ECLI:NL:RBROT:2025:11843

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/681270/HA ZA 24-546
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor tekortkomingen in uitvoering van aannemingsovereenkomst en vorderingen tot schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [persoon A] en SSB Bouwbedrijf B.V. over een aannemingsovereenkomst voor werkzaamheden aan een woon-/winkelpand. [persoon A] stelt dat SSB tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, wat heeft geleid tot schade. [persoon A] vordert vervangende schadevergoeding van € 299.158,79, terwijl SSB zich beroept op overmacht vanwege gezondheidsproblemen van haar uitvoerder, [persoon B]. De rechtbank oordeelt dat SSB toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, ook voor werkzaamheden die door hulppersonen zijn verricht. De rechtbank wijst de vordering van SSB tot betaling van meerwerk en schadevergoeding voor achtergebleven gereedschap af, maar staat SSB toe om de schade voor het gereedschap nader te onderbouwen. De rechtbank stelt dat [persoon A] nog een deel van de aanneemsom aan SSB verschuldigd is, wat in mindering komt op de schadevergoeding. De zaak wordt aangehouden voor verdere stukken en informatie over de schade.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
Zaaknummer: C/10/681270 / HA ZA 24-546
Vonnis van 1 oktober 2025
in de zaak van
[persoon A],
wonende te [woonplaats A] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. A.A.P.M. Theunen,
tegen

1..SSB BOUWBEDRIJF B.V.,

gevestigd te Capelle aan den IJssel,
2.[persoon B],
wonende te [woonplaats B] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat: mr. P. Thole.
Partijen zullen hierna [persoon A] , SSB en [persoon B] en deze laatste twee samen SSB c.s. genoemd worden.

1.De zaak in het kort

1.1.
Het gaat in deze zaak (primair) over de vraag of SSB toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een met [persoon A] gesloten overeenkomst van aanneming van werk en of [persoon A] daarom recht heeft op vervangende schadevergoeding. Volgens [persoon A] is dat het geval. Zij vordert dan ook dat SSB aan haar de kosten vergoedt van herstelwerkzaamheden en de kosten om het werk door anderen te laten afmaken. Het gaat volgens [persoon A] om een bedrag van in totaal € 299.158,79.
Volgens SSB is zij de gemaakte afspraken nagekomen en kan het haar niet toegerekend worden dat zij wegens gezondheidsproblemen van haar uitvoerder, [persoon B] , de werkzaamheden op enig moment heeft moeten stoppen. De vorderingen van [persoon A] moeten volgens SSB c.s. dan ook afgewezen worden. SSB vordert op haar beurt dat [persoon A] aan haar een vergoeding voor meerwerk ter waarde van € 150.000,- betaalt en een bedrag van € 100.000,- voor het op de werkplaats achtergebleven gereedschap.
1.2.
De rechtbank is van oordeel dat SSB is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat dit aan SSB toe te rekenen valt. Dat geldt ook voor zover die werkzaamheden door een derde onder verantwoordelijkheid van SSB – als hulppersoon – zijn verricht, zowel voor als na het moment dat SSB om medische redenen de werkzaamheden heeft gestaakt. De gevorderde verklaring voor recht kan dan ook toegewezen worden en SSB moet vervangende schadevergoeding aan [persoon A] betalen.
De rechtbank kan nog geen beslissing nemen over de hoogte van die schadevergoeding omdat [persoon A] eerst nog (meer) inzichtelijk moet maken wat de omgang van de schade is. Daarnaast geldt dat [persoon A] het openstaande deel van de aanneemsom nog aan SSB moet betalen en dat dit bedrag in aanmerking komt voor verrekening met het schadebedrag. De vordering van SSB over het meerwerk zal de rechtbank afwijzen maar de vordering betreffende de waarde van het gereedschap mag SSB nader onderbouwen. Dat laatste is niet nodig als SSB het gereedschap alsnog van [persoon A] heeft teruggekregen.
1.3.
