Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1.[eiser 1],
2.
[eiser 2],
1.De procedure
- de pleitnota van [eisers];
- de pleitnota van [gedaagde].
2.De feiten
3.Het geschil
€ 250,- per dag(deel) dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die op 10 oktober 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, [gedaagde], met als doel ontruiming van een woning die aan gedaagde is gelegateerd door de overleden vader van eisers. De eisers hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard en stellen dat er onvoldoende liquiditeit is om de schulden van de nalatenschap te voldoen, waardoor de woning moet worden verkocht. Gedaagde heeft echter het recht van gebruik en bewoning van de woning en betwist de noodzaak van ontruiming. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot ontruiming niet toewijsbaar is, omdat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de hypotheekverstrekker de verkoop van de woning op korte termijn vereist. Bovendien is er onvoldoende bewijs dat de schulden van de nalatenschap onmiddellijk opeisbaar zijn. De rechter heeft ook overwogen dat de belangen van gedaagde zwaarder wegen, aangezien ontruiming in strijd zou zijn met de laatste wens van de erflater. De vordering tot terugbetaling van een geldbedrag aan de nalatenschap is eveneens afgewezen, omdat de eisers hun spoedeisend belang niet voldoende hebben onderbouwd. Uiteindelijk zijn eisers in de proceskosten veroordeeld.