Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening);
- mevrouw [persoon B] , werkzaam bij het Wijkteam (hierna: begeleiding).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoeker op 20 augustus 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b, eerste lid, van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 16 september 2025 bepaald. Tijdens deze zitting is gebleken dat verzoeker onder beschermingsbewind is gesteld, wat de betaling van toekomstige huurtermijnen waarborgt. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker zijn huurtermijnen tot en met september 2025 grotendeels heeft voldaan, met uitzondering van een klein bedrag van € 0,16. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien er een vonnis tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker was uitgesproken. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven en een minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, zwaarder laten wegen dan die van de schuldeiser, die het vonnis tot ontruiming ten uitvoer wil leggen. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits de lopende huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.