In dit tussenvonnis legt de rechtbank haar beslissingen verder uit.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het incident van 25 september 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord van 6 november 2024 tevens houdende eis in reconventie met producties 1 tot en met 8;
- de brief van de rechtbank van 21 november 2024 waarin de mondelinge behandeling is bepaald op 16 april 2025;
- de brief van de rechtbank van 18 maart 2025 waarin een zittingsagenda is opgenomen en is verzocht om nader in te dienen stukken;
- het B8-formulier van mr. Thole van 1 april 2025 met producties 9 tot en met 12;
- het B8-formulier van mr. Thole van 2 april 2025 met producties 13 tot en met 16;
- het bericht van mr. Theunen van 4 april 2025 met een nieuwe set producties 1 tot en met 18 bij dagvaarding;
- de (herziene versie van de) conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte vermindering van eis tevens houdende akte overleggen producties van 16 april 2025 met producties 19 tot en met 32;
- de mondelinge behandeling van 16 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en de ter gelegenheid daarvan door partijen overgelegde spreekaantekeningen waarvan de niet voorgelezen alinea’s door de griffier zijn doorgestreept;
- de akte indiening aanvullende stukken van 28 april 2025 naar aanleiding van de mondelinge behandeling met bijlagen van [persoon A] .
2.2.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank bepaald dat vonnis
zal worden gewezen.

3.De feiten

3.1.
[persoon A] en SSB hebben een overeenkomst van aanneming van werk (hierna ‘de overeenkomst’) gesloten betreffende door SSB aan het woon-/winkelpand van [persoon A] te verrichten werkzaamheden. [persoon B] is bestuurder van SSB en is namens SSB opgetreden als uitvoerder van de werkzaamheden.
3.2.
De door SSB te verrichten werkzaamheden zijn vermeld in de door partijen getekende offerte van 6 maart 2023, ondertekend door partijen op 15 maart 2023.
3.3.
[persoon A] en SSB zijn een door [persoon A] te betalen aanneemsom van € 242.000,21 inclusief btw overeengekomen. [persoon A] heeft 85% van de aanneemsom (€ 205.700,17) aan SSB betaald.
3.4.
Op verzoek van [persoon A] heeft GE Vastgoed Bouwkundig keurings buro (hierna ‘GE Vastgoed’) op 15 december 2023 de tot dat moment uitgevoerde werkzaamheden opgenomen. In het expertiserapport van GE Vastgoed (hierna ‘het expertiserapport’) van
5 januari 2024 [1] staat, voor zover hier relevant, opgenomen:
“Aanleiding Expertise:
De Expertise betreft het opnemen van de werkzaamheden die tot op heden zijn uitgevoerd
betreffende het plaatsen van een dakopbouw/kozijnen en een komplete renovatie aan het
pand [adres] te Amersfoort.”
(…)
Doel Expertise:
De Expertise heeft als doel om de huidige staat van de dakopbouw/kozijnen/plafonds e.d.
vast te leggen en de geconstateerde afwijkingen worden hierbij aangegeven. De inspectie
is visueel uitgevoerd. Tijdens de opnamen zijn de uitgevoerde werkzaamheden vastgelegd.
Waar noodzakelijk geacht zijn de uitgevoerde werkzaamheden fotografisch vastgelegd.
Deze foto-opnamen zijn gemaakt met een digitaal toestel. De opname geschiedt in het
algemeen zonder gebruikmaking van verdere hulpmiddelen en/of instrumenten.
Conclusie:
1. Wat is de huidige staat van het werk volgens de offerte?
De huidige staat van het werk volgens de offerte is dat er op dit moment voor ongeveer 3/4
deel gerealiseerd is, na het sloopwerk zijn er kozijnen geplaatst en is nieuwe zolder
verdieping incl. dak aangebracht en zijn er enkele plafonds beplaat met 30 minuten
gipsplaten en is er een staalconstuctie aangebracht en de voorgevel opgemetseld.
Offerte € 242.000,00 incl. btw
Waarde € 181.500,00 incl. btw.
Rest € 60.500,00 incl. btw
2. Is SSB Bouwbedrijf B.V. terzake tekortgeschoten?
Ons inziens is SSB Bouwbedrijf B.V. ernstig tekortgeschoten. SSB Bouwbedrijf B.V. heeft
geen deugdelijk vakmanschap werk geleverd.
Wat nu uitgevoerd is zal hersteld/verbeterd/vervangen moeten worden.
Verder zal er gebouwd moeten gaan worden conform deugelijk vakmanschap.
3. Hoeveel heeft [persoon A] te weinig of te veel betaald conform het geleverde werk?
[persoon A] heeft te veel betaald conform het geleverde werk.
De complete kosten voor de werkzaamheden ivan SSB is begroot op € 242,000,21
De waarde van het tot nu toe geleverde werk incl. materialen wordt geschat op € 181.500,00 incl. btw.
[persoon A] heeft € 204.000,00 incl.btw betaald aan SSB Bouwbedrijf B.V. [persoon A] heeft dus
€ 22.500,00 te veel betaald, dit bedrag is buiten de herstel/vervang kosten.
