In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een peuterspeelzaal (eiseres) en een gedaagde die onder de naam [handelsnaam] handelt. De eiseres vorderde ontruiming van de door gedaagde gehuurde ruimten in een schoolgebouw te Maassluis, na beëindiging van de huurovereenkomst door opzegging door de verhuurder. De rechtbank oordeelde dat de huurovereenkomst op grond van artikel 108 lid 4 van de Wet op het primair onderwijs (WPO) was geëindigd, waardoor de huurbescherming van artikel 7:230a BW niet van toepassing was. De rechtbank overwoog dat de eiseres spoedeisend belang had bij de ontruiming, omdat gedaagde zonder recht of titel gebruik maakte van het gehuurde. De eis van eiseres werd toegewezen, en gedaagde werd veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de gehuurde ruimten ontruimd ter beschikking te stellen aan eiseres. Tevens werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.206,25 werden begroot, met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.