtbank Rotterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 10 oktober 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 24 januari 2024 een naheffingsaanslag opgelegd van € 73,38, bestaande uit € 2,08 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 71,30 aan kosten van naheffing. Eiseres had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 18 juli 2025 was eiseres niet aanwezig, terwijl zij op de hoogte was gesteld van de zitting. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat het betaalbewijs van eiseres niet kon worden teruggevonden in de systemen van de parkeerbedrijven. Eiseres had weliswaar een betaalbewijs, maar dit voldeed niet aan de eisen, en haar afwezigheid op de zitting droeg niet bij aan haar zaak. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres de naheffingsaanslag moet betalen en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/2578

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2025 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam

(gemachtigden: [persoon A] en [persoon B] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 26 februari 2024.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan eiseres op 24 januari 2024 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 18 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van de heffingsambtenaar deelgenomen. Eiseres is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Op 23 juni 2025 is er een bericht in het digitale dossier geplaatst waarbij eiseres in kennis is gesteld van de datum en het tijdstip van de zitting. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in dit digitale dossier is eveneens op 23 juni 2025 om 14:41 uur een kennisgeving (notificatie) verzonden naar het door eiseres voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt de rechtbank aan dat eiseres dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, op 23 juni 2025.

Feiten

2. Op 18 januari 2024 om 16:12 uur heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat de auto van eiseres ( [kentekennummer 1] ) geparkeerd stond in de Bergse Dorpsstraat in Rotterdam zonder dat er aan de betaalplicht was voldaan.
2.1.
De heffingsambtenaar heeft eiseres bij beschikking van 24 januari 2024 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd. De naheffingsaanslag beloopt in totaal € 73,38 bestaande uit € 2,08 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 71,30 aan kosten naheffing.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht aan eiseres is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht aan eiseres opgelegd?
5. Eiseres betoogt dat de naheffingsaanslag ten onrechte aan haar is opgelegd. Eiseres beschikt over een betaalbewijs waaruit blijkt dat zij wel parkeergeld heeft betaald. Dit betaalbewijs zit als bijlage bij het beroepschrift gevoegd. Hieruit volgt dat er op donderdag 18 januari van 14:17 uur tot 17:34 uur is betaald voor zone 811 voor kenteken
[kentekennummer 2] . Hiervoor is een bedrag van € 6,83 (inclusief € 0,39 transactiekosten) betaald.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht aan eiseres is opgelegd. De heffingsambtenaar heeft toegelicht dat de parkeeractie uit het betaalbewijs van eiseres niet teruggevonden kan worden in de systemen. Wanneer er wordt gezocht op datum en kenteken zou iedere parkeeractie binnen de gemeente moeten verschijnen. Dit is blijkens de e-mails bij het verweerschrift nagekeken bij Yellowbrick, Easypark en Parkmobile, voor zowel het foutieve kenteken [kentekennummer 2] als het juiste kenteken [kentekennummer 1] . Hieruit zijn geen parkeeracties naar voren gekomen. Gelet op deze uitgebreide toelichting van de heffingsambtenaar legt het betaalbewijs van eiseres onvoldoende gewicht in de schaal. Dit temeer nu eiseres niet aanwezig was om de situatie te verduidelijken en om eventueel een rekeningafschrift te laten zien. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres de naheffingsaanslag moet betalen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Veth, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 10 oktober 2025.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Den Haag vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.