4. Voldoet het uitgevoerde werk aan de eisen van goed en deugdelijk werk?
Nee niets van het uitgevoerde werk voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk.
De kozijnen zijn verkeerd geplaatst en het dak heeft voor lekkages en veel natte delen
gezorgt de plafondplaten zijn onvoldoende bevestigt.
5. Wat zijn de herstelmethoden?
De herstelmethoden zijn om wat er nu is geplaatst/aangebracht is op een juiste wijze en
deugdeklijk vakmanschap te herstellen/vervangen.
6. Wat zijn de herstelkosten?
De complete herstel kosten voor het dakwerk bedragen € 17.144,99 incl.btw. Incl. (6 dakvensters
€ 4.028,00 die niet waren geleverd).
De complete herstel kosten voor al het gevel/binnenwerk die niet goed/en niet uitgevoerde
zijn bedragen € 115,827,40
De totale herstelkosten bedragen € 132.971,89”.
3.5.
Bij het expertiserapport zit een elementenoverzicht waarin per element – (buiten)kozijnen, dak compleet, plafonds, waterschade en rookgasafvoerkanalen binnen – en geïllustreerd met foto’s is aangegeven welke herstelwerkzaamheden moeten plaatsvinden. Daaruit volgt, onder meer, dat de rookgasafvoerkanalen binnen verkeerdom zijn gemonteerd.
3.6.
Op 2 februari 2024 heeft mr. Theunen namens [persoon A] een ingebrekestellingsbrief aan SSB gestuurd waarbij als bijlage 2 het inspectierapport is meegestuurd. In de brief is, onder meer, geschreven:
“De werkzaamheden zijn ondeugdelijk geschied. Daarover heeft mijn cliënte tijdig bij u
meerdere malen geklaagd met het verzoek de opdracht alsnog na te komen. U heeft daar
gedeeltelijk én wederom op ondeugdelijke wijze gehoor aan gegeven.
Op 8 januari 2024 heeft GE Vastgoed in opdracht van mijn cliënte een expertise rapport
opgesteld op basis van de op 15 december 2023 geconstateerde gebreken. Uzelf was ook
uitgenodigd om deze expertise bij te wonen, echter heeft u ook hier geen gehoor aan gegeven. U treft het rapport bijgaand aan
(bijlage 2).
(…)
Mijn cliënte heeft door uw toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van de
aannemingsovereenkomst schade geleden en lijdt nog steeds schade.
(…)
Mijn cliënte heeft inmiddels offertes opgevraagd om de bouw door derden te realiseren,
teneinde schadebeperkend te handelen. Deze gaan hierbij mee
(bijlage 3).
Mijn cliënt behoudt zich het recht voor om die schade later exact vast te laten te stellen. Nadere specificaties volgen nog. Die zijn mede afhankelijk van de kosten die derden hebben moeten maken om de werkzaamheden alsnog deugdelijk te verrichten. Deze kosten worden momenteel beraamd en komen voor uw rekening komen wegens ondeugdelijk geleverd werk.
Voor zover noodzakelijk heeft deze ingebrekestelling dan ook tevens te gelden als een
omzettingsverklaring in de zin van artikel 6:87 BW. Dat betekent dat herstelkosten door derden bij u in rekening zullen worden gebracht, wanneer u in verzuim bent geraakt door niet binnen twee weken aan te geven hoe u tot een passende oplossing denkt te kunnen komen. (…)”.

4.Het geschil

In conventie
4.1.
[persoon A] vordert, samengevat en na eiswijziging, dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
primairvoor recht verklaart dat SSB toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen [persoon A] en SSB gesloten aannemingsovereenkomst van 6 maart 2023 en SSB veroordeelt tot vergoeding van de daaruit voortvloeiende schade van € 299.158,79;
subsidiairvoor recht verklaart dat [persoon B] jegens [persoon A] een onrechtmatige daad heeft gepleegd en [persoon B] veroordeelt tot vergoeding van de daaruit voortvloeiende schade van
€ 299.158,79;
meer subsidiairSSB en [persoon B] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [persoon A] van een bedrag aan schadevergoeding op te maken bij Staat en te vereffenen op basis van de wet, zodat indien en zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd om aan [persoon A] schadevergoeding te voldoen;
vermeerderd met proceskosten en rente.
Ten aanzien van de primaire vordering
4.2.
