Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1..[bedrijf A] ,
[persoon A],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in reconventie tegens houdende eisvermeerdering van AHF van 19 maart 2025 met producties 36 tot en met 53;
2.De zaak in het kort
3.De feiten
.AHF (franchisegever) en [bedrijf A] (franchisenemer) hebben op
31 augustus 2016 een franchiseovereenkomst, hierna ‘de franchiseovereenkomst’, gesloten, voor de duur van tien jaar met ingang van 11 september 2016 en eindigend op 10 september 2026.
na overleg met het bestuur van de Vereniging(cursivering Rb), onmiddellijk en zonder rechterlijke tussenkomst tussentijds te beëindigen indien Franchisenemer, ook na schriftelijke sommatie, niet voldoet aan zijn verplichting op grond van deze overeenkomst of de Wet of aan eisen welke door Franchisegever redelijkerwijs aan hem worden gesteld of indien Franchisenemer in staat van faillissement wordt verklaard of surséance van betaling aanvraagt of indien hij onder curatele wordt gesteld of wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 6 (zes) maanden of indien op zijn goederen beslag wordt gelegd of indien meer in het algemeen de Franchisenemer door zijn gedrag naar buiten schade toebrengt of dreigt toe te brengen aan de goede reputatie van Albert Heijn.”
Aanbieding voor het aangaan van een Albert Heijn en Gall & Gall franchiseovereenkomst” voor akkoord ondertekend. Voor zover hier van belang, is in die brief het volgende opgenomen:
Het rapport, welke ik als bijlage heb toegevoegd laat een volstrekt onacceptabele uitkomst zien qua compliance voedselveiligheid, hygiene, veiligheid en wet en regelgeving en daarmee is de exploitatie van uw AH-winkel onhoudbaar. Temeer omdat op deze wijze de gezondheid en veiligheid van klanten als ook van de medewerkers, die in deze vestiging werkzaam zijn, op grove wijze in het gedrang komt. Tevens is deze winkel AH-onwaardig en daarmee staat de reputatie van Albert Heijn op het spel.
binnen drie dagente ondertekenen als een akkoord op de te
nietzullen verlengen. (…)
“Hoe dan ook, telefonisch gaven jullie aan dat jullie bereid zijn de goederen te leveren indien [persoon A] de rekening daarvan vooruit betaald. [persoon A] is hiertoe bereid. Hij ontvangt dan ook graag
per ommegaandejullie instructies zodat morgen een levering kan plaatsvinden. Op welk rekeningnummer dient een betaling te worden gedaan en onder vermelding van welk kenmerk?”
4.Het geschil
€ 502.001,50 aan gederfde franchise fee, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a, althans artikel 6:119 BW, vanaf 23 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aldus dat als de ene gedaagde aan deze veroordeling heeft voldaan, de andere gedaagde zal zijn bevrijd.
€ 2.902.166,76 aan [naam 1] , althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a althans artikel 6:119 BW, vanaf 23 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.De beoordeling
5 maart 2024 en binnen een week nadat externe medewerkers van Albert Heijn in de supermarkt hadden geholpen om deze qua hygiëne weer op orde te brengen, geschrokken is van de slechte operationele staat van de winkel. Uit dit e-mailbericht: “Het magazijn was een chaos, de winkelvloer was vervuild en bovendien troffen wij veel bedorven producten aan op de groenten- en fruittafels.” In deze procedure voert [naam 1] aan dat de betreffende externe medewerkers niet hebben gedaan wat zij hadden moeten doen. Maar daarover had [naam 1] niet eerder geklaagd, ondanks de volgens hem hoge kosten die hij voor de inzet van deze medewerkers aan AHF heeft moeten betalen.
15 mei 2024 schrijft AHF inderdaad slechts nog over de prijskaartjes. Maar uit de inhoud van het e-mailbericht van 18 april 2024 volgt dat dit één van de tekortkomingen was waarvoor [naam 1] , gelet op de uitkomst van de op 20 maart 2024 afgenomen audit, een plan van aanpak zou aanleveren, terwijl dat nooit is gebeurd. Aldus staat niet vast en is naar het oordeel van de rechtbank door [naam 1] niet voldoende onderbouwd gesteld, dat op dat moment enkel nog de kwestie van het gebruik van juiste prijskaartjes speelde en dat alle overige tekortkomingen, die gedurende de vele maanden daarvoor bij herhaling door AHF aan de orde waren gesteld, waren verholpen. De ter zitting door [naam 1] overgelegde schriftelijke verklaring van de partner van [naam 1] maakt dit oordeel niet anders.
