Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
verweerster in reconventie,
1..SSB BOUWBEDRIJF B.V.,
2.[persoon B],
eisers in reconventie,
1.De zaak in het kort
De rechtbank kan nog geen beslissing nemen over de hoogte van die schadevergoeding omdat [persoon A] eerst nog (meer) inzichtelijk moet maken wat de omgang van de schade is. Daarnaast geldt dat [persoon A] het openstaande deel van de aanneemsom nog aan SSB moet betalen en dat dit bedrag in aanmerking komt voor verrekening met het schadebedrag. De vordering van SSB over het meerwerk zal de rechtbank afwijzen maar de vordering betreffende de waarde van het gereedschap mag SSB nader onderbouwen. Dat laatste is niet nodig als SSB het gereedschap alsnog van [persoon A] heeft teruggekregen.
2.De procedure
- de conclusie van antwoord van 6 november 2024 tevens houdende eis in reconventie met producties 1 tot en met 8;
- de mondelinge behandeling van 16 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en de ter gelegenheid daarvan door partijen overgelegde spreekaantekeningen waarvan de niet voorgelezen alinea’s door de griffier zijn doorgestreept;
3.De feiten
5 januari 2024 [1] staat, voor zover hier relevant, opgenomen:
€ 4.028,00 die niet waren geleverd).
(bijlage 2).
(bijlage 3).
4.Het geschil
primairvoor recht verklaart dat SSB toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen [persoon A] en SSB gesloten aannemingsovereenkomst van 6 maart 2023 en SSB veroordeelt tot vergoeding van de daaruit voortvloeiende schade van € 299.158,79;
€ 299.158,79;
vermeerderd met proceskosten en rente.
Na ommekomst van de daarin gegeven termijn van twee weken om met een oplossing te komen, is SSB in verzuim geraakt. Voor dat geval is in die brief ook een omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 BW opgenomen waardoor [persoon A] recht heeft op vervangende schadevergoeding. Het gevorderde schadebedrag bestaat uit:
€ 22.500,00 aan teveel aan SSB betaalde aanneemsom;
Tijdens de zitting is door SSB aangegeven dat bij gelegenheid van de eiswijziging de post materialen t.b.v. herstel van het dak van € 4.872,04 niet is meegenomen in de bovenstaande opsomming en dat dat wel had gemoeten.
€ 100.000,- kosten.
5.De beoordeling
2 januari 2024’, mocht indienen omdat in plaats daarvan hetzelfde stuk als productie 17 was ingediend. Ook is afgesproken dat [persoon A] nog stukken mocht indienen met betrekking tot de per abuis bij wijziging eis niet genoemde schadepost ‘Materialen tbv herstel dak’. Met de akte van 25 april 2025 heeft [persoon A] echter niet de stukken waarvoor toestemming is gegeven ingediend maar andere stukken, zodat de rechtbank die nader ingediende stukken niet bij de beoordeling meeneemt.
Dit tekortschieten kan betrekking hebben op het geheel of gedeeltelijk uitblijven van nakoming, op niet tijdige nakoming en op niet behoorlijke, ook wel gebrekkige nakoming. Uit artikel 6:75 BW volgt dat een tekortkoming SSB niet kan worden toegerekend indien de tekortkoming niet is te wijten aan haar schuld noch, buiten haar schuld, op grond van de wet, een rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor haar rekening komt (overmacht). SSB is op grond van de wet aansprakelijk voor gedragingen van hulppersonen die zij bij de uitvoering van haar verbintenis inschakelt, als waren het haar eigen gedragingen (artikel 6:76 BW). Naast de algemene regels van boek 3 en 6 BW zijn op de tussen [persoon A] en SSB gesloten overeenkomst ook de bepalingen van titel 12 van boek 7 BW over aanneming van werk van toepassing. Daaruit volgt onder meer dat SSB bevoegd is het werk onder haar leiding door anderen te laten uitvoeren maar dat dit niets afdoet aan haar aansprakelijkheid op grond van artikel 6:76 BW (artikel 7:751 BW).
als zodanigniet betwist. [persoon A] heeft bovendien onbetwist aangevoerd dat zij SSB heeft uitgenodigd om bij de opname door GE Vastgoed aanwezig te zijn maar dat SSB daarop niet heeft gereageerd. Dat geen ‘hoor en wederhoor’ heeft plaatsgevonden in het kader van dat onderzoek, zoals SSB ter zitting heeft aangevoerd, heeft SSB dus zelf laten gebeuren. Dit komt voor risico van SSB zodat, ondanks de betwisting van het gebrek aan de rookgasafvoer omdat deze volgens SSB enkel juist vastgemaakt kan worden, de rechtbank oordeelt dat de gestelde tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst vast staat.
23 oktober 2023 veranderd omdat zij vanaf dat moment geen zicht meer had op de werkzaamheden. [persoon C] heeft volgens SSB na 23 oktober 2023 echter nog maanden doorgewerkt. [persoon A] weerspreekt dat pas na 23 oktober 2023 sprake was van gebreken en dat is afgesproken dat [persoon C] – volgens [persoon A] is hij haar ex-man – werkzaamheden zou verrichten. Volgens [persoon A] heeft [persoon C] dat ook niet gedaan anders dan dat hij in mei 2023 tien dagen voor SSB heeft gewerkt en is het daarbij gebleven omdat SSB hem daarvoor niet heeft betaald. Volgens [persoon A] heeft [persoon C] ook na 23 oktober 2023 niet zelfstandig werkzaamheden verricht anders dan dat hij na het staken van de werkzaamheden door SSB de bouwplaats heeft opgeruimd.
Die omzetting geldt op grond van de wet per de datum van verzuim, te weten met ingang van 16 februari 2024.
(€ 22.500,-) gebaseerd op het expertiserapport van GE Vastgoed en voor het overgrote deel op slechts gedeeltelijk met facturen en betalingsbewijzen onderbouwde offertes van in het bijzonder NH Totaalbouw en Maison Bouw en Onderhoud en op overige stukken waaruit volgt dat betalingen zijn gedaan. Zij heeft ter zitting verklaard dat de werkzaamheden aan het pand afgerond zijn, op het aanbrengen van deurdrammers na. Zoals SSR heeft aangevoerd, moet er dan ook vanuit worden gegaan dat [persoon A] , meer dan zij vooralsnog heeft gedaan, inzichtelijk kan maken welke kosten zij heeft gemaakt voor de verrichte herstelwerkzaamheden, het alsnog verrichten van de eerder niet uitgevoerde werkzaamheden en de daarbij gebruikte materialen. De rechtbank zal [persoon A] dan ook in de gelegenheid stellen om bij akte nadere informatie en stukken aan te leveren waarmee zij het hiervoor bedoelde inzicht geeft. SSB zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld daarop bij antwoordakte te reageren.
€ 36.300,03. Laatstgenoemd bedrag komt in aanmerking voor verrekening met het door SSB aan [persoon A] te betalen bedrag aan schadevergoeding en strekt in mindering daarop.
6.De beslissing
29 oktober 2025om
[persoon A]in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen zoals aangegeven in rechtsoverwegingen 5.13 en 5.14 en om
SSBin de gelegenheid te stellen een akte in te dienen zoals aangegeven in rechtsoverweging 5.21.
1 oktober 2025.