[persoon A] legt aan haar primaire vordering, zakelijk samengevat, het volgende ten grondslag. De door SSB uitgevoerde werkzaamheden zijn ondeugdelijk uitgevoerd en een deel van de overeengekomen werkzaamheden is door SSB niet verricht. Ondanks dat [persoon A] dit bij herhaling aan SSB kenbaar heeft gemaakt, zijn de gebreken niet door SSB verholpen. Nadat SSB de werkzaamheden heeft neergelegd heeft zij, ondanks dat [persoon A] daarop heeft aangedrongen, de werkzaamheden niet hervat en er ook niet voor gezorgd dat iemand anders de werkzaamheden zou afmaken. [persoon A] heeft daarom zelf door anderen het werk moeten laten herstellen en afmaken. [persoon A] houdt SSB aansprakelijk voor deze kosten. Dat heeft zij ook laten weten met de ingebrekestellingsbrief van 2 februari 2024.
Na ommekomst van de daarin gegeven termijn van twee weken om met een oplossing te komen, is SSB in verzuim geraakt. Voor dat geval is in die brief ook een omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 BW opgenomen waardoor [persoon A] recht heeft op vervangende schadevergoeding. Het gevorderde schadebedrag bestaat uit:
€ 22.500,00 aan teveel aan SSB betaalde aanneemsom;
€ 105.098,86 aan herstelwerkzaamheden;
€ 6.839,43 aan bouwmaterialen;
€ 12.540,00 aan herstelkosten dak;
€ 87.180,50 aan kosten resterende werkzaamheden;
€ 65.000,- wegens aansprakelijkstelling door de huurder.
Tijdens de zitting is door SSB aangegeven dat bij gelegenheid van de eiswijziging de post materialen t.b.v. herstel van het dak van € 4.872,04 niet is meegenomen in de bovenstaande opsomming en dat dat wel had gemoeten.
4.3.
SSB c.s. concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [persoon A] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [persoon A] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [persoon A] in de kosten van deze procedure. SSB betwist te zijn tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst tot 23 oktober 2023. Zij betwist de (omvang van de) door [persoon A] gesteld geleden schade en beroept zich op verrekening van een te betalen schadevergoedingsbedrag met het nog niet door [persoon A] betaalde deel van de aanneemsom.
4.4.
SSB beroept zich op overmacht en stelt dat zij daarom niet schadeplichtig is. Zij voert daartoe aan dat doordat [persoon B] op 23 oktober 2023 een herseninfarct heeft gehad, SSB noodgedwongen de werkzaamheden heeft moeten stoppen. Dat zij vanaf die datum de resterende werkzaamheden niet heeft kunnen verrichten en geen gehoor heeft gegeven aan sommaties van [persoon A] kan haar daarom niet toegerekend worden, aldus SSB.
4.5.
[persoon A] betwist dat [persoon B] op 23 oktober 2023 een herseninfarct heeft gehad, althans dat dit heeft gemaakt dat SSB genoodzaakt was haar werkzaamheden stop te zetten.
Ten aanzien van de subsidiaire vordering
4.6.
[persoon A] legt aan haar subsidiaire vordering ten grondslag dat [persoon B] grove fouten heeft begaan als niet-gecertificeerd aannemer en dat hij zijn zorgplicht jegens [persoon A] heeft geschonden doordat hij geen vragen heeft beantwoord van de CAR-verzekeraar waardoor de verzekeringsdekking van de door [persoon A] geleden schade mogelijk vervalt.
4.7.
[persoon B] betwist dat hij in privé en ook als bestuurder van SSB aansprakelijk is voor de door [persoon A] gestelde schade.
Ten aanzien van de meer subsidiaire vordering
4.8.
[persoon A] heeft haar meer subsidiaire vordering niet anders onderbouwd dan zij heeft gedaan ten aanzien van haar primaire en subsidiaire vordering.
In reconventie
4.9.
SSB (niet tevens [persoon B] ) vordert in reconventie dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [persoon A] veroordeelt tot betaling van € 150.000,- ter zake van door SSB verricht meerwerk en een bedrag van € 100.000,- wegens niet door [persoon A] geretourneerde gereedschappen van SSB, vermeerderd met proceskosten en rente.
4.10.
SSB legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. SSB is mondeling met [persoon A] overeengekomen dat zij meerwerk zal verrichten. Het gaat daarbij om werkzaamheden zoals opgesomd onder punt 27. van de conclusie van antwoord in conventie. Volgens SSB is daarmee een bedrag van € 150.000,- aan (redelijk) loon gemoeid, ook voor het geval dat de prijs van het meerwerk op voorhand niet met [persoon A] is gedeeld. De gereedschappen van SSB zijn, toen [persoon B] met ingang van 23 oktober 2023 uitviel als gevolg van een herseninfarct, achtergebleven op het (bouw)project en ondanks verzoeken daartoe niet aan SSB geretourneerd. De schade als gevolg van dit onrechtmatig handelen bedraagt (ongeveer) € 100.000,-, aldus SSB.