behoudt AHF zich het recht voor om de AH FO buitengerechtelijk te beëindigen op grond van artikel 33 AH FO”), het e-mailbericht van 18 december 2023 (“
… dan bent u, (…), zonder nadere ingebrekestelling direct in verzuim en zullen wij de winkel tot nader order te sluiten.”) en 4 januari 2024 (“
… dat wij ons het recht voorbehouden om de winkel tijdelijk te (moeten) sluiten of de franchiseovereenkomst tussentijds te beëindigen(….)
bent u zonder nadere ingebrekestelling per direct in verzuim en behouden wij ons het recht voor om de winkel per direct en tot nader order te sluiten.”). Het moet voor [naam 1] dan ook al geruime tijd voor de leveringsstop en ontbinding meer dan duidelijk zijn geweest hoe ernstig de situatie was. Van het “opsparen” van de tekortkomingen door AHF, zoals [naam 1] aanvoert, is geen sprake en de leveringsstop en ontbinding van de franchiseovereenkomst zijn niet plotsklaps uit de lucht komen vallen. [naam 1] wist wat er volgens AHF schortte aan de exploitatie van de supermarkt, wat er van hem werd verwacht om daarin verbetering aan te brengen en wat de gevolgen zouden zijn als dat niet zou gebeuren. [naam 1] heeft nagelaten, althans is vanwege de gezondheidsproblemen van zowel hemzelf als zijn partner, niet in staat gebleken, om de situatie in de supermarkt ten goede te keren. Dat komt voor zijn rekening en risico als ondernemer. Hij kan die verantwoordelijkheid niet, ook niet deels, bij AHF neerleggen onder verwijzing naar goed franchisegeverschap, eens temeer vanwege de wel degelijk door AHF verleende ondersteuning en bij herhaling geboden kansen om de situatie te verbeteren.
5.16. Uit het voorgaande volgt tevens dat AHF niet in schuldeiserverzuim is komen te verkeren vanwege de leveringsstop, noch heeft gewanpresteerd door de leveringsstop en de ontbinding van de franchiseovereenkomst. [naam 1] heeft zijn stellingen op dit punt onvoldoende onderbouwd en aan bewijslevering komt de rechtbank niet toe. De rechtbank wijst dan ook zowel het beroep op opschorting als het beroep op schuldeisersverzuim van [naam 1] af en zal de vordering van AHF tot betaling van het factuurbedrag van € 650.603,90 toewijzen.
en/of bij beëindiging van de franchiseovereenkomst. Niet valt in te zien waarom uit het gegeven dat een recht van eerste koop door AHF is bedongen, zou volgen dat AHF afstand heeft gedaan van haar terugvorderingsrecht buiten het geval van verkoop van de supermarkt.
€ 1.100.000,- met name bestemd was om investeringen te kunnen doen in de supermarkt (AH) en substantieel lagere investeringen in de slijterij (Gall & Gall). Aangezien een deel van de lening en daarmee ook een deel van het resterende bedrag van de lening mogelijk niet AHF maar Gall & Gall aangaat, zal de rechtbank AHF in de gelegenheid stellen om zich over het aan AHF terug te betalen bedrag bij akte nader uit te laten. [naam 1] zal in de gelegenheid worden gesteld daarop bij antwoordakte te reageren.
€ 19.005,78 opgeteld zou moeten worden. Hij voert tevens aan dat tussen partijen niet de door AHF gehanteerde correctie van twee procent is overeengekomen en dat AHF heeft gehandeld in strijd met artikel 34 van de franchiseovereenkomst door ‘in eerste instantie’ niet de versproducten en diepvriesproducten over te nemen.
de schermen op zwart” gingen. Hij betwist niet dat zich na 19 mei 2024 mutaties in de voorraad hebben voorgedaan en ook niet dat het door AHF ingebrachte overzicht per 26 mei 2024 een juist beeld geeft van de waarde van de op die datum in de supermarkt aanwezige voorraad. Die juistheid van dit overzicht per 26 mei 2024 staat daarmee in rechte vast.
6.De beslissing
15 oktober 2025om AHF in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen waarin zij zich nader uitlaat als hiervoor in rechtsoverweging 5.22, rechtsoverweging 5.30 en rechtsoverweging 5.33 aangegeven, al dan niet met overlegging van stukken;