ECLI:NL:RBROT:2025:11971

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
FT RK 25-1114
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp) en vaststelling van de ingangsdatum

Op 9 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van de heer [verzoeker], die zich in een problematische schuldensituatie bevindt. De heer [verzoeker] heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp) en om de ingangsdatum van deze regeling vast te stellen op 1 juli 2024. De rechtbank heeft het verzoek tot toelating tot de Wsnp toegewezen, omdat de heer [verzoeker] voldoet aan de eisen van de Faillissementswet. De rechtbank heeft vastgesteld dat hij te goeder trouw was bij het ontstaan van zijn schulden en dat er een verwachting is dat hij aan de verplichtingen van de Wsnp zal voldoen. De rechtbank heeft ook de ingangsdatum van de Wsnp vastgesteld op 1 juli 2024, omdat de heer [verzoeker] aan zijn afdrachtverplichting heeft voldaan door een bedrag van € 1.121,- voor zijn schuldeisers te sparen, ondanks dat hij geen afloscapaciteit had. De rechtbank benoemt tevens een bewindvoerder en een rechter-commissaris om toezicht te houden op de uitvoering van de Wsnp. De looptijd van de regeling is vastgesteld op achttien maanden, met een einddatum op 1 januari 2026. De rechtbank heeft de verplichtingen van de heer [verzoeker] tijdens de looptijd van de Wsnp uiteengezet, waaronder de informatieverplichting en de inspanningsverplichting. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
[insolventienummer]
vonnis van:
9 oktober 2025
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres] ,
[postcode] [plaats] .
Waar deze zaak over gaat
De heer [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer de heer [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp). Dit verzoek wordt toegewezen. Daarnaast verzoekt de heer [verzoeker] om de ingangsdatum van de Wsnp vast te stellen op
1 juli 2024. Dit verzoek wordt toegewezen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
De heer [verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de Wsnp en om een eerdere ingangsdatum te bepalen.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 2 oktober 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- de heer [verzoeker] , verzoeker,
- de heer mr. P.A. Loeff, schuldhulpverlener,
- mevrouw R. Amsterdam, beschermingsbewindvoerder.

2.De beoordeling

De toelating
2.1.
De heer [verzoeker] kan worden toegelaten tot de Wsnp als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat de heer [verzoeker] aan de verplichtingen van de Wsnp zal voldoen.
2.2.
De heer [verzoeker] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de Wsnp.
Bevoegdheid
2.3.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van de heer [verzoeker] in Nederland ligt.
De ingangsdatum
2.4.
De Faillissementswet (hierna: Fw) bepaalt dat de looptijd in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de looptijd eerder te laten ingaan.
2.5.
Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Die inspanningsplicht houdt in beginsel in dat er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt moet worden of er moet aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.6.
De rechtbank stelt vast dat de heer [verzoeker] gedurende het voorafgaande schuldhulpverleningstraject op basis van zijn inkomen geen afloscapaciteit heeft gehad. De heer [verzoeker] heeft – ondanks dat hij geen afloscapaciteit heeft gehad – een bedrag van € 1.121,- voor zijn schuldeisers gespaard. Hiermee heeft de heer [verzoeker] voldaan aan zijn afdrachtverplichting. Daarnaast is in de periode van het schuldhulpverleningstraject ook aan de inspanningsverplichting voldaan. De heer [verzoeker] is door de gemeente Rotterdam ontheven van de sollicitatieverplichting vanaf 19 juni 2024 tot en met 18 juni 2025. Vanaf 18 juni 2025 is de heer [verzoeker] in afwachting van een belastbaarheidsonderzoek. Er is een e-mailbericht van de werkcoach overgelegd van 2 oktober 2025, waarin wordt aangegeven dat de heer [verzoeker] – in de periode tussen 18 juni 2025 en het belastbaarheidsonderzoek – is ontheven van zijn sollicitatieverplichting. De heer [verzoeker] heeft hiermee ook aan zijn inspanningsverplichting voldaan.
2.7.
De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald. De rechtbank stelt de ingangsdatum vast op 1 juli 2024, zijnde de dag waarop het schulhulpverleningstraject is gestart.