4.11.
[persoon A] betwist dat is overeengekomen dat SSB meerwerk zal verrichten en dus dat zij het gevorderde loon verschuldigd is. [persoon A] betwist aanvankelijk dat de gereedschappen die in haar pand liggen van SSB (of van [persoon B] in persoon) zijn maar heeft ter zitting erkend dat deze van SSB zijn. Zij betwist dat deze gereedschappen
€ 100.000,- kosten.
4.12.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Na de mondelinge behandeling ingediende stukken
5.1.
Op de mondelinge behandeling is afgesproken dat [persoon A] alsnog de juiste productie 16, volgens het productieoverzicht bij dagvaarding ‘factuur NH Totaalbouw d.d.
2 januari 2024’, mocht indienen omdat in plaats daarvan hetzelfde stuk als productie 17 was ingediend. Ook is afgesproken dat [persoon A] nog stukken mocht indienen met betrekking tot de per abuis bij wijziging eis niet genoemde schadepost ‘Materialen tbv herstel dak’. Met de akte van 25 april 2025 heeft [persoon A] echter niet de stukken waarvoor toestemming is gegeven ingediend maar andere stukken, zodat de rechtbank die nader ingediende stukken niet bij de beoordeling meeneemt.
In conventie
5.2.
De rechtbank zal allereerst oordelen over de primaire vordering van [persoon A] die enkel is gericht tegen SSB. Als deze primaire vordering wordt toegewezen, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de subsidiaire en meer subsidiaire vordering.
Verklaring voor recht: toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming
5.3.
[persoon A] vordert vast te stellen dat SSB toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst zoals bedoeld in artikel 6:74 BW.
Dit tekortschieten kan betrekking hebben op het geheel of gedeeltelijk uitblijven van nakoming, op niet tijdige nakoming en op niet behoorlijke, ook wel gebrekkige nakoming. Uit artikel 6:75 BW volgt dat een tekortkoming SSB niet kan worden toegerekend indien de tekortkoming niet is te wijten aan haar schuld noch, buiten haar schuld, op grond van de wet, een rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor haar rekening komt (overmacht). SSB is op grond van de wet aansprakelijk voor gedragingen van hulppersonen die zij bij de uitvoering van haar verbintenis inschakelt, als waren het haar eigen gedragingen (artikel 6:76 BW). Naast de algemene regels van boek 3 en 6 BW zijn op de tussen [persoon A] en SSB gesloten overeenkomst ook de bepalingen van titel 12 van boek 7 BW over aanneming van werk van toepassing. Daaruit volgt onder meer dat SSB bevoegd is het werk onder haar leiding door anderen te laten uitvoeren maar dat dit niets afdoet aan haar aansprakelijkheid op grond van artikel 6:76 BW (artikel 7:751 BW).
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een tekortschieten van SSB in de nakoming van de overeenkomst en dat dit aan SSB toe te rekenen valt. De rechtbank licht dit hierna toe.
Tekortkoming
5.5.
Met uitzondering van het verkeerdom monteren van de rookgasafvoer, wat volgens SSB niet mogelijk is omdat het om standaardproducten gaat die enkel juist gemonteerd kunnen worden, heeft SSB tegen de door [persoon A] gestelde gebreken in de uitgevoerde werkzaamheden niets anders aangevoerd dan dat deze gebreken niet door haar zijn veroorzaakt en dat er tot 23 oktober 2023 geen problemen waren (zie verder onder 5.6 e.v.). Tegen het niet verrichten van de overige werkzaamheden heeft SSB niets anders aangevoerd dat dit haar niet kan worden toegerekend omdat dit het gevolg is van het herseninfarct van [persoon B] . De rechtbank begrijpt hieruit dat SSB de door GE Vastgoed geconstateerde en in het expertiserapport opgenomen tekortkomingen – met uitzondering van de gestelde gebreken aan de rookgasafvoer –
als zodanigniet betwist. [persoon A] heeft bovendien onbetwist aangevoerd dat zij SSB heeft uitgenodigd om bij de opname door GE Vastgoed aanwezig te zijn maar dat SSB daarop niet heeft gereageerd. Dat geen ‘hoor en wederhoor’ heeft plaatsgevonden in het kader van dat onderzoek, zoals SSB ter zitting heeft aangevoerd, heeft SSB dus zelf laten gebeuren. Dit komt voor risico van SSB zodat, ondanks de betwisting van het gebrek aan de rookgasafvoer omdat deze volgens SSB enkel juist vastgemaakt kan worden, de rechtbank oordeelt dat de gestelde tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst vast staat.
