In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging in vereniging. De verdachte, geboren in 1984, werd bijgestaan door raadsman mr. L.L. Maassen. De officier van justitie, mr. N. van Manen, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van drie maanden. De verdediging stelde dat de verdachte moest worden vrijgesproken, omdat de verklaring van de aangever onbetrouwbaar was en dat de verdachte handelde uit noodweer of noodweerexces.
De rechtbank heeft vastgesteld dat op 30 januari 2023 in en rondom een horecagelegenheid in Rotterdam geweldshandelingen hebben plaatsgevonden. De aangever verklaarde dat hij werd aangevallen en met een bezem werd geslagen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, door met een bezem te zwaaien in de richting van de aangever, een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De rechtbank achtte de openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank beoordeelde het beroep op noodweer en concludeerde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, maar dat hij de grenzen van noodzakelijke verdediging had overschreden. Het beroep op noodweerexces werd gehonoreerd, waardoor de verdachte niet strafbaar werd verklaard. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte van alle rechtsvervolging werd ontslagen. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij op nihil vastgesteld.