3.De (controle van) verplichtingen in de Wsnp

3.1.
De verplichtingen waaraan de heer [verzoeker] tijdens de looptijd (ex artikel 349a Fw) van de Wsnp moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te maken, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting (van inkomen boven het vtlb en van goederen die in de boedel vallen).
3.2.
Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert in de eerste plaats of de heer [verzoeker] de verplichtingen van de Wsnp nakomt.
3.3.
De bewindvoerder bekijkt ook of de verplichtingen uit het minnelijk traject zijn nagekomen. Voor zover het gaat om de verplichting tot afdracht van inkomen boven het vtlb en de inspanningsverplichting, die bij de toelatingszitting al zijn beoordeeld, verzoekt de rechtbank de bewindvoerder om uiterlijk bij het eindverslag ook verslag uit te brengen over de vraag of van materiële onjuistheden is gebleken (vergelijk r.o. 3.6.4 van het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1913). Dit kan eventueel aanleiding geven tot verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling.
3.4.
De bewindvoerder zal bij het eindverslag ook een advies uitbrengen over de vraag in hoeverre aan de andere verplichtingen in het minnelijk traject is voldaan. Het gaat hier bijvoorbeeld om de informatieverplichting, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de verplichting geen nieuwe schulden te maken. De rechtbank kan nu niet beoordelen of binnen het minnelijk traject aan die verplichtingen is voldaan. Deze vraag zal later worden beoordeeld aan de hand van het verslag van de bewindvoerder (artikel 351a Fw) en hetgeen tijdens de eindzitting blijkt (artikel 352 Fw). Op dat moment zal ook worden beoordeeld of na de toelating aan alle verplichtingen van de Wsnp is voldaan.
3.5.
De taak van de bewindvoerder is in de tweede plaats om de zogenaamde boedel van de schuldenaar te beheren en te vereffenen (artikel 316 Fw). De boedel omvat alle bezittingen die de heer [verzoeker] nu heeft en wat hij tijdens de toepassing van de regeling verkrijgt (artikel 295 Fw). De heer [verzoeker] heeft de verplichting om tot de boedel behorende bezittingen aan de bewindvoerder af te staan (artikel 296 Fw). De bewindvoerder zal de opbrengsten hiervan verdelen onder de schuldeisers.
3.6.
Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
3.7.
De eerste dertien maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan de heer [verzoeker] .
3.8.
De looptijd van de regeling van de heer [verzoeker] is veel eerder ingegaan dan de datum van dit vonnis. De bewindvoerder kan nu pas starten met zijn taken, terwijl de looptijd van de regeling (vooralsnog) verstrijkt op 1 januari 2026. De boedel wordt per die datum gefixeerd. Van belang is dat de heer [verzoeker] ook na die datum verplicht blijft om mee te werken aan de afwikkeling. Hij is ook verplicht om daarvoor informatie aan de bewindvoerder aan te leveren. Tot de boedel behorende goederen moeten nog worden afgedragen. Na de materiële looptijd geldt er geen inspanningsverplichting (artikel 288 Fw) en ook geen verplichting om inkomsten boven het vtlb af te dragen (artikel 295 Fw).
3.9.
Als de heer [verzoeker] zich tijdens het Wsnp-traject houdt aan alle verplichtingen van de Wsnp eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de Wsnp werkt niet meer op de heer [verzoeker] kunnen verhalen. De “schone lei” geldt vanaf het moment dat de bewindvoerder klaar is met zijn afwikkelingstaak. Dat is als de slotuitdelingslijst verbindend is geworden (het formele einde).

4.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] -1970 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [plaats] ;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. J.T.P. Pot
en tot bewindvoerder R.I. de Jong,
gevestigd te Postbus 59,
3360 AB Sliedrecht;
  • stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 1 juli 2024 en de duur op achttien maanden, en bepaalt de einddatum van de looptijd daarmee op
  • bepaalt dat er na de einddatum van de looptijd een medewerkingsplicht en een informatieplicht geldt tot het verbindend worden van de slotuitdelingslijst;
- stelt de datum van de verificatievergadering vast op 25 november 2025;
- draagt de bewindvoerder op de post van de heer [verzoeker] in te zien;
- draagt de bewindvoerder op om – in afwijking van artikel 351a Fw – uiterlijk binnen vijf maanden na de datum van dit vonnis eindverslag uit te brengen;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Dit kan alleen voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. J.T.P. Pot, rechter, in samenwerking met S.R.L.T. Peek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2025. [1]