Hulppersoon5.6. Volgens SSB zijn de door [persoon A] genoemde gebreken niet door haar veroorzaakt en pas ontstaan nadat SSB haar werkzaamheden had gestaakt vanwege het herseninfarct van [persoon B] . SSB voert daarover aan dat onderdeel van de met [persoon A] gemaakte afspraken is dat niet alleen SSB maar ook de partner van [persoon A] , de heer [persoon C] (hierna ‘ [persoon C] ’), met zijn eigen werknemers, werkzaamheden zou verrichten om de aanneemkosten te drukken. Volgens SSB heeft [persoon C] tot 23 oktober 2023 werkzaamheden verricht onder verantwoordelijkheid van SSB maar is dat afsprakenkader met ingang van
23 oktober 2023 veranderd omdat zij vanaf dat moment geen zicht meer had op de werkzaamheden. [persoon C] heeft volgens SSB na 23 oktober 2023 echter nog maanden doorgewerkt. [persoon A] weerspreekt dat pas na 23 oktober 2023 sprake was van gebreken en dat is afgesproken dat [persoon C] – volgens [persoon A] is hij haar ex-man – werkzaamheden zou verrichten. Volgens [persoon A] heeft [persoon C] dat ook niet gedaan anders dan dat hij in mei 2023 tien dagen voor SSB heeft gewerkt en is het daarbij gebleven omdat SSB hem daarvoor niet heeft betaald. Volgens [persoon A] heeft [persoon C] ook na 23 oktober 2023 niet zelfstandig werkzaamheden verricht anders dan dat hij na het staken van de werkzaamheden door SSB de bouwplaats heeft opgeruimd.
5.7.
De rechtbank overweegt dat in het midden kan blijven of [persoon C] na 23 oktober 2023 (gebrekkige) werkzaamheden heeft verricht. Immers, als [persoon C] al voor 23 oktober 2023 onder verantwoordelijkheid van SSB werkzaamheden heeft verricht, zoals SSB aanvoert, en hij die werkzaamheden vanaf 23 oktober 2023 heeft voortgezet, zoals SSB eveneens aanvoert, dan is [persoon C] aan te merken als hulppersoon van SSB. Dat maakt (artikel 6:76 BW) dat SSB niet alleen over de periode vóór 23 oktober 2023 maar onverminderd ook over de periode daarna verantwoordelijk is voor gedragingen van [persoon C] . Dat geldt ook als SSB vanaf 23 oktober 2023 geen zicht meer had op deze gedragingen en ook als deze gedragingen hebben geleid tot de geconstateerde gebreken.
Geen beroep op overmacht
5.8.
Als [persoon B] op 23 oktober 2023 een herseninfarct had, hetgeen SSB stelt maar door [persoon A] in twijfel wordt getrokken, doet dat aan het voorgaande niets af. Een dergelijke gebeurtenis, ook al heeft SSB (of [persoon B] ) daaraan geen schuld, komt op grond van de in het verkeer geldende opvattingen namelijk voor haar risico. Als SSB na 23 oktober 2023 de verantwoordelijkheid voor de werkzaamheden niet meer heeft willen dragen dan had zij daarvoor maatregelen moeten treffen. Zo had zij met [persoon A] in overleg kunnen treden over het ontbinden van de overeenkomst. Dat heeft zij echter niet gedaan.
5.9.
Uit het voorgaande volgt dat SSB toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. De door [persoon A] gevorderde verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar.
Vervangende schadevergoeding
5.10.
Op grond van artikel 6:74 BW is SSB verplicht om de schade die [persoon A] lijdt als gevolg van de tekortkoming in de nakoming te vergoeden mits SSB in verzuim is. Artikel 6:87 BW bepaalt dat voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, de verbintenis wordt omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding wanneer de schuldenaar in verzuim is en de schuldeiser hem schriftelijk mededeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert.
5.11.
SSB betwist niet dat zij de ingebrekestellingsbrief van 2 februari 2024 heeft ontvangen (3:37 lid 3 BW) noch dat die ingebrekestelling gepaard ging met een omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 BW voor het geval SSB niet binnen de door [persoon A] gestelde termijn van twee weken met een oplossing zou komen. SSB betwist ook niet dat die termijn ongebruikt is verstreken. SSB is dus in verzuim geraakt en de aannemingsovereenkomst is omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding.
