ECLI:NL:RBROT:2025:11816

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
10/053769-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met mes tijdens confrontatie

Op 29 augustus 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2000, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 9 februari 2024 in Gorinchem, waar de verdachte een mes meebracht naar een confrontatie met de aangever. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich met de worsteling tussen de aangever en zijn neef bemoeide en daarbij het mes ter hand nam. De aangever liep als gevolg van deze handeling een snijwond op zijn rug op. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard door het mes te gebruiken. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 120 dagen geëist, maar de rechtbank besloot tot een taakstraf van 90 uren, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn pogingen om de confrontatie te vermijden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar verklaarde het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/053769-24
Datum uitspraak: 29 augustus 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 augustus 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.G.T. van de Weerd heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf voor de duur van 120 uren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het dossier onvoldoende duidelijkheid geeft over wat er daadwerkelijk is gebeurd. Niet is gebleken hoe de aangever aan zijn verwonding is gekomen. Daarnaast kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de wond van de aangever door een mes is ontstaan. Bovendien is onduidelijk waar de wond zich op het lijf van de aangever bevond en ontbreken nadere medische gegevens over deze wond.
4.2.2.
Beoordeling
Op basis van het dossier is vast komen te staan dat er op 9 februari 2024 in Gorinchem een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen enerzijds de aangever en de getuige [getuige] en anderzijds de verdachte en zijn neef [persoon A] . Niet ter discussie staat dat de verdachte een mes mee had genomen naar deze confrontatie.
Op enig moment is er een worsteling ontstaan tussen de aangever en de neef van de verdachte. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zich met deze worsteling heeft bemoeid en daarbij het mes dat hij bij zich had uit zijn bodywarmer heeft getrokken. Getuige [getuige] heeft tijdens de worsteling het mes in de hand van de verdachte gezien. De aangever heeft verklaard dat hij zag dat de verdachte iets deed met zijn hand in de richting van zijn rug. Na de worsteling is gebleken dat de aangever een verwonding op zijn rug had. Zijn wond is in het ziekenhuis gehecht.
De rechtbank stelt op basis van deze verklaringen en op basis van de foto’s van aangevers letsel in het dossier vast, dat de aangever als gevolg van de handeling die de verdachte met het mes in zijn hand in de richting van aangevers rug heeft verricht, een snijwond in zijn rug heeft opgelopen.
De rechtbank acht bewezen dat door dit handelen van de verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestond en dat de verdachte die kans bewust heeft aanvaard. Het is een feit van algemene bekendheid dat het steken met een mes in het lichaam kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel. In het bovenlichaam bevinden zich vitale organen die als gevolg van een steekwond ernstig verwond kunnen raken. Nu dit een feit van algemene bekendheid is, stelt de rechtbank vast dat verdachte zich hiervan bewust is geweest. Door zich actief met een worsteling te bemoeien, vervolgens een mes ter hand te nemen en een beweging te maken in de richting van de rug van de aangever, heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dat de aangever of de getuige geen stekende beweging hebben gezien, doet daaraan niet af, nu de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld dat enkel de handeling van de verdachte richting de rug van de aangever verantwoordelijk kan zijn geweest voor het ontstaan van het letsel.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks9 februari 2024 te Gorinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer] meermaals althans eenmaal in/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of- die [slachtoffer] met een mes in de rug
althans het lichaamheeft gestoken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft een mes meegenomen naar de confrontatie met de aangever. Hij heeft zich actief bemoeid met de worsteling die gaande was tussen zijn neef en de aangever en heeft vervolgens het mes ter hand genomen en een beweging gemaakt in de richting van de rug van de aangever. De aangever heeft als gevolg van het handelen van de verdachte een snijwond op zijn rug opgelopen. De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 mei 2024. De reclassering ziet als beschermende factor dat de verdachte een stabiel en ondersteunend netwerk van familie en vrienden om zich heen heeft. Daarnaast heeft de verdachte een baan, hetgeen zorgt voor financiële zekerheid en een gestructureerde dagindeling. Tegelijkertijd ziet de reclassering risicofactoren in de aanhoudende angst van de verdachte voor de aangever en het gebrek aan vaardigheden om effectief met conflicten om te gaan. De reclassering acht het risico op recidive daarom gemiddeld en adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, het deelnemen aan gedragsinterventie COVA en een contactverbod met aangever. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.3.3.
Overige omstandigheden
De rechtbank houdt in de straftoemeting rekening met de verklaring van de verdachte over de aanloop naar dit incident en verdachtes gedrag om een confrontatie met de aangever te voorkomen. De verdachte heeft verklaard dat de aangever al in 2023 een conflict met hem zocht en dat dit voor hem aanleiding was om de aangever te mijden. De onderhavige confrontatie is ontstaan doordat de aangever met zijn auto de verdachte hinderlijk heeft gevolgd en de verdachte heeft opgezocht. De verdachte heeft daarop zijn neef gevraagd mee te gaan. Naar eigen zeggen heeft hij een mes meegenomen naar deze afspraak om niet als watje over te komen.
De rechtbank heeft geen aanleiding om aan het waarheidsgehalte van die verklaring te twijfelen. Verdachtes beslissing een mes mee te nemen en dit ook te gebruiken was een foute beslissing, maar de pogingen van de verdachte om de confrontatie met de aangever te vermijden worden in zijn voordeel meegewogen bij de straftoemeting.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zou een gevangenisstraf in de rede liggen. Gezien vorenstaande overwegingen zal de rechtbank echter volstaan met het opleggen van een taakstraf. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis geen contact heeft gezocht met de aangever en er sprake lijkt te zijn van een eenmalig incident. Ook lijkt de verdachte zijn leven goed op orde te hebben. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een taakstraf opleggen gelijk aan de duur van het voorarrest, zodat de verdachte geen taakstraf meer behoeft te verrichten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 9, 22c, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 90 (negentig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
0 (nul) urente verrichten taakstraf resteert;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. G.C. Bos en L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 29 augustus 2025.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
primair
hij op of omstreeks 9 februari 2024 te Gorinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] meermaals althans eenmaal in/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] met een mes in de rug althans het lichaam heeft gestoken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairhij op of omstreeks 9 februari 2024 te Gorinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer] meermaals althans eenmaal in/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] met een mes in de rug althans het lichaam heeft gestoken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.