Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
in maatschapsverband onroerende zaken verwerven, beheren en vervreemden”. Dat uit de leveringsakten uit 2015 en 2025 tekstueel iets anders zou blijken, maakt dit - nog afgezien van het feit dat [gedaagde 1] de akte uit 2015 ter onderbouwing van haar standpunt niet heeft overgelegd - niet anders. Juridisch gezien heeft de (ontbonden) gemeenschap nu eenmaal een afgescheiden vermogen waardoor [gedaagde 1] geen beslag kon leggen op de onverdeelde helft van [gedaagde 2] in de tot dat vermogen behorende onroerende goederen. Ook uit de overgelegde uittreksels uit het kadaster blijkt dat [maatschap] bij de eigendomsinformatie van de onroerende goederen is geregistreerd als betrokken samenwerkingsverband. [1] Dat het afgescheiden vermogen volgens [gedaagde 1] inmiddels al verdeeld is, is evenmin aannemelijk. Immers, een ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldleging dat aan [gedaagde 2] is verleend volgens de notariële akte van 24 juni 2025, betekent nog niet dat het vermogen is verdeeld. De onroerende goederen zijn nog niet notarieel aan [eiser] geleverd en daarmee is het vermogen nog niet volledig juridisch verdeeld.