Die omzetting geldt op grond van de wet per de datum van verzuim, te weten met ingang van 16 februari 2024.
5.12.
De vervolgens te beantwoorden vraag is wat de omvang van door SSB aan [persoon A] te betalen schadevergoeding is. De omvang van de vervangende schadevergoeding wordt bepaald aan de hand van de bepalingen van afdeling 10 van titel 1 van boek 6 BW. Aangezien de vervangende schadevergoeding in de plaats van de prestatie treedt, gaat het in beginsel om vergoeding van de waarde van de prestatie. Die waarde wordt in het algemeen bepaald aan de hand van een objectieve waarderingsmethode, waarbij wordt uitgegaan van de vervangingswaarde in het economisch verkeer.
5.13.
[persoon A] heeft haar vordering, na eiswijziging, voor een relatief klein deel
(€ 22.500,-) gebaseerd op het expertiserapport van GE Vastgoed en voor het overgrote deel op slechts gedeeltelijk met facturen en betalingsbewijzen onderbouwde offertes van in het bijzonder NH Totaalbouw en Maison Bouw en Onderhoud en op overige stukken waaruit volgt dat betalingen zijn gedaan. Zij heeft ter zitting verklaard dat de werkzaamheden aan het pand afgerond zijn, op het aanbrengen van deurdrammers na. Zoals SSR heeft aangevoerd, moet er dan ook vanuit worden gegaan dat [persoon A] , meer dan zij vooralsnog heeft gedaan, inzichtelijk kan maken welke kosten zij heeft gemaakt voor de verrichte herstelwerkzaamheden, het alsnog verrichten van de eerder niet uitgevoerde werkzaamheden en de daarbij gebruikte materialen. De rechtbank zal [persoon A] dan ook in de gelegenheid stellen om bij akte nadere informatie en stukken aan te leveren waarmee zij het hiervoor bedoelde inzicht geeft. SSB zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld daarop bij antwoordakte te reageren.
5.14.
[persoon A] dient bij diezelfde akte dus ook duidelijkheid te verschaffen over de door SSB niet verrichte werkzaamheden en wel om de volgende reden. In het expertiserapport van GE Vastgoed valt te lezen dat ten tijde van de opname van de werkzaamheden de volgens de offerte te verrichten werkzaamheden voor ongeveer ¾ deel waren gerealiseerd. Uit het rapport wordt echter niet duidelijk welke van de volgens de offerte te verrichten werkzaamheden (het andere ¼ deel) nog niet door SSB waren verricht. Nu [persoon A] ook schadevergoeding vordert voor de kosten van die door derden alsnog verrichte werkzaamheden moet het duidelijk zijn om welke werkzaamheden het daarbij gaat.
5.15.
In verband met de uiteindelijk vast te stellen door SSB aan [persoon A] te betalen schadevergoeding merkt de rechtbank alvast het volgende op.
5.16.
Met de omzetting op grond van 6:87 BW is enkel de verbintenis van SSB uit hoofde van de aannemingsovereenkomst omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. Terecht voert SSB aan dat [persoon A] haar eigen verbintenis uit hoofde van de aannemingsovereenkomst (betaling van de aanneemsom) verschuldigd blijft. De strekking van het schadevergoedingsrecht is dat [persoon A] zoveel mogelijk in de situatie wordt gebracht waarin zij zou hebben verkeerd als de schadeveroorzakende tekortkomingen zich niet zouden hebben voorgedaan. In het geval dat zij de kosten van de herstelwerkzaamheden en van het alsnog verrichten van de niet uitgevoerde werkzaamheden op SSB mag verhalen maar zij niet de volledige aanneemsom aan SSB hoeft te betalen, krijgt zij meer dan waar zij recht op heeft. Bij de vaststelling van de door SSB te betalen schadevergoeding hoort dus niet het volgens het expertiserapport teveel betaalde bedrag van € 22.500,- opgeteld te worden zodat dat deel van de vordering afgewezen zal worden. [persoon A] blijft bovendien het nog openstaande deel van de aanneemsom aan SSB verschuldigd. Tussen partijen is niet in geschil dat [persoon A] 85% van de aanneemsom heeft voldaan zodat een bedrag gelijk aan 15% van de aanneemsom nog door [persoon A] aan SSB betaald moet worden. Het gaat dan om een bedrag van (15% van € 242.000,21 =)
€ 36.300,03. Laatstgenoemd bedrag komt in aanmerking voor verrekening met het door SSB aan [persoon A] te betalen bedrag aan schadevergoeding en strekt in mindering daarop.
5.17.
Voor zover de gevorderde schadevergoeding ziet op een aansprakelijkstelling van [persoon A] door een huurder heeft [persoon A] die vordering onvoldoende onderbouwd. [persoon A] brengt een e-mailbericht in van 16 november 2023 waarin [persoon D] haar aansprakelijk stelt voor het niet nakomen van een op 5 juli 2023 met [persoon A] gesloten huurovereenkomst voor het winkelpand aan de [adres] in Amersfoort en de als gevolg daarvan geleden schade schat op € 65.000,-. Na betwisting van deze schadepost door SSB heeft [persoon A] wel een afschrift van een huurovereenkomst met Cherradi van voornoemde datum ingebracht maar nagelaten om een betalingsbewijs in te brengen van voornoemd bedrag hoewel SSB ook dat aan de orde heeft gesteld. Nu [persoon A] ook geen stukken inbrengt waaruit volgt dat zij rechtens tot betaling van het bedrag van € 65.000,- is gehouden, heeft [persoon A] , tegenover de betwisting door SSB, dit onderdeel van haar vordering onvoldoende onderbouwd. Aldus kan de rechtbank dit onderdeel van de door [persoon A] gesteld geleden schade niet vaststellen. De rechtbank komt ook niet aan bewijslevering toe en dat betekent dat deze (deel)vordering van [persoon A] zal worden afgewezen.
In reconventie
Geen vergoeding meerwerk
5.18.
Op grond van artikel 7:755 BW geldt dat als [persoon A] meerwerk wil laten verrichten, SSB slechts een verhoging van de aanneemsom kan vorderen als zij [persoon A] tijdig heeft gewezen op de noodzaak van die verhoging, tenzij [persoon A] die noodzaak zelf had moeten begrijpen. De ratio van de waarschuwing vooraf is dat [persoon A] in de gelegenheid wordt gesteld om te beslissen of zij het meerwerk ondanks de hogere prijs door SSB wil laten uitvoeren.
5.19.
[persoon A] betwist dat zij heeft opgedragen om meerwerk te verrichten. Zij voert bovendien aan dat SSB nooit heeft gewaarschuwd voor een prijsstijging zoals bedoeld in artikel 7:752 BW.
5.20.
Aangezien SSB zich op de rechtsgevolgen van een dergelijke overeenkomst beroept, te weten de betaling door [persoon A] van de daarvoor verschuldigde prijs, rust op SSB de stel- en zo nodig bewijsplicht dat sprake is van meerwerk en dat [persoon A] het meerwerk heeft opgedragen. Daarnaast moet SSB stellen en zo nodig bewijzen dat zij [persoon A] tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een uit het meerwerk voortvloeiende prijsverhoging, dan wel dat [persoon A] die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. Aan die stelplicht heeft SSB niet voldaan. Hetgeen SSB aanvoert over een door [persoon A] te betalen redelijk loon, als de prijs voor het meerwerk niet met [persoon A] is gedeeld, is bovendien niet op de wet gebaseerd. De rechtbank wijst deze vordering dan ook af.
Gereedschappen
5.21.
Ter zitting heeft [persoon A] erkend dat de gereedschappen eigendom van SSB zijn, zodat dit vast staat. Partijen hebben ter zitting bovendien afgesproken dat [persoon A] de gereedschappen aan SSB zal afgeven en dat partijen de rechtbank zullen informeren zodra dit heeft plaatsgevonden, zodat de rechtbank dit in het vonnis kan opnemen. Desondanks heeft de rechtbank tot op heden niet van partijen vernomen dat [persoon A] dit heeft gedaan. Voor het geval dit nog niet heeft plaatsgevonden stelt de rechtbank SSB in de gelegenheid om bij akte de door haar gestelde en door [persoon A] betwiste schade wegens het niet afgeven van de gereedschappen door [persoon A] nader te onderbouwen, zoals ter zitting nadrukkelijk door SSB is aangeboden. [persoon A] zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld daarop bij antwoordakte te reageren.
5.22.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verwijst de zaak naar de rol van
29 oktober 2025om
[persoon A]in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen zoals aangegeven in rechtsoverwegingen 5.13 en 5.14 en om
SSBin de gelegenheid te stellen een akte in te dienen zoals aangegeven in rechtsoverweging 5.21.
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Hulshof en in het openbaar uitgesproken op
1 oktober 2025.
3856/2537

Voetnoten

1.Onderaan de pagina’s van het rapport staat als datum vermeld 05-01-2024 zodat de rechtbank deze datum aanhoudt in plaats van de in de processtukken vermelde datum van 8 januari 2024.